12

Leendert Vosmeer en Barend Kolfschoten liepen juist langs de lift toen het belletje ging. De deur schoof open en Tanja stapte naar buiten, een aluminium fotokoffer in de hand. Ze is linkshandig, zag Leendert Vosmeer – net als Julia. Rinus Engels bleef stuurs kijken toen hij op een knikje van Vosmeer de koffer van haar overnam en het lint bij de voordeur van Deemoeds appartement opzij schoof. Hij had het duidelijk niet op haar begrepen. Barend wilde Tanja en zijn mentor niet in de weg lopen en leunde over de balustrade. Hij zag hoe beneden de mensen van de forensische dienst hun spullen uit de auto’s haalden en keek bewonderend naar het volle blonde haar van hun chef, Miranda van Bohemen, die aanwijzingen gaf. Hij zwaaide even naar haar, zodat ze wist waar ze heen moest. De donkergrijze lijkwagen van het mortuarium werd onopvallend langs de stoep geparkeerd. Toen draaide Barend zich met een ruk om. “Verdomme! Wat krijgen we nou!” hoorde hij Leendert roepen, verbaasd en woedend tegelijk. Barend duwde Rinus Engels ruw opzij en holde de gang door. De deur naar het balkon stond wijd open. De lange vitragegordijnen golfden zacht heen en weer op het ritme van een fris briesje afkomstig van de zee.

“Hij ligt anders!” riep Vosmeer. “Zijn rechterarm lag eerst onder! Ik weet het zeker!”

Barend liet zich bij het lijk op de knieën zakken en bestudeerde de stand van de armen. “Verdomd! Er heeft iemand met hem gesold!”

“Roep Engels even binnen, Barend,” zei Vosmeer. “Kan ik beginnen?” vroeg Tanja, gretiger dan ze bedoelde. “Je gaatje gang maar. Er is nu toch niets meer aan te doen.”

“Graag of niet, hoor!”

Hij zuchtte. “Sorry. Eerst een steriel pak aantrekken, anders breng je eigen DNA-sporen naar binnen. Begin met twee foto’s vanaf de voeten, links en rechts. En dan omlopen naar het hoofd, hetzelfde recept.”

Rinus Engels kwam binnen en kreeg meteen de volle laag van de gefrustreerde rechercheur. “Heb jij niks gemerkt?”

“Nee, hoezo? Ik heb keurig de wacht gehouden.” Vosmeer keek naar Tanja Maaslant en besloot buiten gehoorsafstand met Engels verder te praten. Hij wenkte hem mee naar de gang.

“Er is hier iemand binnen geweest en die heeft met dat lichaam lopen sjouwen!”

“Ik heb niemand gezien. Niet via de galerij, dus.”

“Ook niks gehoord?”

“Niks.”

“Je bent niet even weggeweest?”

“Waar zie je me voor aan? Ik heb van een mevrouw op 297 een kopje soep aangenomen, maar ik ben op de galerij blijven staan en daar heb ik niemand gezien. Zeker weten!” Vosmeer zuchtte en liep de huiskamer weer in. Tanja Maaslant was geconcentreerd aan het fotograferen en Barend stapte juist door de open deur het balkon op. Hij wenkte Leendert.

“Kijk uitdat je óók geen sporen verpest, Barend!” riep zijn stagebegeleider chagrijnig. “Twee keer is meer dan genoeg! Wat is er daar te zien?”

“Verderop ligt een ladder tegen de gevel. Zo’n bruine, die glazenwassers gebruiken.”

“Kom maar terug. Zorg dat ze dat ding op vingerafdrukken checken en laat nu de fotograaf rustig haar werk doen.” Leendert stuurde Barend en Rinus Engels de keuken in en werkte geconcentreerd verder met Tanja. Toen ze klaar was stak ze de geheugenkaart in een plastic hoes. “Alstublieft, meneer Vosmeer,” zei ze. “Ik stuur de rekening naar het bureau.”

“Ik vinddat je dit heel goed doet. De meeste van je collega’s zouden misselijk zijn weggelopen. Toch?”

“Ik heb vier maanden in Irak gewerkt,” zei Tanja. “En daarvoor in Bosnië.”

“Dat is different koek…” zei Vosmeer. “Dan heb je wel het een en ander gezien, zeker.”

Ze duwde een visitekaartje in zijn hand en zei: “Misschien kunnen we deze week eens samen een glas drinken?” Hij keek afwijzend en gaf haar zwijgend een hand. Tanja pakte haar koffertje en liep de kamer uit. Vosmeer tastte werktuiglijk naar zijn oude portefeuille en wreef met een vinger over het kaartje. Een lekker stuk, maar hondsbrutaal, zo had Engels haar getypeerd. Helemaal raak, dacht hij, zonder twijfel een pittige tante. Hij had zelf weinig op met journalisten en voelde altijd een intuïtieve weerzin tegen hun beroepsnieuwsgierigheid, vooral als die gepaard ging met een drammerige manier van vragen stellen. Hij had behoorlijk gebaald toen hij Maaslant op de galerij gewaar werd. Maar ze had geen moment geaarzeld om hem uit de brand te helpen en haar optreden had op hem een trefzekere, professionele indruk gemaakt. Het schouwspel in de huiskamer van Deemoed liet haar niet onberoerd, dat had hij wel gezien. Maar toch…ze was en bleef een persmuskiet. De uitnodiging samen een borrel te drinken kwam wel erg vlot over haar mooie lippen. Hij schoof het kaartje in de portefeuille. In de gang trok Tanja het steriele pak uit, waarbij ze bijna het evenwicht verloor zodat ze even steun zocht bij de arm van Rinus Engels. Ze duwde het witte pakket in zijn handen. “Tot kijk, collega,” zei ze vriendelijk. Rinus bromde humeurig, maar hield nu toch netjes de deur voor haar open. Hij keek haar uitgebreid na. Even later manoeuvreerden de mannen van het mortuarium de stretcher met de dichtgeritste lijkenzak het appartement uit. De mensen van de technische recherche stapten respectvol opzij. Een van hen tikte bij wijze van groet met zijn wijsvinger tegen zijn wenkbrauw.

“Overdrijf je nu niet een beetje, Gerard?” vroeg zijn collega. “Nee, jongen. Een beetje eerbied kan geen kwaad. Het is onze boterham die hier voorbij komt.” Gewikkeld in donkergrijze folie verliet Joost Duijker voor altijd de Westpoortflat.

“Verdomme,” mopperde Leendert. “Stommeling die ik ben. Ik heb zelf die balkondeur opengezet en er geen moment aan gedacht hem weer dicht te doen.”