18
Een half uur daarvoor was Joep Duijker in het gezelschap van Leendert Vosmeer en Barend Kolfschoten de flat van zijn vader binnengegaan. Hij had geen enkel bezwaar tegen een huiszoeking. Hij was er zelfs blij om en beschouwde het als een kans om de naam van zijn vader voor eens en voor altijd gezuiverd te krijgen. Terwijl de rechercheurs hun ogen en handen door alle kasten en laden van de slaapkamer lieten gaan, belde hij nog even met de begrafenisondernemer om zijn tevredenheid over zijn vaders crematie over te brengen. Op een vraag van Leendert antwoordde hij: “Er is geen testament. Mijn vader was weduwnaar. Er was ooit een testament, maar dat is na moeders overlijden vervallen. Omdat ik de enige zoon ben zal alles wel automatisch naar mij gaan. Er is een flinke spaarrekening met een bedrag van zestienduizend euro. Mijn vader heeft een jaar geleden of zo al eens voorgesteld om die rekening op twee namen te zetten. Maar hoe gaat dat, je hebt het er samen over en vervolgens komt er niets van. En verder is er hier in huis niets bijzonders, geen dure antieke spullen of zo. Mijn ouwe heer las graag en veel, dat ziet u wel aan zijn boekenkast. Hij heeft een paar eerste drukken, sommige gesigneerd door de auteur. Daar was hij erg trots op. Ik betwijfel of die iets waard zijn. Als je de juiste liefhebbers kunt vinden zijn ze misschien interessant.”
“Ga je zelf boeken uit deze verzameling thuis neerzetten?”
“Een handvol, misschien, voor de herinnering. Letty ziet me aankomen! Kan ik nu gaan? U begrijpt dat er nogal wat te doen is?” Leendert knikte.
“Is het veel moeite om als u klaar bent de sleutels af te geven bij de familie Soeting?”
“Helemaal niet. Tot ziens, en veel sterkte verder, vandaag.”