79

Tanja stak de laatste volkoren biscuit in haar mond. Ze voelde zich vies en ellendig, een schipbreukeling op een piepklein onbewoond eiland in de Stille Oceaan die aan haar laatste stukje gortdroge scheepsbeschuit was begonnen. Maar hier scheen geen tropenzon; in plaats daarvan was het eeuwig nacht. Nergens klonk het ruisen van golven of van de wind en ook de klagende keelklanken van zeemeeuwen ontbraken. Het was hier zo stil en koud als in de crypte van een kathedraal. De stalen armband schrijnde; ze had een reep van de dekbedhoes afgescheurd om eronder te stoppen en zo haar pols te ontzien.

Ze was al een tijd geleden tot de conclusie gekomen dat de Breetvelt Club niet te vertrouwen was. De mannen waren er misschien zelf van overtuigd dat ze geen moordenaars waren; Tanja was dat met het uur minder. Het was een aanlokkelijk idee om tienduizend euro op te strijken, net te doen alsof er niets aan de hand was en haar dagelijks leven weer op te pakken. Ze wist dat ze daar lichamelijk en geestelijk toe in staat was, ze kon wel tegen een stootje, vond ze zelf. Ze kende genoeg mensen die toegehapt zouden hebben om van dat geld een wereldreis van drie maanden te maken. “Nee,” zei ze hardop. “Ik weet zeker dat ik mezelf voortaan een waardeloze trut zou vinden. Ik moet het niet doen.” Maar wat zou er gebeuren als ze weigerde? Grote kans dat de potige chauffeur haar opnieuw een dreun tegen het hoofd zou geven om haar daarna ergens in een Belgisch bos te begraven. Met de diepgroene luxe wagen van zijn baas was dat een ritje van niks en de Ardennen zijn zo vreselijk uitgestrekt…En als ze ‘ja’ zou zeggen en er later toch achter zou komen dat de drie broeders in het kwaad Tanja Maaslant wel degelijk als een veiligheidsrisico beschouwden? Ach nee, die wethouder wil absoluut geen vuile handen. Maar één van de drie hoeft maar wat ruimdenkender te zijn dan de andere twee. De vraag die al urenlang door haar hoofd spookte kwam voor de zoveelste keer naar boven. Hoe kom ik hieruit? Ze liet zich zijwaarts van het ledikant afglijden en bekeek de constructie. Het stalen frame met de gevlochten spiralen hing bij het hoofd- en voeteneind stevig in vastgelaste houders. Tanja greep de zijkant beet en duwde alles steunend omhoog. Het dekbed gleed op de vloer en de ouderwetse matras begon te schuiven. Met een kreet van inspanning kreeg ze het ledikant op zijn kop. Ze moest omlopen om ruimte met de ketting te krijgen. Ze tilde een voet op tot vlak boven de houder en stampte op het draagvlak. Er gebeurde niets. Ze stampte nog eens en nog eens. Ze begon zwaar te ademen en het zweet brak haar uit. Ze stopte. Hoorde ze daar iets? Kwam er iemand aan? Het geluid was diffuus en ondefinieerbaar. Tanja wist niet of er op straat nu een vrachtwagen voorbij denderde of dat er een vliegtuig overvloog, maar het geluid nam snel in volume af. Ze stampte nog een paar keer op de rand van het stalen ledikant. Het hielp niet. Het zat allemaal muurvast. Ten einde raad klom ze op het frame en zette het stampwerk met twee voeten tegelijk voort, de rug gebogen omdat de ketting om haar pols haar niet meer ruimte gunde. Toen voelde ze beweging. Ze stootte een haast dierlijke kreet van voldoening uit. Na een paar furieuze stampbewegingen schoof het ijzerwerk met de spiralen uit de houders. Ze kon nu rechtop staan en door de kelder lopen, maar het hoofdeinde van het ledikant moest ze wel naar alle kanten meezeulen. Ze legde het op een van de ouderwetse bureaus en begon eraan te sjorren. Ze trok de laden eruit en strooide de inhoud om zich heen. Stokoude vellen wit papier dwarrelden neer in het stof. Na een kwartier was ze aan het eind van haar krachten, maar het bureau stond nu wel onder het afgeplakte raam. Steunend en met een fluitende adem klom Tanja erop om het zwarte plastic los te trekken. Het was dikker dan ze had gedacht en het kostte haar twee nagels, maar uiteindelijk zat ze hijgend en voldaan met haar rug tegen de muur. In haar beleving stroomde er juichend zonlicht naar binnen. Tanja bekeek de kelder ineens met andere ogen. Boven haar hoofd droegen zware eiken balken een houten vloer, de planken strak in het gelid. Bij de deur was een lichtschakelaar, maar de tl-buizen waren uit hun ouderwets armatuur verwijderd. De vloer lag bezaaid met maagdelijke A-viertjes. Van je bed heb je een puinzooi gemaakt, Maaslant, dacht ze. Ze ging op het bureau staan om te kijken wat ze van de buitenwereld kon zien. Misschien kon ze ontdekken waar ze ergens was? Hadden ze haar naar Middelburg of zo gebracht? Of was ze in een oud leegstaand pand in een willekeurig Zeeuws dorp opgesloten? Aan het raam te zien kon dit gemakkelijk een vooroorlogse dokters- of notariswoning zijn. Het glas was uit allemaal rondjes opgebouwd. Heel mooi en antiek, dacht Tanja, het zou best origineel Venetiaans kunnen zijn, maar mijn leven gaat voor. Ze greep het hoofdeinde van het ledikant met twee handen vast en stootte het met kracht tegen het glas. Als het goed is vliegen de splinters naar buiten, realiseerde ze zich buiten adem.

Er was een verwaarloosde tuin met een hoog gietijzeren hek eromheen. Aan de andere kant stond een rood bakstenen gebouw van drie verdiepingen met tientallen vensterramen in een regelmatig patroon. Was het een ziekenhuis? Achter een van de ramen kon Tanja een oude dame zien. Het mensje zat onbeweeglijk naar buiten te kijken. Een bejaardentehuis? Tanja tastte met haar vrije hand naar buiten, langs de tanden van het gesneuvelde vensterglas. Het schampte en bekraste haar polsen. Ze kreeg twee restanten van het glas te pakken, een half bolvormig stuk en een behoorlijk groot plat stuk. Ze hield het platte stuk recht voor zich uit en zag de reflectie bibberig over de muur aan de overkant dansen. Ze stuurde de schittering op het oude vrouwtje af, en al heel snel maakte de bejaarde dame afwerende bewegingen. “Sorry,” fluisterde Tanja en ze treiterde verder. Het mensje wendde het hoofd af en keek stug haar kamer in. Tanja klom van het bureau af en onderwierp, het hoofdeind trouw aan haar zij, de kasten aan een onderzoek. Ze kwam een stuk of dertig kartonnen archiefdozen tegen en stortte de inhoud over de vloer uit. Van de dozen bouwde ze een toren, volgens hetzelfde systeem als ze als kind met haar blokkendoos had gedaan. Daarna klom Tanja weer op het bureau bij het open venster. Het oude mensje zat er nog en werd voor de tweede keer met het vrolijk blikkerende zonlicht geconfronteerd. Het ging maar door. Niet lang daarna verscheen er iemand in een wit uniform bij het raam. Die kreeg ook de volle laag. Ze stak een vuist op en riep iets, maar Tanja pestte genadeloos door.