5
Emma’s vader is het er niet mee eens dat: ze naar Edo gaan. Hij is woest op Steffie en verkondigt dat hij haar gedrag niet langer pikt. Volgens hem is ze weer eens volkomen op hol geslagen en kan het haar geen sikkepit schelen dat haar familie in angst zit. Daar denkt ze niet eens aan. Maar ze komt er wel achter wat de gevolgen zijn.
Emma stelt geen vragen. Ze heeft samen met haar moeder Isha naar bed gebracht en wacht tot haar moeder zich heeft verkleed. Ze weet uit ervaring dat ze haar vader beter niet kan tegenspreken, want dan gooit ze juist olie op het vuur. Hij houdt altijd vanzelf op met mopperen als je niet reageert.
“Ik heb een vreemd gevoel,” zucht haar moeder, als ze de straat uit rijden. “Een hopeloos gevoel.” Haar stem trilt.
“Maak je nu maar niet zo druk,” probeert Emma haar gerust te stellen. “Je kent haar toch? Ze denkt nergens over na. Die komt vanzelf weer tevoorschijn.”
“Daar ga ik niet op zitten wachten. Ik laat me niet langer door haar gebruiken. Ik ben het zat.”
Emma moet moeite doen om een glimlach te onderdrukken.
Ze rijden langs de auto van Steffie. Emma wijst. “Ik zie het,” zegt haar moeder op vlakke toon. Ze lijkt minder boos. Ze is bang.
Zelf voelt ze niets.
“We zijn er. Hier woont hij.”
“Ook al zo afgelegen. Ik snap werkelijk niet…”
“Daar hebben we het al eens eerder over gehad. Wat doe je?”
Haar moeder wijst naar de Mercedes die op de oprit voor het huis staat. “Is dat zijn auto?”
Emma knikt zwijgend.
“Dan ga ik aanbellen en dan wil ik weten of mijn dochter nog binnen is. En zo ja…Ga je mee?”
“Nee.”
Haar moeder stapt uit en loopt met opgeheven hoofd op het huis af. Ze belt aan. De deur gaat open en Edo verschijnt in de deuropening. Haar moeder kijkt langs hem heen de gang in. Ze praten. Edo schudt zijn hoofd. Hij kijkt naar de auto van Emma en wenkt haar.
Ze blijft zitten.
Hij stapt op haar af. Emma ziet dat haar moeder het huis binnenglipt. Edo ziet het ook en haalt zijn schouders op. Hij opent het portier. “Wat heeft dit te betekenen, Emma?”
“We zijn mijn zusje kwijt.”
“En wat heb ik daarmee te maken?”
“Ze was hier.”
“Ze was hier niet. Dat heb ik toch al gezegd?”
“Jij hebt wel meer gezegd wat niet klopt.”
“Wat bedoel je daarmee?”
Op dat moment horen ze het. Iemand begint te gillen.
Te krijsen.
Edo rent naar het huis.
Emma pakt haar mobiele telefoon en toetst 112 in. Ze meldt kalm haar naam en het adres waar ze zich bevindt.