8

“Je was er sneller bij dan wij,” zei Vosmeer. “Ik heb een scanner in mijn auto,” zei Tanja. “Toen ik het hoorde was ik hier vlakbij.” Vosmeer knikte. “Wil je me helpen?”

“Waarmee?”

“Er is nu even geen politiefotograaf beschikbaar.” Tanja schoot in een nerveuze lach. Ze keek hem vragend aan en liet de stilte tussen hen even voortduren. Hij wees op haar camera. “Heb je een extra rolletje bij je?”

“Ik werk alleen digitaal. Dit zijn moderne tijden, inspecteur. Ik heb wel een extra geheugenkaart bij me, als u dat bedoelt.” Vosmeer krabbelde achter zijn oor.

“Zou je op mijn aanwijzingen een stuk of twintig foto’s kunnen maken?”

Tanja dacht even na. Ik heb al foto’s, meneer Vosmeer, dacht ze gespannen. Maar het is slimmer daar nu even niets van te zeggen…“Hier?” vroeg ze, terwijl ze probeerde zo zakelijk mogelijk te klinken. “Ik heb alleen deze pocketcamera bij me. Als u echt kwalitatief hoogwaardig werk wilt dan kan ik beter even naar huis rijden om mijn Leica te halen. Kost een minuut of tien, twaalf.”

“Als je dat zou willen doen? Je kunt de kosten declareren, natuurlijk. Ik wil die geheugenkaart meenemen. Dat kan toch?”

Tanja knikte.

“Geen probleem. Dat had ik nooit gedacht – dat ik ooit nog eens voor de politie zou werken,” zei ze. “Ik ben zo terug.”