6
Cees zit aan de eettafel. Hij houdt zijn gezicht verborgen in zijn handen. Hij huilt.
Emma gaat tegenover hem zitten. Ze trekt de ceintuur van Steffies oude kamerjas wat strakker aan en kijkt naar beneden. Alles is bedekt. Hij moet niet denken dat ze hem wil verleiden. Dat zou wel eens een averechtse uitwerking kunnen hebben.
Ze moet dit verstandig aanpakken. Goed naar hem kijken, goed luisteren naar wat hij zegt. Niet gretig reageren. Niets laten merken van haar verlangen. Er niets over zeggen. Hij moet het idee krijgen dat hij zelf is begonnen.
Zijn gevoel voor haar is er nog. Ze weet het zeker. Het hangt om hen heen. Het laat zich niet verdringen. Maar het heeft tijd nodig.
Cees kijkt op en schrikt. “Ik heb je niet binnen horen komen.”
“Ik heb ook zo zachtjes mogelijk gedaan. Anders worden de anderen wakker.”
“Ik kan niet geloven dat ze dood is.”
“Nee.”
Hij wrijft over zijn gezicht. “Ze heeft me nog gebeld op de dag dat ze naar de reünie zou gaan. Toen heb ik haar verteld dat ik met Job wilde praten over de detachering. Dat ik het geen goed idee vond om nog langer in Tilburg te werken. Ze was er blij om, zei ze.”
Emma denkt aan wat Steffie tegen haar zei. Dat was toch negatief? Cees wilde nog meer kinderen en zij niet. Ze leek genoeg van hem te hebben. Wil hij dat niet onder ogen zien? Ze weet niet of ze hier iets over moet zeggen.
“Ze zei dat ze geen kinderen meer wilde,” zegt Cees. Emma vraagt zich af of hij iets van haar gezicht kan aflezen. Ze probeert neutraal te kijken. “Maar dat was allemaal angst. De bevalling viel achteraf gezien nogal mee. Ze had moeite met de verantwoordelijkheid. Ze wilde zelf de meeste aandacht krijgen. Meer niet. Ze hield van mij.”
Niemand beweert het tegendeel, zou Emma willen roepen. Ze heeft zin om kwaad te worden.
Niet doen.
“Ben je nog steeds kwaad?” wil Cees weten.
“Kwaad? Welnee.”
“Toch wel. Ik zie het aan je. Het staat op je gezicht te lezen. Het zit in je hele houding. Maar ik begrijp het wel.”
“Wat begrijp je precies?” Emma hoort dat haar stem laag klinkt.
“Ik begrijp dat je kwaad werd. Die reactie verwachtte ik ook. Jij kunt slecht tegen je verlies, Emma.”
“Laten we hopen dat jij dat nu dan wél kunt.”
Het vloog eruit. Dit is grof. Dit is niet goed. Hij lokt haar uit haar tent en zij trapt er direct in. “Sorry. Dat had ik niet moeten zeggen.”
“Inderdaad.”
“Wat wil je, Cees? Altijd vijanden blijven? Of zand erover en…”
“Opnieuw beginnen, bedoel je? Met jou?”
“Dat lijkt me op dit moment geen punt van overweging.”
“Dat zal nooit een punt van overweging worden, Emma. Als Steffie er niet was geweest, had ik je óók verlaten.”
“Dat geloof ik niet.”
Hij zucht diep. “Denk nu eens een keer eerlijk na, Emma. Kijk eens naar jezelf. Naar hot je leeft. Naar wie je bent. Naar je gemankeerde persoonlijkheid.” Hij stopt abrupt. “Sorry, ik bedoel het niet zo. Ik wil gewoon iemand kwetsen. En jij bent beschikbaar. Sorry, dat had ik niet mogen zeggen.”
Emma kijkt strak naar hem. Ze vraagt zich af hoe ze hierop moet reageren. Of ze moet reageren. Hij heeft iets vreemds. Iets wat er niet eerder was. Of zag ze het nooit eerder? “Ik herken je bijna niet,” zegt ze zacht.
Er valt een diepe stilte. Cees staart langs haar heen naar iets wat zich achter haar lijkt te bevinden. Ze zou achterom willen kijken om te zien waar hij zijn blik op gericht houdt. “Je moet nu vooral aan Isha denken. Ze heeft ie nodig. Ze heeft zorg nodig. Mijn ouders zullen je zeker steunen. En ik wil dat je weet dat je ook op mij kunt rekenen.”
Cees kijkt haar nu recht aan. “Je moeder vertelde dat je helemaal om was, wat Isha betreft. Dat je ter plekke verliefd op haar leek te worden.”
Emma glimlacht. “Ik ben bang dat mijn moeder gelijk heeft. Het is een kind dat je betovert. Het zal niemand lukken om dit mooie meisje te weerstaan.”
“Het is Steffies dochter,” zegt Cees stug.
“Dat zal ze altijd blijven, Cees, dat hoor je mij niet tegenspreken. Ik zeg alleen dat ze zorg nodig heelt. En dat ik beschikbaar ben om te helpen.” Emma kijkt naar haar handen. Ze bewegen. Ze willen hem vasthouden.
Ze aarzelt.
Hij staat op. “Ik probeer nog een paar uur te slapen. Bedankt voor je aanbod, Emma. Maar ik sla het af. Het voelt niet goed om Isha aan jou toe te vertrouwen. Het spijt me dat ik dit moet zeggen. Laten we het er maar niet meer over hebben. Welterusten.”
Het volgende moment is hij verdwenen.
Emma ademt zwaar. Ze grijpt met haar handen de rand van de tafel vast en houdt die rand stevig in haar greep. Ze moet zich beheersen. Niet met haar vuisten ergens tegenaan gaan beuken. Niet schreeuwen.
“Je inhouden, inhouden, inhouden,” sist ze tussen haar tanden door.
Ze moet ervoor zorgen dat ze hier wegkomt. Dit loopt uit de hand.