5

Het is onmogelijk dat dit echt gebeurt. Dit lees je in boeken of zie je in televisiesoaps. Maar dat zijn schijnwerelden.

Dit kan niet waar zijn.

Ze hoort dit niet. Ze ziet dit niet. Ze is ergens anders.

Ze gaat geen vragen stellen, geen opmerkingen plaatsen en niet reageren. Ze moet ervoor zorgen dat dit ophoudt. Dat het beeld van haar zusje voor haar ogen verdwijnt. Dat het weer rustig wordt in huis.

Op hetzelfde moment ontsnapt de vraag toch uit haar mond. “Heeft die dokter jou hier voor de deur afgezet?”

“Nee, hij had dienst en werd gebeld. We stonden voor mijn huis en hij maakte totaal geen aanstalten om weg te rijden. Ik kon niet van hem afblijven. En hij ook niet van mij. Je moet er met niemand over praten, Emma, maar ik heb hem een paar maanden geleden al eens ontmoet, toen ik een dagje ging winkelen in Alkmaar. Dat doe ik wel vaker, als de muren thuis op me af komen. Dan stal ik Isha een dagje bij ma en ga ik op stap. Ik liep hem in Alkmaar drie keer binnen een halfuur tegen het lijf en bij de derde keer zei ik dat hij moest trakteren. Dat liep uit de hand. Ik was een beetje dol die dag, ik had zin in een avontuurtje. En hij was beschikbaar. Wat heet beschikbaar! Nou ja, het eindigde met een stevige wip in Motel Akersloot. My God, als ik daar nog aan denk!”

Emma kan niets anders doen dan staren. Ze probeert haar gehoor uit te schakelen en de spraakwaterval die Steffie produceert niet tot zich te laten doordringen. Maar het lukt niet.

Steffie drinkt in één teug haar glas verder leeg. “Toch wel lekker, die zoetigheid. Lekker koud. Waar was ik gebleven? O ja, bij die wip in het motel. Ik heb er verder niet meer over nagedacht. Het was gebeurd. Soit. Maar vanavond leek het of we gewoon verder gingen. Ik kreeg er in ieder geval weer stevig zin in. Vooral toen hij begon te zoenen. Die man kan zoenen, zeg. Helemaal te gek! Maar ik vond het geen goed idee om hem in mijn eigen huis binnen te laten. Je weet nooit wat er kan gebeuren. Stel je voor dat Cees opeens thuiskomt. En toen werd hij dus opgeroepen. Een bevalling, geloof ik. De vrouw van een vriend. Hij kon de oproep niet weigeren. En toen stelde ik voordat ik naar zijn huis zou gaan om op hem te wachten.” Ze graait in de zak van haar jas en haalt iets tevoorschijn. “Kijk. Zijn sleutel. Hij woont hier verderop. Ik geloof dat ik hem er wel een beetje mee overviel. Maar hij gaf hem tóch. Isha slaapt bij pa en ma, niemand die het merkt. En jij kletst niet, hè, Emma? Maar toen ik hier op de dijk reed, stond ik dus opeens zonder benzine en ik dacht: kom, ik vraag mijn zus om me even te brengen. Dat doe je toch wel? Je laat mij toch niet dat hele eind lopen?”

Het wordt zwart voor Emma’s ogen. Haar hersens werken koortsachtig. Ze liegt, Steffie liegt. Edo valt absoluut niet op dat stompzinnige zusje van haar. Ze mag dan een mooie kop met haar hebben, zelfs als ze het heeft laten knippen, hij merkt direct dat het een leeghoofd is. Edo houdt niet van leeghoofden. Edo houdt van een vrouw met wie hij diepgaand kan praten. Edo houdt van haar. ‘Ik geef om je’ betekent eigenlijk ‘ik hou van je’.

Maar Steffie heeft meer in huis dan een mooie kop. Ze heeft nog precies dezelfde grote ogen, Emma weet hoe ze daarmee draaien kan. En ze draagt vanavond opvallend sexy kleding. Een kort zwart rokje, zwarte coltrui, zwarte netkousen, zwarte laarzen tot aan de knie en een gifgroen leren jasje.

Ze hebben al eerder met elkaar in bed gelegen.

Emma snuift.

“Wat is er?” vraagt Steffie. “Heb ik iets verkeerds gezegd?” Ze springt overeind. “Ik moet alweer plassen, ik lijk wel een lekkende kraan. Dat krijg je ook van dat baren, begin er maar nooit aan. Geef je me nog één glaasje sinas? Dan gaan we.” Ze rent naar de gang en doet deze keer de deur van de wc gelukkig dicht.

Emma staat moeizaam op. Haar benen voelen aan of er lood in zit. De woorden van Steffie echoën in haar hoofd. “Ik geloof dat ik hem er wel een beetje mee overviel. Maar hij gaf hem tóch.”

Haar maag beweegt zich in de verkeerde richting. Ze ademt een paar keer diep in en uit. In een flits ziet ze Edo en Steffie in bed liggen en ze hoort haar zusje op dezelfde manier reageren als zij zelf heeft gedaan. Ze weet wat de opgewonden adem van Edo fluistert. Zijn vingers zoeken hun weg.

Emma kokhalst. Er schiet een stekende pijn in haar borst. Nu niet gaan hyperen, beter ademen. Ze zuigt een flinke lading lucht door haar neus diep naar binnen en ademt helemaal uit. De pijn in haar borst trekt weg. Ze herhaalt de in- en uitademing en voelt zich rustiger worden. Maar haar lichaam blijft gespannen als een snaar als ze met het lege glas van Steffie naar de keuken loopt. Terwijl ze de sinas inschenkt, schieten er allerlei gedachten door haar hoofd. Gedachten die haar woedend maken.

“Ik ben nog niet zover,” dat zei hij toch? “Ik heb nergens spijt van maar ik ben nog niet zover.” Of zoiets. Het maakt niet uit wat hij zei. Dat bericht wordt vanavond nog gewist. Alles wat in dit huis door Edo is aangeraakt, wordt vanavond nog grondig schoongemaakt. Alle sporen van deze gruwelijke klootzak worden verwijderd. “Er is een grens,” mompelt ze, “er is een grens, verdomme!” Haar blik valt op het keukenkastje waar de beschuitbus staat.

“Waar blijf je nou?” hoort ze Steffie ongeduldig roepen. “Ik wil weg. Maar eerst die sinas. Moet ik een taxi bellen? Ik wil dat eind niet meer lopen. Ik kan toch niet half afgepeigerd bij die man aankomen? Of in slaap vallen terwijl ik op hem wacht? Hij knapt af als hij me slapend aantreft. Ik snurk, volgens Cees. En ik schijn ook te kwijlen in mijn slaap. Jij wil me toch wel even wegbrengen? Je bent toch niet geschrokken omdat ik het over die broer van Lex heb gehad? Denk je dan nog steeds aan Lex? Waar blijf je nou?”

Emma loopt de kamer in. “Ik heb een glas bier voor je ingeschonken. Het maakt tenslotte niet meer uit of je drinkt, als ik je toch met de auto ga brengen.”

Steffie kijkt verrast op. “Lekker. Wat aardig van je, Emma.”

“Zo’n bevalling kan uren duren. Je hoeft je niet te haasten. Vertel eens wat over je kind.”

“Wil je echt iets over Isha horen? Ik kan mijn oren bijna niet geloven. Gaaf. Is het dan weer goed?”

“Het is weer goed,” knikt Emma.