VRIJDAG
1

Ze heeft de wekkerradio wel gehoord, herinnert ze zich vaag, maar ze heeft hem afgezet en is direct weer in slaap gevallen. Ze schrikt wakker van het doordringende geluid van de telefoon. Het is half-tien, en ze moet diep nadenken over welke dag het vandaag is. De gebeurtenissen van de afgelopen dagen lopen allemaal door elkaar heen. Als ze halverwege de trap is hoort ze dat er wordt ingesproken.

“Meindert hier. Waar ben je? Ik maak me een beetje zorgen. Wil je me snel terug..”.

Ze neemt op. “Ik geloof dat ik me verslapen heb.”

“Ook goedemorgen. Ben je soms aan de boemel geweest?”

Ze moet een ogenblik goed nadenken voordat ze antwoord geeft.

“Gaat het wel goed met je, Emma? Wil je nog een dagje thuisblijven?”

Opeens zitten de tranen hoog. “Ik weet het niet,” antwoordt ze en ze kan haar stem nauwelijks in bedwang houden.

“Ga nog een uurtje slapen,” raadt Meindert haar aan, “en bel me dan. Desnoods kom je alleen vanmiddag een paar uurtjes administratie doen maar dat kan volgende week ook. Denk nu maar eerst aan jezelf, ik denk dat je dat nodig hebt.”

“Ik zou vanmiddag een beoordelingsgesprek hebben met een van de stagiaires. Daar rekent ze op.”

“Ze zal heus wel begrijpen dat dit moet worden uitgesteld. Maak je daar maar niet druk om, éérst aan jezelf denken.”

“Ik kom voor dat gesprek. Ik weet hoe belangrijk dat is voor dat meisje en haar theoriedocente komt ook. Nee, ik kom. Ik ga douchen en rustig wakker worden en dan zie je me wel verschijnen. Ik wil helemaal niet de hele dag thuis zijn.”

“Kijk maar wat je doet. Maar denk aan jezelf,” waarschuwt Meindert nog eens.

Ze staat zonder gedachten onder de douchè en zoekt ook gedachteloos de kleren uit die ze wil dragen. De zwarte lange rok met het jasje van Chinese zijde. Ze kiest er de nieuwe zwarte korte laarsjes bij die ze enkele weken geleden in de opruiming heeft gevonden. Het is een beetje chic voor een gewone dag maar Emma wil er vandaag eens heel mooi uitzien. Ik ga er voortaan alleen nog maar heel mooi uitzien, neemt ze zich voor. Vandaag is de eerste dag van de rest van mijn leven. Het is lente. Ik begin opnieuw.

Als ze in de keuken een kop thee zit te drinken, gaat de bel. Tot haar verbazing staat haar moeder voor de deur. “Je was nog niet op je werk, ze wisten niet waar je bleef. Ik maakte me ongerust.”

“Iedereen maakt zich vandaag ongerust over me, maar er is helemaal niets aan de hand.”

“Wat zie je er prachtig uit. Heb je iets te vieren?”

“Het leven is een feest, moet je maar denken,” glimlacht Emma.

“Je zegt het. Dat gevoel heb ik dus momenteel totaal niet. Het is je zusje gisteren helemaal in de bol geslagen. Ze heeft haar haren afgeknipt. Wat zeg ik? Afgeknipt? Ze heeft zich gewoon laten mishandelen. Ze lijkt totaal niet meer op de echte Steffie, ik schrok me een ongeluk toen ik haar zag. Isha herkende haar eigen moeder niet, die begon acuut te krijsen.”

Emma zwijgt.

“Ik ga vandaag eens heel ernstig met haar praten. Dit gaat niet goed, ze is in de war en ze heeft ze volgens mij niet meer allemaal op een rijtje. Ze drinkt ook veel, ik hoor het steeds aan haar stem. En dan met dat kind…Ik krijg er nachtmerries van. Maar met jou is er niets aan de hand, zeg je. Dus je hebt je verslapen?”

“Dat kun je wel zeggen. Ik schrok pas om half-tien wakker. Meindert belde me, anders had ik nu nog in coma gelegen. Nou ja, ik werk tenslotte vaak genoeg over.”

“Zit je toch niet altijd zo te verontschuldigen als er iets eens niet gaat zoals het zou moeten. Ieder mens verslaapt zich wel eens een keer. Daar word je toch niet voor ontslagen?” Haar moeder pakt Emma even bij haar elleboog vast. “Zo’n verschil tussen twee kinderen van dezelfde ouders,” mompelt ze, “je vraagt je af hoe het mogelijk is. Steff ie is gisteravond naar die reünie van jullie school gegaan. Ze zou vanmorgen bellen om af te spreken hoe laat ze Isha weer komt ophalen. Maar ik heb nog niks van haar gehoord. Het zal wel laat zijn geworden, denk ik.”

Emma loopt naar het raam. Ze ziet dat de grote gele vuilniswagen haar zwarte bak nadert, die netjes klaarstaat op de juiste plaats. Tegenwoordig gast het allemaal automatisch, in principe komt er geen vuilnisman meer aan te pas. Aan de zijkant van de wagen zitten twee grijparmen en die pakken de bak op en kieperen hem in de laadruimte. De bak wordt drie keer geschud om hem helemaal leeg te maken. In de laadruimte hoor je de vermaler werken. Het is een krakend geluid.

“Wat sta je daar nu voor dat raam te staren?” vraagt haar moeder. “Wat valt er te zien? Dat je hier niet stapelgek wordt in die stilte. Ik zou er niet aan moeten denken om zo afgelegen te wonen.”

Emma draait zich om. “Hier te gaan wonen was het beste besluit dat ik ooit heb genomen. Ik word juist stapelgek van buren die zitten te loeren wat ik doe of hoe laat ik thuiskom. Wacht even, ik haal de vuilnisbak weer binnen.” Ze loopt snel naar buiten en pakt de zwarte bak. Hij voelt helemaal leeg.