6

Ze heeft uitgebreid gedoucht en het nieuwe lingeriesetje aangetrokken dat al een paar maanden in de kast ligt. Een wit kanten hemdje met een witte slip van kanten tricot. Op de voorkant van de slip is een satijnen hart gestikt. Toen ze het kocht zei de verkoopster dat ze er een lieve cent voor over zou hebben om zoiets te kunnen dragen. Ze prees Emma’s slanke figuur. Zelf was ze tonnetjerond. Emma vond haar vies dik. Maar ze bedankte de vrouw vriendelijk.

Ze had het willen dragen als ze met Edo ging vrijen.

Vanavond wil ze mooi ondergoed dragen.

Zich aantrekkelijk voelen.

Op en top vrouw zijn.

Ze wordt weemoedig door haar eigen gedachten. Deze stemming kan ze maar beter niet toestaan. Als Cees haar zo ziet, zal hij nog geïrriteerder worden. Ze kent hem. Hij vindt emotionele reacties snel hysterisch. Behalve als het om Steffie ging. Die kreeg juist met tranen en amechtig bekken trekken alles voor elkaar. Het helpt om aan Steffie te denken. Daardoor verdwijnt de weemoed en komt de woede tevoorschijn. Dat heeft ze nodig, woede. Cees is kwaad. Laat hem maar komen. Ze is niet bang voor hem. Ze zal een geduchte tegenstander zijn. Ze durft te knokken, als het moet fysiek.

Ze wil hem aanraken.

Met een resoluut gebaar haalt ze een strakke zwarte jurk uit de kast. Die staat haar fantastisch. Ze trekt ook een dunne zwarte panty aan en besluit om haar wit leren colbert te dragen. Ze bekijkt zichzelf in de grote spiegel die in de hal hangt. Ze ziet er perfect uit. Nog even een beetje rouge op haar wangen, wat oogschaduw en mascara en haar lippen bescheiden stiften. Ze kijkt zichzelf aan. Haar ogen staan helder, maar koel. Hij kan komen. Ze is er klaar voor.

Cees stapt langs haar heen de gang in, zonder haar een blik waardig te keuren. Als hij langs haar loopt, meent ze een vage alcohollucht te ruiken. Zijn stem klinkt vast. “Wij moeten eens ernstig praten,” begint hij. Nu kijkt hij haar aan. Maar hij reageert niet op haar uiterlijk.

Ze gaan aan de eettafel zitten. Cees weigert de plek op de bank die Emma hem aanbiedt. Hij moet rechtop blijven, legt hij uit. Hij heeft last van zijn rug.

“Spanning,” constateert Emma.

Zodra hij zit, barst hij los. Er golft een stortvloed aan woorden over Emma heen en ze heeft het gevoel dat ze wordt meegesleurd. Ze zou zich willen vastgrijpen aan de leuning van haar stoel. Maar ze beheerst zich en blijft doodstil zitten. Laat hem maar uitrazen. Het komt door de schok die hij te verwerken krijgt. Hij moet het ergens kwijt. En hij komt niet voor niets naar haar toe. Ook al zal hij er zich niet bewust van zijn, hij kiest haar niet zomaar uit. Dit is vaker gebeurd. Hij ging al veel vaker tegen haar tekeer. Naderhand had hij altijd spijt. Dan kwam hij het goedmaken met bloemen. En dan zei hij dat je het beste kwaad kon worden op iemand om wie je veel gaf en dan vreeën ze hun hele lijf beurs. Emma overweegt hem hieraan te herinneren. Nu nog even niet. Hij is nog te geladen. Cees is niet voor rede vatbaar als hij erg opgewonden is. Waar heeft hij het over? Jaloezie? Haar jaloezie. En haar stoïcijnse weigering om Steffie en hem nog te ontmoeten, nadat ze getrouwd waren. Haar duidelijke afkeer van hun kind. Dat heeft hij van haar moeder gehoord. Die heeft dat natuurlijk aliemaal in geuren en kleuren uit de doeken gedaan. Ze vertelt haar moeder nooit meer iets persoonlijks.

Cees zwijgt. Emma probeert zich zijn laatste woorden te herinneren. Maar ze zijn haar ontgaan. Heeft hij een vraag gesteld? Verwacht hij een antwoord?

Hij kijkt haar aan. Zijn ogen zijn kil. Ze bekijken haar alsof ze een vreemde is en niet de vrouw met wie hij een relatie heeft gehad. Met wie hij heftig heeft gevreeën.

Emmmmaaahhh!

Ze schudt een paar keer krachtig haar hoofd om de stem in haar oren te verdrijven. Ze ziet dat er een frons op zijn voorhoofd verschijnt. Dat betekent dat hij zich ergert. Ze houdt haar hoofd weer stil. “Wil je koffie?” vraagt ze voorzichtig.

Hij weigert.

Ze staat op. “Ik wél.” Ze loopt naar de keuken en zet het Senseo-apparaat aan. Ze hoopt dat hij zal roepen dat hij toch wel een kopje wil. Maar het blijft ijzig stil in de kamer.

Als ze weer zit, gaat hij verder. “Ik ken jou, Emma. Ik weet dat je wraakzuchtig bent. En dat je gemakkelijk je zelfbeheersing verliest. Dat heb ik talloze keren zien gebeuren. Als je wordt tegengewerkt, ben je een tijdbom. En als je ontploft…”

“Wat gebeurt er volgens jou als ik ontplof, Cees?” Het lukt haar om de vraag op een kalme toon te stellen.

“Ik ben bang dat je dan een gevaarlijk mens wordt, Emma. Daar ben ik altijd bang voor geweest. Dat is ook de reden dat ik onze relatie verbrak. Jij schijnt nog steeds te willen volhouden dat Steffie mij van je afpikte. Jij weigert onder ogen te zien dat ik zelf iets met Steffie begon en de relatie met jou toen direct heb beëindigd.”

Emma krijgt het koud. Ze wil dat hij ophoudt met praten. Haar hart krimpt in haar borstkas.

“Zie het eindelijk onder ogen, Emma. Je zusje heeft niets gedaan wat jou kon schaden. Ze is door mij verleid, ik niet door haar. Ik ben straight geweest. Ik heb een keuze gemaakt. Voor Steffie.”

“Daar denk ik anders over.”

“Dat is ook het probleem, Emma. Door jouw koppigheid zit je jezelf dwars. En ik weet zeker dat je daardoor onherstelbare dingen hebt gedaan. Ik wil de waarheid weten. Koste wat kost. Daarom ga ik straks met de beide rechercheurs praten.”

Emma staat op. “Ik neem nog een koffie.”

Hij wacht tot ze terug ‘S en gaat verder met zijn verhaal. Maar Emma luistert niet. Er is geen plaats in haar oren, doordat de laatste zinnen die Cees net uitsprak erin blijven nagalmen. “Ik wil de waarheid weten. Koste wat kost. Daarom ga ik straks met de beide rechercheurs praten.”

Hij schijnt iets gevraagd te hebben. Ze kijkt op. “Vroeg je iets?”

“Mag ik toch een kop koffie?”

Ze staat op en loopt naar de keuken. Als ze terugkomt heeft ze een vreemde grijns op haar gezicht. Ze zet het kopje voor hem neer en gaat zitten.

Hij kijkt haar indringend aan. Peilend. “Zit er suiker in?” vraagt hij.

“Nee. Jij gebruikt toch geen suiker?”

“Tegenwoordig wel. Ik probeer een beetje aan te komen.”

Hij is inderdaad erg mager. Ze staat weer op, loopt naar de keuken en komt terug met de suikerpot en een lepeltje. Hij doet bedaard een schep suiker in zijn koffie en roert. Er hangt een macabere stilte tussen hen. Emma neemt een slok van haar koffie.

Cees knikt. “Ja,” zegt hij.

“Wat bedoel je met dat ja?”

“Ik denk dat jij er veel voor overhebt om te voorkomen dat ik inderdaad lastige vragen ga stellen, Emma.”

Emma zwijgt.

“Ik weet vrijwel zeker dat je nergens voor terugdeinst om mij tegen te houden. Nergens ”

Emma neemt nog een slok koffie.

“Smaakt het?” vraagt Cees.

“Jawel. Hoezo?” Emma voelt zich ongemakkelijk door de blik in zijn ogen.

“Ik heb de kopjes verwisseld.” Zijn stem is ijskoud.

Vijandig.

“Ik denk dat er iets in mijn koffie zit, Emma. Iets wat mij zou kunnen uitschakelen. Ik denk dat jij ervan overtuigd bent dat je deze strijd kunt winnen. Ik heb de begerige blik in je ogen gezien toen je naar mijn kind keek. Ik ken die blik. Jij wilt haar hebben. En je zult tot het uiterste gaan om je doel te bereiken. Dat is toch zo, Emma?”

Emma knippert met haar ogen.

“Voel je de slaap al komen, Emma? De slaap die voor mij was bedoeld? Mijn vermoeden klopt, nietwaar? Jij hebt wat van dat middel achtergehouden.”

Emma’s hoofd zakt voorover. Het lijkt of ze iets wil zeggen maar er komt alleen een vreemd gebrabbel uit haar keel. Ze heft met moeite haar hoofd op en doet een poging om de rand van de tafel vast te pakken. Maar ze grijpt mis. Haar bovenlijf zwaait van voor naar achter en maakt daarna een draaiende beweging. Terwijl ze nog een smekende blik op Cees werpt, glijdt ze van haar stoel onder de tafel.

Cees gaat snel staan. Hij trekt haar onder de tafel vandaan. “Wakker blijven, Emma. Zorg dat je in bed komt te liggen. En slaap daar net zo lang als nodig is. Voor mijn part slaap je zelfs door tot na de begrafenis. Je hoort daar niet bij. Doe je ogen open, Emma!” Hij verheft zijn stem. Maar Emma reageert niet. “Verdomme,” vloekt hij. “Ze zal toch met…” Hij loopt naar de keuken en speurt met zijn ogen het aanrecht af.

Het is leeg.

Er hangt een doodse stilte in het huis. Hij hoort alleen zijn eigen angst, die bonst in zijn hoofd.

Hij loopt terug naar de woonkamer en sleurt Emma onder de tafel vandaan. Hij hijst haar overeind en slaat haar hard in het gezicht. “Wakker worden, Emma. Ophouden met die act.” Hij laat haar los. Ze glijdt weer op de grond.

Hij raakt in paniek.

De stilte grijpt hem bij zijn strot. Zijn ogen zoeken iets wat hem gerust kan stellen. Maar hij vindt alleen dreiging. Onraad. Hij heeft het gevoel dat er iets om hem heen hangt wat hem elk moment te grazen kan nemen.

De klok slaat negen keer. Het geluid knalt in zijn oren.

Hij vlucht de kamer uit en rent naar buiten.

DEEL 2

CEES