21
Alle deuren in mijn huis zitten stevig op slot. Ik heb ze stuk voor stuk extra gecontroleerd. Zelfs de kamer waar Isha slaapt is afgesloten. Ik heb alle sleutels in mijn broekzak gestopt. En ik heb ook het verboden mes bij me. Dat kocht ik een paar jaar geleden op het Waterlooplein van een louche mannetje, toen ik daar met Job een beetje rondslenterde. Job was tegen. “Het is duidelijk jat-werk en het valt onder verboden wapenbezit, volgens mij. Heling en wapenwet, waarom zou je die risico’s nemen?”
Ik wist dat hij gelijk had, maar er was iets wat me dreef om het mes toch te kopen. Het lag tot nu toe in de bovenste la van mijn bureau. Ik heb een paar maanden geleden nog overwogen om het weg te gooien. Er razen lugubere gedachten door mijn hoofd. Fantasieën over bloederige taferelen die ik zelf veroorzaak. Ik hak in op borstkassen, ruggen en halsslagaders. Het bloed spuit om me heen. Ik voel me vervreemd van mezelf.
De klok slaat twee keer. Ik moet gaan slapen. Maar het lukt niet om de lichten uit te doen, de verwarming uit te zetten en naar boven te gaan. Misschien heb ik te veel koffie gedronken vanavond. Ik had beter een stevige borrel kunnen nemen. Nu ben ik speedy en voel een bonkende hoofdpijn naderen. Als ik nu ga slapen, raak ik in nachtmerries verzeild. Of raak ik in een soort coma. Dan hoor ik niet wat er om me heen gebeurt. Dan zou iemand de deur van Isha’s kamer kunnen intrappen en haar kunnen meenemen.
Dit doe ik niet goed. Als ik deze situatie alleen ga oplossen, lopen Isha en ik veel te veel gevaar. Ik moet die twee rechercheurs inschakelen en hun de SMS-jes laten lezen. Ik hoef niets te vertellen over het verwisselen van de koffiekopjes. Er is niets gebeurd. Ik heb niemand vermoord. En als Emma daar later uitspraken over gaat doen, zal niemand haar geloven.
Ik moet ze bellen. Nu? Het is midden in de nacht. Gebruik je verstand, man. Blijf zitten waar je zit. Ze komt heus niet midden in de nacht tevoorschijn. Alhoewel. Is dat zo? Ze houdt toch van de nacht?
Het was een mooie nazomer, die tijd dat ik met Emma begon te vrijen. Overdag zonnig, nauwelijks wind, soms een beetje vochtig. De avonden waren kil. ‘s-Avonds moest de verwarming aan.
We kropen tegen elkaar aan in haar bed en vreeën meestal wel drie keer. De volgende dag sleepte ik me overeind. Ik kon de lange werkdagen die ik maakte goed gebruiken om mezelf weer bij elkaar te rapen. Maar zodra ik van haar weg was, begon ik weer naar haar te verlangen. Ik belde haar verschillende keren laat op de avond en kreeg geen gehoor. Later vertelde ze dat ze buiten had gelopen. “De nachten in de polder zijn zo prachtig donker,” zei ze enthousiast. “Je komt hooguit een paar lantaarnpalen tegen op de dijk en je ziet een keer een lichtje van een huis in de verte, maar verder is het zwart. Ik vind het heerlijk om me door de nacht te laten meenemen.”
Ik rilde van haar woorden.
“Wat is er? Waar krijg je het opeens zo koud van? Toch niet van mij?” Ze wreef haar lijf tegen me aan en sloeg haar benen over mijn buik. “Ik zal je verwarmen.”
Ik gaf me over en negeerde mijn onrustige gevoel.
Ik wilde de eerste avond al met haar naar bed. Ik stelde me voor hoe ik haar haren los zou maken en mijn handen erdoorheen zou laten glijden. Ze had prachtig haar, vond ik. Eigenlijk heeft Emma even mooi haar als Steffie. Maar ze toonde het niet. Ze stak het op, of bond het samen in een staart. Ze droeg het nooit los. “Dat staat me niet,” beweerde ze. Ik vond het heerlijk als ze het op haar schouders liet vallen voordat we naar bed gingen. Maar ze weerde elk compliment af. “Misschien laat ik het kort knippen. Veel gemakkelijker.” Het klonk dreigend.
Ik probeerde haar dan af te leiden. Zei niets meer over haar haren. Daarna had zij het ook niet meer over afknippen.
Het was vanaf het begin op eieren lopen. En het kostte me veel moeite om de juiste toon te treffen. Wat de ene dag scoorde, was de andere dag verkeerd. En seks was de eerste tijd absoluut onbespreekbaar.
Ze dook weg voor mijn aanrakingen. Ze ontglipte me steeds. Het resultaat was dat ik nergens anders meer aan dacht. Ik rukte me suf. Ik zette het samen met Job op een zuipen.
“Laat je vooral niet aan het lijntje houden,” adviseerde Job. “En grijp je kans zodra die zich voordoet.”
Maar er viel niets te grijpen. Het was Emma die het tijdstip bepaalde. Zij greep mij. Na de eerste keer met Emma was ik total loss. En ik betrapte mezelf op enkele tegenstrijdige gedachten. Een fluctuerend gevoel. Verlangen, afweer. Ik werd doodmoe van mijn eigen emoties.
Er is buiten een geluid. Ik luister scherp. Het is iets bij de schuifpui.
Ik grijp het mes.
Ik doe de lichten uit en loop in de richting van de lamellen.
De twee korte signalen die plotseling uit mijn mobiel komen, klinken als kanonschoten. Ik schrik hevig, verslik me in mijn eigen speeksel en stik bijna in de hoestbui die me overvalt. Ik spreid mijn armen en hoor mijn gierende ademhaling.
Het duurt minstens tien minuten tot ik weer enigszins normaal kan ademen. Maar;k kan nog niet ophouden met rochelen. Ik probeer water te drinken. Het vocht vindt met moeite zijn weg naar mijn slokdarm.
Bij de schuifpui heerst een diepe stilte. De klok slaat één keer.
Half-drie.
Ik open het nieuwe SMS-bericht.
Ze draagt nu toch maatje 80?
Ik ren naar de schuifpui en gooi hem open. “Fuck you, Emma! Blijf uit mijn buurt, hysterische trut! Klotewijf!”
De nacht zwijgt. Mijn woorden verdwijnen in de donkere lucht.