MAANDAG
1

Meindert komt direct op Emma af als ze de deur van de apotheek achter zich sluit. “Ik had je niet verwacht. Je hoeft nu echt niet te komen werken. Wat een verschrikkelijke toestand.” Hij is oprecht geëmotioneerd.

Emma weet niet goed hoe ze moet reageren. “Ik dacht dat ik beter een paar uur kon gaan werken. Thuis komen de muren op me af. Mijn ouders adviseerden me om iets te gaan doen.”

“Hoe gaat het met je ouders?”

Emma haalt haar schouders op. “Ik weet het niet precies. Ze vallen van de ene stemming in de andere. Ik ben gisteren bijna de hele dag bij ze geweest. Het was vreemd.”

Meindert wacht of ze verder gaat. Er komen twee collega’s op Emma af en condoleren haar. Ze hebben het direct over Edo. Het verbaast hen niets dat Edo is opgepakt. Ze vonden hem altijd al een beetje een vreemde vogel.

Meindert kapt het gesprek af. “Iemand is pas schuldig als vaststaat dat hij de misdaad heeft begaan,” zegt hij. “Laten we nu niet oordelen zonder dat we ook maar iets weten van wat er is gebeurd.” Hij nodigt Emma uit om eerst even koffie met hem te drinken in het kantoor. Als ze daar samen zitten, stelt hij voor om de naam Edo in de apotheek voorlopig niet te noemen, totdat er meer bekend is over de moord en zijn eventuele aandeel daarin.

“Denk je dat hij onschuldig is?” informeert Emma. Ze kan zich niet voorstellen dat Meindert hier bevestigend op zal antwoorden.

Ze staart hem aan. “Hoe dat zo?” Ze hoort dat haar stem scherp klinkt.

“Ik ken hem, Emma. Edo is geen moordenaar. Maar ik begrijp dat jij daar nu anders tegenaan kijkt. Het gaat om jouw zusje. Ik vind het verschrikkelijk voor je dat ze dood is.”

“Ze heeft een dochter.”

“Dat hoorde ik. Is haar man al thuis?”

“Ja. Hij is zaterdagavond thuisgekomen. We hebben gisteren uitgebreid gepraat. Hij is er kapot van. Maar het is een sterke man. Hij redt het wel.” Met mij, zou ze erachteraan willen zeggen. Door mij, door mijn hulp. Door mijn liefde. Die zit er nog steeds. Ik dacht dat mijn gevoel voor hem definitief voorbij was maar toen ik hem terugzag, merkte ik dat er niets veranderd is. Alle teleurstelling die ik ooit ten opzichte van hem voelde is verdwenen.

Alle woede.

Alle haat. Wég.

Ik hou nog steeds van hem. Hij is mijn man.