8

MIJN MOEDER HEEFT EEN PRACHTIGE, eufemistische zegswijze om het interieur te omschrijven van mensen die nodig eens een grote schoonmaak moeten houden. Ze zegt dan bijvoorbeeld: ‘Tja, het is best een leuk huis, maar het ziet er zo doorlééfd uit!’

Hier moet ik aan denken wanneer ik Huize Miller binnenga, maar met de kanttekening dat ‘doorleefd’ nog zacht is uitgedrukt. Dit huis is zo doorleefd dat het lijkt alsof het is gekraakt.

Je kunt zien dat de ruime hal ergens in een ver verleden is ingericht door iemand met smaak. Maar de roomkleurige muren zijn ernstig beduimeld, de stijlvolle antieke tafeltjes zien er zo afgeleefd uit dat ze rijp zijn voor het grofvuil en de felgekleurde, abstracte schilderijen hangen zo schots en scheef aan hun haakjes dat het lijkt of alles is opgehangen door een hyperactieve chimpansee.

Ik kijk omlaag. Tussen het speelgoed, de boeken, de fastfoodverpakkingen en willekeurige stapels printpapier valt er vrijwel nergens een leeg stukje vloer te bekennen.

Het is in de hal zo’n bende dat ik een keer diep zucht voor ik de zitkamer binnen durf te gaan. En toch slaak ik bij de aanblik daarvan een kreetje.

Ook hier heeft ooit iemand er alles aan gedaan om van dit hoge vertrek met een balkenplafond en een imposante stenen open haard iets moois te maken door er drie fraaie banken en prachtige antieke meubels neer te zetten. Maar de banken zijn nu besmeurd met etensresten, uiteenlopend van wat ik meen te herkennen als chocolade-ijs, pindakaas en een goor en kleverig roze goedje. Ik zie verschillende lege koffiemokken staan en er liggen kindersokken met vuile zolen, vertrapte chips en bekers met beschimmelde limonade. Kortom, de kamer ziet eruit alsof er vannacht een bommenregen op is neergedaald.

Samuel marcheert in een rechte lijn naar de tv, zet hem aan en wordt meteen, met zijn neus zowat tegen het scherm, opgeslokt door een tekenfilm.

‘Samuel, lijkt het je niet leuker om een puzzel te maken?’ vraag ik, terwijl ik me langzaam op een van de banken laat zakken.

‘Huh?’

‘Een puzzel, Samuel,’ stel ik voor, ‘of… zullen we gaan tekenen?’

‘Neeeee!’ roept hij, met zijn hoofd schuddend.

‘Ruby,’ zeg ik streng, ‘wat zijn de regels hier in huis? Jullie mogen van je vader vast overdag geen tv-kijken.’

Ze kijkt me aan alsof ze het ergste vreest voor mijn geestelijke gezondheid. ‘Tuurlijk wel,’ antwoordt ze en ze ploft naast haar broertje neer voor de buis.

Ik ben een toegewijde en professionele kleuterjuf en het staat dus voor mij als een paal boven water dat de kinderen op mijn eerste werkdag geen tv mogen kijken. Tijdens mijn opleiding heb ik geleerd om de geestelijke ontwikkeling van kinderen te stimuleren en goed gedrag te belonen. Ik kan ‘Slaap kindje slaap’ in het Urdu zingen en van lege eierdozen een gedetailleerd schaalmodel bouwen van een boerderij. Volgens mij ken ik de liedjes van Bob de Bouwer, Nijntje en Sesamstraat nog beter dan de programmamakers zelf. Dus het gaat absoluut niet gebeuren dat Ruby en Samuel de hele middag voor de tv zitten. Nee, dan moet je net mij hebben.

‘Het lijkt mij een beter plan om een spelletje te doen,’ zeg ik halsstarrig. ‘We kunnen ook naar buiten gaan – het is echt prachtig weer.’

Terwijl ik mijn best doe om de kinderen naar buiten te krijgen realiseer ik me dat het niet gaat. Ik ben zo doodmoe, ik lijk wel een zes ton wegende slappe pop. En probeer die maar eens van de bank af te krijgen. Overweldigd door slaapgebrek begin ik te knikkebollen en ik sluit – heel even maar, dat begrijp je – mijn vermoeide ogen.

‘We kijken meestal tv,’ vertelt Ruby, terwijl ze doorzapt naar Dora en daarna Samuels neus afveegt met een papieren zakdoekje dat ze in haar mouw bewaart.

‘Echt waar?’ kreun ik, in een poging kracht te putten uit mijn principes, opleiding en energiereserves.

‘Uh-hu,’ klinkt het bevestigend.

‘Oké, kijk maar even tv dan.’

Hoe ik ook mijn best doe om wakker te blijven en de kinderen in de gaten te houden, toch merk ik dat ik langzaam indommel. Ik heb geen idee hoe lang ik geslapen heb. Misschien maar een paar seconden. Hoewel, het heeft waarschijnlijk eerder minuten geduurd. In ieder geval lang genoeg om bij het horen van die stem van schrik bijna van de bank op te springen.

‘Hiiyyaaa!’

Het geluid komt van de veranda en het klinkt als de strijdkreet van een inboorling met een speer. Ik kijk naar de kinderen, maar die kijken minstens zo verbaasd als ik.