60
“Hallo. Met Gerhard!”
“Meneer Liebermann?”
“Ja…wie is dat? Met wie spreek ik?”
“U spreekt met Vosmeer, politie, District Zeeland, in de woonplaats van Celina Deemoed.”
“Ja?…Er is…er is haar toch niets overkomen, mag ik hopen?”
“Ik vrees van wel, meneer Liebermann.”
“Wat vreselijk! Wat erg! Ik ben er zo bang voor geweest!”
“Waarvoor was u bang?”
“Dat ze zichzelf iets zou aandoen, natuurlijk!”
“U bedoelt…dat ze zelfmoord zou plegen?”
“Ja, wat anders! Daar dreigde ze mee toen het uit begon te raken.”
“Kunt u daar wat meer over zeggen?”
“Wacht even, wacht even…ik moet eerst even gaan zitten.” Leendert hoorde gepiep en gesteun, gevolgd door het klokken van een fles die werd leeggeschonken. “We hadden er nooit aan moeten beginnen,” klonk het weer aan de andere kant. “U heeft het nu over de advertentie?”
“Inderdaad…verdomme, wat is dat erg!” Weer een diepe zucht. “Wat wilt u precies weten?”
“Ik wil allereerst weten waar u zich op dit moment bevindt.”
“Camping Au Paradis, in Gourdon, in het departement Dordogne.”
“Juist. U heeft uw zus Emma verteld dat u aan de Oostzee bivakkeert!”
“Ja…dat klopt. Ik heb mijn affaire met Celina geheimgehouden voor mijn familie en hen in de waan gelaten dat ik zoals elke vakantie in Duitsland zat. Ik ben namelijk docent Duits, ziet u. Wat een ellende! Arme Celina!”
“Kunt u het aan als ik nog wat vragen stel?”
“Ja, ja…vooruit maar. Eh…hoe heeft ze…wat heeft ze gedaan?”
“Ik stel u liever eerst nog een paar vragen.”
“Juist, ja.”
“U heeft elkaar via een advertentie leren kennen. In welk blad?”
“In het orgaan van de bond, Het Onderwijsblad.”
“Heeft u dat al eens eerder gedaan?”
“Wat?”
“Zo’n advertentie.”
“Nee. Ze schreef een heel sympathieke brief. We hebben op een zondagmiddag in Blijdorp, de diergaarde van Rotterdam, afgesproken en het daaropvolgende weekend zijn we samen naar Parijs geweest. Celina wist daar een leuk hotel. Niet te duur en wel netjes en zo.”
“Was dat leuk?”
“Ja, heel erg. Ik vond haar wel een beetje wispelturig, direct al, vanaf het begin. Maar dat was wel goed voor me, dacht ik. Ik ben zelf nogal erg voor orde en regelmaat.”
“En toen hebben jullie de grote stap gewaagd om samen op vakantie te gaan?”
“We hebben eerst nog een weekend Brussel gedaan, in mei.”
“Wist iemand ervan af? Uw familie niet dus, maar haar familie?”
“Nee, we hebben bewust alles geheimgehouden. Tegen mijn eigen familie heb ik niets gezegd omdat het tot op het laatst onzeker was of Celina wel echt met mij mee zou gaan. Ze speelde een beetje met me, geloof ik.”
“Wanneer bleek dat het toch niet zo goed klikte?”
“Op de eerste camping al, in de Ardennen. Ze vond de vouwwagen te klein en te vochtig en ze vond dat ik…dat ik haar heel erg claimde. Ze begon nukkig te doen en in eh…hoe heet het, in een dorp ergens ten zuiden van Bordeaux hebben we een geweldige rel gehad. Ze heeft haar tassen ingepakt en is met de trein naar huis gegaan. Vanuit Bordeaux. Ze zou nog bellen op mijn 06-nummer dat ze goed thuis aangekomen was, maar dat heeft ze nooit gedaan!”
“Op welke datum was dat?”
“Dat was…ik weet het niet precies meer. In de laatste week van juli, geloof ik. Als het vakantie is leef ik zonder agenda. Tijdloos, zou je kunnen zeggen. Verdorie! Het is allemaal mijn schuld!”
“Heeft u Celina Deemoed een kaartje zien kopen en daadwerkelijk in de trein zien stappen?”
“Ik heb haar zelf naar het perron gebracht. Ze kocht een enkeltje naar Parijs.”
“U heeft haar zien vertrekken?”
“Ik heb haar huilend uitgezwaaid, ja.”
“Bedankt, meneer Liebermann, en sterkte voor de komende tijd. Mag ik u bellen als ik nog iets te vragen heb?”
“Natuurlijk, natuurlijk. Uw naam was…?”
“Vosmeer, recherche district Zeeland. Nog één ding, meneer Liebermann! Er is op 6 augustus een flink bedrag van Celina’s giro gepind. Heeft u daar een verklaring voor?”
“In Parijs, zeker? Daar is ze immers heengegaan?”
“Nee, in Mont-de-Marsan.”
“Maar dat is…ergens bij Biarritz, tegen de Spaanse grens! Dan is ze bestolen, denk ik. Nog meer ellende…”
“Bent u bereid bij terugkomst in Nederland uw verklaring op schrift te zetten? Dat kan gewoon bij de politie van Breda.”
“Natuurlijk, natuurlijk.”
Leendert brak het gesprek af en maakte snel een paar aantekeningen.
Barend keek hem vragend aan. “Wat is er, jochie?”
“Waarom laat je die man in de waan dat ze zelfmoord heeft gepleegd? Hij voelt zich hartstikke schuldig! Straks doet hij hetzelfde!”
“Ik weet het niet, Barend. Het lijkt wel alsof hij haar zelfmoord zo vanzelfsprekend vindt dat een andere mogelijkheid niet eens bij hem opkomt.”
“Vond je hem wel oprecht klinken? Of liegt hij alles aan elkaar?”
“Ik geloof dat hij echt schrok.”
“Dat hoeft hij ook niet te spelen. Iedereen schrikt zich rot als ‘ie in de vakantie de recherche aan de telefoon krijgt…”
“Een – nul voor jou, Barend. Heb je nog over de cryptokaart van Celina nagedacht?”
“Die is geen moment uit mijn kop. Heel irritant.”
“A thief in the rain als cryptische omschrijving voor een plaatsnaam,” zei Leendert Vosmeer. “Ik ben even naar de kantine.”
Even later kwam hij terug, met twee koppen koffie en een Scrabblebord onder de arm.
“Zo? Verveelt u zich, meneer Vosmeer? Spelletjes? Daar heeft u toch de pest aan?”
Leendert Vosmeer zei niets terug. Hij legde ‘THIEF IN THE RAIN’ over de volle breedte van de middelste vakken. “Het zou een anagram kunnen zijn.”
Samen werkten ze aan de mogelijke omzettingen. Maar het schoot niet op. Leendert dronk zijn koffie op en zei: “Probeer eens een Franse plaatsnaam met een T. Volgens mij ligt er een atlas bij de wachtcommandant.”
“Ik loop wel,” zei Barend.
Even later was hij terug, een dikke atlas onder zijn arm. “Daar hebben we weinig aan. Er zijn honderden plaatsnamen die met een T beginnen en de allerkleinste staan er niet bij.”
“Wat nu?”
“Internet. We kunnen eens zoeken bij michelin.com.”
“Luister,” legde Barend uit terwijl hij de computer startte. “A thief in the rain is wel een Engelse zin, maar dat is volgens mij een instinker. Bij een cryptogram gaat het nooit over de betekenis. Je moet iets met de gekregen letters doen of een verband met een synoniem herkennen. Celina was toch lerares Frans? Je hebt in het Engels en in het Frans massa’s woorden die je hetzelfde schrijft, maar die heel verschillend worden uitgesproken!”
“O,” zei Leendert Vosmeer. Hij voelde zich dom. “Talen zijn niet mijn sterkste kant.” Hij begreep niet waar Barend heen wilde. “Het is natuurlijk helemaal geen Engels!” zei Barend gespannen. Hij scheen te voelen dat de oplossing binnen handbereik was. “Ik tik eerst ‘thief’ in, dan zien we wel verder. Daar staat het! THIEFFRAIN, weliswaar met dubbel ‘f’, maar toch! Er bestaat een dorp met die naam, aan de D443, vlak bij Troyes!”
“Barend! Wacht eens even! Op 23 juli een kaart vanuit Thieffrain bij Troyes. Waar ligt dat precies?” De wijsvinger van zijn assistent schoof over de pagina in de atlas. “Hier! Bijna tweehonderd kilometer ten zuidoosten van Parijs.”
“En vervolgens op 30 juli een kaart vanuit Morcenx onder Bordeaux, en toen was ze al overleden. Zit er een afstandstabel in deze atlas, of bij michelin.com? Je weet wel, zo’n driehoekig schema waarin twee plaatsnamen elkaar kruisen?”
“Volgens mij ergens achterin.”
Hij vond het heel vlot. Troyes zat niet in het schema, Bordeaux wel.
“Dat schiet niet op,” mopperde Barend, “terug naar michelin.com!”
In een paar seconden had hij de afstand van Troyes naar Morcenx, via Bordeaux.
“Onze vriend Liebermann vertelt dat ze daar eind juli de trein naar huis heeft gepakt. Wanneer dat exact was is hij vergeten. Van Troyes naar Bordeaux is een afstand van 681 kilometer. Wil je ten zuiden van Bordeaux uitkomen om in Morcenx een kaart te posten dan komt er nog eens 200 kilometer bij! Met een vouwwagen achter je auto is dat redelijkerwijs een dag of drie rijden, tenzij je in de vakantie voor kilometervreter wil spelen. Er klopt iets niet.”
“Als ze de trein heeft genomen omstreeks de tijd die Liebermann noemt, dan heeft er die dag een lijk een kaartje gekocht…”
“Hoe dan ook – het verhaal van Liebermann rammelt.”
“Barend, je hebt gelijk.”
“Overigens…lijkt het jou een goed idee om uit te zoeken onder welke gendarmerie dat dorp Thieffrain ressorteert en dan daar een monster van de roodbruine aarde onder Celina’s schoen heen te sturen?”
“Barend, je wordt nog eens geniaal.” De ander knikte instemmend. “Inderdaad,” zei hij. Leendert Vosmeer tikte met zijn wijsvinger tegen zijn slaap en zei: “Zeg, slimme jongen, ga jij maar lekker slapen. Je hebt het verdiend. Ik werk de verslaggeving nog een beetje bij. Ga jij morgen nog eens langs bij Robert van der Waal. Ik heb over hem nagedacht. Alles wat afwijkt van het alledaagse is verdacht. Misschien kun je uitvogelen wie zijn poes melk geeft en dan even binnen rondkijken.”
“Oké!”
Barend verdween haastig naar buiten. Leendert Vosmeer zag het. Zeker bang dat ik nog even snel een klusje voor hem bedenk, dacht hij. Nu eerst de verslaggeving bijwerken. En daarna nog maar eens proberen om Tanja te bellen. Waarom staat haar telefoon niet aan?