4
Haar moeder weigert te eten. Ze kijkt met een blik vol afkeer toe, als Emma en haar vader hun tanden in de broodjes zetten.
“Je moet juist eten in deze omstandigheden,” werpt haar vader tegen.
Emma doet of ze de woedende blikken van haar moeder niet in de gaten heeft. Ze voelt zich sterk. Onoverwinnelijk.
En leeg.
Haar moeder blijft maar kijken. Haar ogen prikken in Emma’s rug, als ze naar de keuken loopt om haar lege glas nog eens vol te schenken. Emma laat de keukendeur openstaan om te kunnen horen wat er in de kamer wordt gezegd. Ze merkt dat haar handen trillen. Ze scheldt tussen haar tanden door. “Verdomde bitch.” In de woonkamer blijft het stil. Isha krijgt opeens de hik. Emma’s moeder pakt het kind op en loopt met haar door de kamer.
“Laat haar toch zitten,” raadt Emma’s vader aan. “Het gaat vanzelf over. Gewoon geen aandacht aan schenken.”
“Sinds wanneer heb jij daar verstand van?” grauwt zijn vrouw. “En sinds wanneer trek jij je iets van kinderen aan?”
Emma ziet dat haar vader in elkaar krimpt. Ze gaat weer bij hem aan tafel zitten, legt snel haar hand op zijn arm en schudt zo onopvallend mogelijk haar hoofd.
“Ik zie heus wel wat je doet,” snauwt haar moeder.
Haar vader springt overeind. “Ik geloof dat die lui van de politie eraan komen.”
Het zijn twee vrouwen. Prima, stelt Emma vast. Vrouwen kan ze aan. Die maken haar minder kwaad dan mannen.
Emma’s vader schenkt koffie in en vraagt of er al iets bekend is over de sectie die zou worden verricht. Hij lijkt zich hersteld te hebben en maakt een rustige indruk.
Het sectierapport is vanmorgen vroeg binnengekomen, is de boodschap. De dood van Steffie is veroorzaakt door inname van zware slaapmiddelen. Daardoor is ze in een coma geraakt en overleden. De combinatie van alcohol met de ze slaapmiddelen en het feit dat ze niet op tijd gevonden is, is haar noodlottig geworden.
De rechercheur die zich heeft voorgesteld als Greet Heffels, kijkt Emma vriendelijk aan. “Jij hebt haar naar dat huis gebracht? En je zei dat ze flink aangeschoten was? Hoe flink? Kon ze zelf nog lopen?”
“Nauwelijks. Ik moest haar stevig ondersteunen.”
“Waarom heb je haar niet gewoon naar huis gebracht?” wil Emma’s moeder weten. “Waarom bracht je haar zo dronken naar het huis van die man? Terwijl je hem niet vertrouwde en hij ook niet eens thuis was. Wat bezielde jou om haar naar zijn huis te brengen?”
“Ze wilde daar absoluut heen. Jij weet heel goed dat als Steffie iets in haar hoofd had, het niemand lukte om het eruit te praten. Natuurlijk heb ik voorgesteld om haar naar haar eigen huis te brengen. Maar ze dreigde dat ze zou gaan lopen als ik haar geen lift gaf naar het huis van Edo. Het was stikdonker en ze kon nauwelijks rechtop staan. Ik vond het niet verantwoord om haar tegen te spreken.”
Emma’s moeder snuift. “Gelooft u dat niet?” vraagt de andere rechercheur. Emma heeft haar naam niet goed verstaan. Ze wil weten hoe deze vrouw heet. Ze móét het weten. “Hoe was uw naam ook alweer?”
Er valt een vreemde stilte na deze vraag. De rechercheur kijkt Emma opmerkzaam aan. “Mijn naam? Heeft mijn naam iets met mijn vraag aan je moeder te maken?”
Emma schudt haar hoofd. “Ik wilde het gewoon weten. Dit is zo’n vreemde situatie. Sorry.”
De vrouw glimlacht. “Geeft niet. Ik heet Lies van der Steen. Zeg maar gewoon Lies.”
De spanning ebt weg.
Lies richt zich weer tot Emma’s moeder. “Waarom twijfelt u aan de woorden van uw dochter?”
“Ik wil er niets mee te maken hebben,” antwoordt die. Ze staat op en geeft haar man een teken om hetzelfde te doen. “We gaan een eindje lopen met Isha. Laat die dames maar eens rustig met je dochter praten.”
“Wat is er mis tussen jullie?” De vraag van Lies van der Steen valt als een bom in hun midden.
Emma beseft dat ze haar stem in bedwang moet houden. “Mijn moeder is overstuur.”
“Jij niet?”
“Natuurlijk wel. Maar ik kan me beter beheersen. Logisch. Steffie was mijn zusje, niet mijn kind. Het moet verschrikkelijk zijn om een kind te verliezen. Voor de tweede keer, ook nog voor de tweede keer.”
“Is het al eens eerder gebeurd?” De stem van Lies klinkt meelevend.
“Ik ben de helft van een tweeling en het andere kindje is dood geboren. Dus mijn moeder heeft ook al een baby verloren.”
“En jij al twee keer een zusje,” constateert Greet Heffels, de andere rechercheur. “Maar de eerste keer heb je daar natuurlijk niets van gemerkt.”
“Toch wel.”
Emma’s moeder klemt Isha tegen zich aan en duwt haar man uit zijn stoel. “Wij zijn weg,” zegt ze kortaf.