5

Ze zijn aardig. Emma merkt dat ze hun best doen om haar op haar gemak te stellen. Maar ze zijn van de politie en ze moeten niet te veel te weten komen. Greet maakt aantekeningen. Ze heeft uitgelegd dat ze van deze aantekeningen later een verklaring maakt.

“Waar dient die verklaring voor?”

“Die kunnen we nodig hebben voor de bewijsvoering tegen de verdachte.”

“Edo?”

“Ja. Hoe goed ken je Edo?”

“Niet heel goed. Het is een gesloten man. Ik heb regelmatig contact met hem op mijn werk.” Ze wacht een paar seconden voordat ze verder gaat. Ze ziet dat de beide vrouwen tegenover haar daardoor net iets aandachtiger gaan luisteren. “Nou ja, jullie komen daar tóch wel achter. Ik ben een paar keer met hem uit eten geweest. Hij is nog geen jaar geleden weduwnaar geworden. Hij voelt zich erg eenzaam. En ik merkte de laatste keer dat we samen aten dat hij ook nog steeds woedend is op zijn vrouw. Ze heeft zelfmoord gepleegd. Volgens hem.”

“Twijfel jij daaraan?”

“Ik weet niet precies wat ik daarvan denk. Waarom zou hij niet de waarheid spreken? Het is best een aardige man. Alleen…hoe moet ik het zeggen? Hij heeft iets dwingends over zich. Er zit iets onder die vriendelijkheid…Ik weet het niet, dat voelt soms onveilig.”

“Heb je meer met hem gedaan dan eten?”

Die vraag verwachtte Emma al. Ze kijkt Greet, die hem stelde, recht aan. “Nee, uiteindelijk niet. Ik ben na ons laatste etentje wel met hem mee naar huis gegaan. We waren een beetje aangeschoten. Niet erg, gewoon een beetje lacherig.”

“En een beetje opgewonden?” Die vraag komt van Lies.

Maar op deze vraag was Emma ook bedacht. Ze glimlacht. “Tja…misschien ook wel. Het ging allemaal net wat losser dan anders. Ik dacht: waarom ook niet? Hij is alleen, ik ben alleen. Ik hoopte eerlijk gezegd dat ik mijn eigen weerstand daardoor zou kunnen doorbreken,” eindigt ze zacht.

“Welke weerstand?” De beide rechercheurs spreken de vraag tegelijk uit. Ze kijken elkaar verrast aan.

Emma denkt razendsnel na over het antwoord dat ze zal gaan geven. Is het wijs om op dit moment Cees ter sprake te brengen? Of moet ze de aandacht juist op Edo gericht houden? “Ik heb tot nu toe niet veel geluk gehad in de liefde,” houdt ze het een beetje algemeen. “Eerlijk gezegd heb ik mijn buik vol van de kerels.” De kwestie Cees is nog niet aan de orde. Dat kon wel eens te link zijn, in dit stadium.

“Wil je ons daar iets méér over vertellen?” vraagt Greet.

“Liever niet op dit moment.” Het lukt Emma om haar stem te laten trillen. De vrouwen knikken.

Het is goed dat de rechercheurs vrouwen zijn. Heel goed.

“Hoe ging het verder, na dat laatste etentje? Wanneer was dat precies?” wil Greet weten.

“Dat was dinsdag. Toen we in zijn huis waren, zoenden we een beetje maar ik merkte direct dat ik het eigenlijk niet wilde. Niet met hem. Het voelde niet goed. Ik weerde hem af.”

“Hoe reageerde hij daarop?”

“Beledigd. Ik ben naar buiten gelopen en heb mijn fiets uit de kofferbak van zijn auto gehaald. Ik was op de fiets naar het restaurant gegaan, weet je. En hij bracht me thuis. Naar zijn huis. Halverwege de rit stelde hij voor om naar zijn huis te gaan en hij wilde geen weigering accepteren.”

“Wilde je het voorstel dan weigeren?”

“Ik wist niet goed wat ik wilde. De situatie was een beetje verwarrend. Maar ik besloot om toch met hem mee te gaan, daar ben ik zelf verantwoordelijk voor.” Emma schuift de haarlok die voor haar ogen valt met een geïrriteerd gebaar naar achteren. “Ik moet naar de kapper. Maar dat zal vandaag niet lukken. Het was een vervelend incident. Maar ik heb er later niets meer over gezegd.”

“Je hebt gewoon de volgende dag meegewerkt aan een euthanasie. Of niet?” Lies vraagt het nogal scherp.

“Daar was ik bij aanwezig. De patiënte was een goede vriendin van me. Ik was bij haar toen ze stierf.”

“Er is een aantekening gemaakt van een uitspraak die je deed over de inhoud van het flesje waar het euthanasiemiddel in zat. Wil je dat nog eens vertellen?”

“Er valt niet veel over te vertellen. De patiënte nam maar een derde van het middel, dat was al genoeg ”

“Een derde van de inhoud van de fles zal al ruim voldoende zijn,” hoort ze opeens Meindert vlak bij haar oor zeggen. Ze schiet overeind van de schrik.

“Wat is er?” informeert Greet. “Waar schrik je zo van?”

Emma voelt hoe de paniek haar bijna overmeestert. Rustig blijven, maant ze zichzelf in gedachten. Dit mag niet uit de hand lopen. Geen aandacht op mezelf vestigen. Ervoor zorgen dat die klootzak ervoor opdraait. Ze haalt diep adem. “Het gaat alweer. De patiënte was mijn vroegere lerares Nederlands. Ik heb na de middelbare school altijd contact met haar gehouden en we zijn heel goed bevriend geraakt. Ze was een hartsvriendin van me. Haar dood hakte er nogal in.”

“Ik begrijp het. Kun je nog iets meer vertellen over de inhoud van dat flesje?”

“Ik kan alleen vertellen dat het nog voor twee derde gevuld was. En dat ik niet weet wat hij ermee gedaan heeft. Zulke middelen moeten namelijk direct worden vernietigd. Dat is voorschrift.”

Nu eens zien hoe de dames hierop reageren.

“Je zei dat je bij je vriendin was toen ze stierf. Waar was de dokter op dat moment?” vraagt Lies.

“Beneden. In de woonkamer.”

“Dan is er dus geen getuige die kan bevestigen dat de vrouw maar een derde van de vloeistof dronk.”

Emma kijkt de vrouw strak aan. “Dat vind ik een grove beschuldiging.”

“Het is een conclusie, geen beschuldiging,” reageert Lies kortaf.

“Oké. Maar ik lieg niet.”

Lies verandert van onderwerp. “Heb je enig idee hoe je zusje bij Edo op zolder terechtkwam?”

Emma gaat rechtop zitten. “Er was iets met die zolder. Alle keren dat ik met hem uit eten ben geweest, kwam het gesprek erop terecht. Daar vond hij zijn vrouw, nadat ze zelfmoord had gepleegd.” Ze aarzelt. “Laat ik het maar gewoon vertellen. Ik ben niet direct naar buiten gegaan, toen hij dinsdagavond beledigd reageerde op mijn afwijking. Ik wist niet wat ik moest doen, en terwijl ik stond te aarzelen, sloeg zijn stemming om en leek er niets meer aan de hand te zijn. Hij was opeens vriendelijk en zei dat ik zijn huis moest zien voordat ik wegging. Hij duwde me voor zich uit en leidde me rond. Ik wilde niet naar de zolder maar hij trok me de trap op. Ik was bang.”

“Maar je bent er wél op geweest?”

“Ja. Een paar minuten zelfs. Hij wees aan waar ze lag toen hij haar vond. Ik had het gevoel dat ik flauw ging vallen. Hij zag dat het niet goed ging met me en hij nam me weer mee naar beneden. Toen was hij weer rustig en vol aandacht voor mij. Hij bood zijn excuses aan voor zijn drammerige gedrag.”

“En wat deed jij?”

“Ik ben als een bezetene naar huis gefietst.”