76
Barend merkte dat zijn mentor gespannen was en dacht er goed aan te doen tijdens de rit naar Tanja’s huis de conversatie luchtig te houden.
“Zielig eigenlijk, zo’n vent als Liebermann,” zei hij. “Zou Gerhard niet in staat zijn om op eigen kracht met een aardige vrouw kennis te maken? Zo’n advertentie – je moet maar afwachten wie daarop reageert!”
Leendert hield het stuur zo stevig vast dat de knokkels van zijn handen wit zagen.
“Een relatie is altijd een gok – voor beide partijen,” gromde hij.
“Dus de affaire Deemoed is opgelost?”
“We weten nu tenminste hoe het gegaan is. Maar zoals vaker in deze zaak: elke keer als we een antwoord vinden, komen er weer nieuwe vragen bij!”
“Noem eens wat?”
“We weten dat Duijker een kampioen snuffelaar was. Hij heeft Celina’s correspondentie met Gerhard Liebermann gelezen en is in Breda gaan uitpluizen wat voor vlees zij in de kuip had. Hij had waarschijnlijk het gevoel dat hij bij de familie Deemoed nog steeds iets goed te maken had?”
“Vanwege die lening die hij ooit weigerde?”
“Precies. Stel je nu eens voor dat Liebermann daar lucht van kreeg…”
“En dat hij hierheen kwam om Duijker op te zoeken?”
“Zou kunnen.”
“Er is nog een andere mogelijkheid.”
“Je bedoelt?”
“De raadselachtige meneer Den Hartog. Stel je voor dat Liebermann die naam als schuilnaam gebruikte en op de een of andere manier met Duijker samenwerkte.”
“Dus daarom vroeg je of hij ene Den Hartog kende, alleen maar om te zien hoe hij reageerde.”
“Precies.”
“Maar het enige wat hij zei was: nee, tenzij u de schrijver bedoelt.”
Met een klap belandde de voet van Leendert Vosmeer op de rem.
“We veranderen onze koers. We gaan naar de flat van Joost Duijker!”
“Vertel!”
“We hebben het steeds over Gerhard Liebermann. Van der Schraaf gaf ons een kopie van zijn stamkaart van de burgerlijke stand. Zijn volledige naam is Gerhard Johann Liebermann.”
Hij sprak de drie naamwoorden heel nadrukkelijk uit. “Verrekt nog an toe!” riep Barend. “G J L! Dus je bedoelt…dat kattebelletje in de map van Duijker! Joost Duijker kende Liebermann dus inderdaad! Hij heeft een dossier over hem! En dat ligt bij meneer Den Hartog!” Leendert Vosmeer glimlachte.
“Kom op nou, grote speurder Barend Leesgraag…meneer Grote Jan Lul heeft ons in al zijn onschuld zelf de sleutel cadeau gedaan.”
“Wat bedoel je?”
“De schrijver Jan de Hartog. In de kamer van Joost Duijker staat immers een knoeit van een boekenkast!”