1
Op het moment dat Emma zich onder de tafel liet glijden, wist ze het. Ze ging die auto kopen. Die gele Mazda. Voor honderd euro. Hij was gekeurd tot juni.
Tijd genoeg dus om in actie te komen.
Cees was erg overtuigd van zichzelf. Op een irritante manier. Ze kende dit wel van hem. Dat zelfoverschattende toontje in zijn stem. De verwaande blik in zijn ogen. Die betweterige houding. Mijnheer de doctorandus in eigen persoon. Het mannetje met pretenties.
Maar nu was hij weduwnaar. Door haar toedoen. En hij dacht dat hij van haar was verlost.
Ze wilde dat ze aan iemand kon vertellen wat ze had bedacht. Maar dat kon niet. Ze moest het spel in haar eentje spelen. Haar rol goed neerzetten. Neerleggen. Ze moest comateus lijken en de indruk wekken dat de dood haar elk moment kon komen halen. Ze wist zeker dat hij erin zou trappen. Dat psycholoogje had totaal geen verstand van de werking van een euthanaticum.
De klok galmde negen keer en toen sloeg de voordeur achter hem dicht. Emma hoorde dat hij de motor van zijn auto startte. Hij scheurde weg.
Ze wachtte nog een paar minuten af of hij niet terug zou komen en krabbelde toen overeind. Ze lachte luid. Ze dacht aan het moment in de keuken, toen ze koffie voor hem inschonk. Haar hand reikte naar het kastje waar de beschuitbus stond. Maar ze trok hem terug. De tijd was nog niet rijp.
Het was een vreemde gewaarwording dat Cees haar ervan verdacht dat ze iets in zijn koffie had gedaan. Ze had daar niet op gerekend. Maar op het moment dat hij haar beschuldigde, kwam het idee in haar op. Ze moest verdwijnen. Spoorloos verdwijnen. Ze overzag het idee in een soort helicopterview. Haar ouders zullen niet direct alarm slaan. Die hebben al eerder meegemaakt dat ze van de aardbodem verdwenen leek en dat ze vanzelf wel weer opdook. Maar voor Cees moest de verdwijning een onaangename sensatie zijn. Ze wist het direct. En ze handelde zonder zich een moment te bedenken.
Cees dacht dat hij wist wat zij had gedaan. Dat hij slim genoeg was om dat in de gaten te hebben.
Hij schrok heel erg toen ze deed of ze bewusteloos was. Hij sjorde aan haar schouder en zijn stem sloeg over toen hij riep dat ze wakker moest worden.
Ze wachtte tot het geluid van zijn auto helemaal verdwenen was, greep haar tas en schoot snel in haar leren jas. Het was nog fris ‘s-avonds. Ze moest voorkomen dat ze het koud kreeg. Als ze het koud had, kon ze niet goed denken. Dan mislukten haar plannen gemakkelijk. Dan zag ze dingen over het hoofd. Ze tuurde de straat af. De dijk was leeg en stil. Ze rende naar het huis dat ongeveer tweehonderd meter verder stond. Er woonde een jonge vent. Hij had het huis een halfjaar geleden gekocht. Maar ze kende hem niet persoonlijk. Hij had tot nu toe geen contact gezocht. Zij ook niet.
De gele Mazda stond er nog. Ze zocht een bel op de deur. Er zat niets wat daarop leek. Ze klopte. En nog eens. Er brandde licht in de gang. De deur ging open.
Hij stond op het punt om te vertrekken, vertelde de man. Over tien minuten kwam zijn vader hem ophalen om hem naar Schiphol te brengen. Hij ging drie maanden naar Nieuw-Zeeland. De Mazda was veertien jaar oud en zou de volgende keuring niet overleven. Hij wees Emma de roestplekken aan op het rechterachterportier en bij de wielkasten. De balken waren ook rot, zei hij opgewekt. Maar het ding startte altijd. Bij hitte of vorst, echt altijd. En hij reed zuinig. Eén op zestien. De goedkoopste benzine.
“Ik heb hem maar korte tijd nodig,” zei Emma.
De man vroeg of zij de auto op haar naam wilde zetten en het vrijwaringbewijs in zijn brievenbus wilde doen. Zijn moeder verzorgde de post als hij weg was. Hij meende Emma te kunnen vertrouwen. Ze had een eerlijk gezicht. “Woon je hier in de buurt?” vroeg hij. Er klonk iets hoopvols in zijn stem.
Ze reageerde kortaf. “Nee. Ik hoorde van een vriendin dat deze auto te koop stond.” Ze haalde het geld uit haar zak en betaalde.
Hij overhandigde haar de sleutels en de papieren. “Voorzichtig remmen,” riep hij haar nog na. “De remmen hebben ook hun beste tijd gehad.” Ze zwaaide naar hem. Ze zag dat hij haar belangstellend bekeek. Ze stapte in de auto en reed naar haar eigen huis. Het was kwart voor tien. Ze propte wat kleren in een weekendtas en toiletspullen en zette liet ding op de achterbank. Toen ze terugkwam in haar woonkamer, zag ze haar Ericsson op de televisie liggen. Er vloog een krankzinnig goed idee haar hoofd binnen.
Toen ze het lichaam van Steffie op Edo’s zolder achterliet, bedacht Emma nog net op tijd dat het handig zou zijn om weer een sleutel van het huis van Cees te hebben. Ze wist precies welke het was en ritste hem van Steffies sleutelbos. Ze stopte de sleutel van Edo in Steffies jaszak en voelde zich slim.
Machtig.
De gele Mazda was voorlopig haar vervoermiddel. Ze had daardoor twee troeven in handen: de sleutel en de auto. Geen van beide waren ze officieel haar eigendom. Ze peinsde er niet over om de auto te laten overschrijven op haar naam. Als ze hem niet meer nodig had, liet ze hem gewoon ergens achter. En de sleutel moest terug naar Cees. Maar pas nadat ze hem had gebruikt.
Ze wachtte tot twee uur ‘s nachts en reed toen naar Schagen. Ze parkeerde de Mazda een paar straten verder dan de straat waar Cees woonde en liep naar zijn huis. Er heerste een diepe rust in de wijk. Alle huizen waren donker. Ze schrok van een kat die opeens vlak voor haar voeten opdook en de straat over vloog. Ze stond even stil om van de schrik te bekomen.
Het plan was subliem. Ze sloop naar de woning van Cees en merkte dat de voordeur klemde. Ze duwde hem niet helemaal terug in het slot. Zo min mogelijk geluid maken. De zaak onder controle houden.
Het huis was stil. Doodstil. Ze luisterde onder aan de trap naar mogelijke geluiden. Daarna liep ze uiterst voorzichtig de trap op.
Isha sliep heel diep. Er schoot een verlangend gevoel in Emma’s armen toen ze bij het bedje stonk. Ze wilde het kind oppakken en tegen zich aan drukken. Haar meenemen. Maar dat kon nog niet.
“Ik kom je later wel halen,” fluisterde ze.
Ze stuurde een SMS-bericht naar haar moeder en terwijl ze de boodschap intoetste, bedacht ze dat haar moeder vrijwel nooit SMS-berichten opende. Het was een gok. Toch maar doen. Daarna sloot ze haar telefoontje aan op de oplader en stak de stekker in het stopcontact naast de kast die tegen de muur stond. Ze legde het mobieltje op de kast en schoof het een beetje uit het eerste zicht. Daarna liep ze heel voorzichtig de trap weer af en trok de voordeur behoedzaam in het slot De sleutel zat veilig opgeborgen in haar jaszak. Ze maakte dat ze wegkwam. De gele Mazda startte inderdaad zonder aarzelen. De motor pruttelde. Ze vond het een gezellig geluid.