13

Als ik de oprit nader, zie ik de twee rechercheurs uitstappen en op mijn voordeur af lopen. Ik druk kort op de claxon. Ze wachten tot ik de auto in de garage heb gezet en komen dan naar me toe. Isha begint opgewonden te kraaien en steekt haar armpjes naar ze uit. De vrouwen kijken een beetje onwennig. Ze weten zich duidelijk geen raad met hun houding. Dan doet de dikste een stap vooruit en neemt Isha van me over. “Lies kan beter met kinderen overweg dan ik,” legt de andere vrouw uit. Ik weet het weer. De dikste heet Lies en de andere heet Greet.

“We hebben een paar vragen,” legt Greet uit. Ik nodig ze uit om mee naar binnen te gaan. Ik heb ook een paar vragen.

Ze lijken verbaasd te zijn over de onverschillige reacties van mijn schoonouders op de verdwijning van Emma. En ze willen graag van mij horen hoe ik ertegenaan kijk.

Ik ben op mijn hoede. Je weet nooit wat ze werkelijk willen weten. Welke verborgen agenda de dames hebben. Misschien heeft iemand mij op die woensdagavond zien rijden in de buurt van Emma’s huis. Zelfs de bomen hebben ogen hier op het platteland. Er is altijd wel iemand die iets ziet. Oi hoort. Meent te zien en meent te horen. En die daar direct een conclusie aan verbindt.

Ik ben weer kwaad. Heb zin om te that ten. Ik kan de wereld niet uitstaan. Ik zou ook dood willen zijn. De gedachte overvalt me.

“Wat gebeurt er nu?” vraagt Lies. Ze heeft Isha in de box gelegd en ik zie dat mijn meisje in slaap is gevallen.

“Ik word de hele dag woedend.” Wil ze weten wat er aan de hand is? Ze kan hem krijgen. Ik ga voor de verandering eens open kaart spelen. Tot op een bepaalde hoogte, uiteraard.

De sleutel ligt nog op tafel. Het ding grijnst naar me. Het is een treiterige grijns. Ik zou hem vast willen lijmen op een zware kei en het hele zaakje dwars door het glas van de schuifpui naar buiten willen smijten. Ik hoor de oorverdovende klap al, als het hele raam uit elkaar spat. Maar ik beheers me. Het spel is nog maar net begonnen. Ik moet zorgen dat ik koel blijf. Koel en alert.

“Mijn vrouw is dood. En jullie schijnen er maar niet achter te kunnen komen wie haar vermoord heeft. Die dokter wordt gewoon vrijgelaten, nadat een of andere vage figuur een verklaring aflegt die in zijn voordeel is. Het lijkt mij verstandig om toch eens wat dieper in die verklaring te duiken en de man eens wat steviger aan de tand te voelen in plaats van achter mijn verdwenen schoonzuster aan te jagen. Ze komt vanzelf weer terug, volgens mijn schoonouders. Ze is al vaker plotseling verdwenen en kwam altijd weer opdagen.” Ik hoor dat ik de laatste woorden harder uitspreek dan mijn bedoeling was.

“Ik kan me voorstellen dat je dit zegt,” is het bedaarde antwoord van Greet. “We zijn niet opgehouden met het verhoren van dokter Van Heemskerk. Absoluut niet. Maar we willen toch heel graag de andere kant van het verhaal horen. Men spreekt elkaar nogal tegen. Weet jij waar Emma is?” De vraag knalt er volkomen onverwacht uit. Ik moet niet laten blijken dat ik ervan schrik.

Pokerface.

“Eerlijk gezegd interesseert het me niet. Emma interesseert me niet meer. Ik neem aan dat jullie allang ontdekt hebben dat ik een relatie met haar heb gehad voordat ik met Steffie begon.”

“Verdween ze toen ook wel eens?”

“Nee. Ik wist zelfs niets van verdwijningen af. Dat hoorde ik nu pas. Mijn schoonouders hebben dat niet aan de grote klok gehangen.”

“Denk je dat er nog meer is waar ze niet over willen praten?”

Ik heb mezelf weer onder controle. “Ach, wat zal ik zeggen? Wie heeft het graag over een kind waar je geen hoogte van krijgt? Dat op een bepaalde manier onbereikbaar is? Van wie altijd dreiging uitgaat?”

“Heb je dat zelf op die manier ervaren?”

“Ja. Ik was altijd op mijn hoede bij Emma. Ik keek altijd achterom. Ze kon opeens verdwijnen. Nee, dat zeg ik fout. Haar geest leek soms ergens anders te zijn. Dan keek ze me aan maar had ik geen contact met haar. Ze leek weg te vliegen.” Ik denk even na. “Ze sprak soms in haar slaap. Dan maakte ik haar wakker en vroeg met wie ze in gesprek was. Als ze helder was, ontweek ze mijn vraag. Maar als ze slaapdronken was, zei ze altijd dat ze praatte met de dood.”

“Waarom verbrak je de relatie?”

“Ik vond haar eng. Vreemd. Instabiel. Ik wilde kinderen. Maar niet met deze vrouw. Ik wilde kinderen van een vrouw die ik vertrouwde.”