6
Janet woonde tijdelijk op de Groningerstraatweg, in het huis van een vriendin die een jaar naar Suriname was, omdat haar man daar werkte. Ze nodigde Emma uit om met haar mee te gaan. “Ik vind het bijzonder dat wij elkaar getroffen hebben,” zei ze. “Ik ken niemand die hetzelfde heeft meegemaakt als ik.” Ze wilde graag praten, maar niet in een omgeving waar iedereen kon horen wat ze zei. Niemand had iets te maken met het plan dat ze aan het bedenken was.
Het was een groot hoekhuis met een ruime tuin rondom. Emma wees op de grote schommel, de zandbak en de wip in de tuin. “Heeft je vriendin kinderen?”
“Drie. De jongste is twee dagen ouder dan mijn dochter. We kennen elkaar van zwangerschapsgym. Toen mijn ex me eruit gooide, mocht ik tijdelijk bij haar wonen. En nu pas ik op het huis.”
Het viel Emma direct op dat de woonkamer keurig was opgeruimd. En toen ze met Janet mee liep naar de keuken om koffie te zetten, zag ze dat daur ook nergens een vuiltje te bekennen was. “Lekker schoon is het hier.”
“Ik poets me een ongeluk. Mijn vriendin is heel proper. Ik wil de boel absoluut niet laten verslonzen. En poetsen is goed om emoties kwijt te raken.” Janet lachte kort. “Vooral het sanitair moet er steeds aan geloven. Je moest eens weten hoe lekker je je kunt uitleven op een toiletpot of een wastafel. Ik doe dan of het Bart is. En ik geef hem van jetje. Bart is mijn ex maar dat zul je al wel begrepen hebben.”
Emma luisterde vervolgens naar de enorme spraakwaterval die niet meer te stuiten was. Janet had blijkbaar het een en ander opgekropt. Ze raakte geëmotioneerd en begon te huilen. Emma pakte haar vast en drukte haar tegen zich aan.
“Hoe is het mogelijk dat ik jou ben tegengekomen?” vroeg Janet. “Dat kan toch geen toeval zijn? Sorry dat ik zo doorklets. Dat doe ik altijd. Vertel eens iets over jouw leven. Hoe ben jij je kind kwijtgeraakt?”
“Door mijn zusje.”
“Ik zou mijn zusje vermoorden als ze mijn kind pikte,” beweerde Janet. Ze was fel. Haar ogen spuwden vuur. “Niet te geloven dat je zusje je zoiets flikt. Nou, ik zou er wel raad mee weten. Geloof me, dat secreet dat mijn kind heeft ingepikt, gaat ook nog merken wie haar tegenstander is.”
“Misschien kunnen we elkaar helpen,” opperde Emma. Het plan dat in haar hoofd sluimerde, kreeg iedere minuut vastere vormen.
“Vertel, wat heb je in gedachten?” nodigde Janet haar uit. Ze schonk het lege wijnglas van Emma nog eens vol.
Emma nam een slok wijn. “Als je het goed bekijkt, is het heel simpel. Jij wilt jouw dochter terug en ik die van mij. Jouw man kent mij niet, mijn man kent jou niet. We kunnen dus zonder probleem bij hen in de buurt komen.”
“Maar waar moeten we met de kinderen naartoe?” Janet was opeens praktisch.
“De eerste tijd zullen we moeten onderduiken,” stelde Emma vast. “Kun jij de computer van je vriendin gebruiken? Ik huur via internet gewoon een huisje, iets vlak over de grens. België of Duitsland, wat er vrij is. En van daaruit reizen we verder.”
“Ik kan zoiets niet betalen.”
“Ik wel.”
Janet keek Emma recht aan. “Het is ongelooflijk dat jij op dat terras zat toen ik naar buiten werd geschopt. En dat we hier nu samen plannen maken om onze kinderen terug te krijgen. Echt ongelooflijk. Maar ik doe mee. Het is nu of nooit.” Ze leek een kort moment te aarzelen. “Wat is er mis met jou, Emma?”
De vraag was even overrompelend als angstaanjagend. Emma kreeg het er koud van. Ze deinsde ervoor terug. “Dat wil je niet weten,” kon ze uitbrengen. “Dat is te vreemd.”
“Ik ben wel wat gewend. Wat denk je dat je tegenkomt als je wordt opgenomen op een crisisafdeling in de psychiatrie? Ik heb daar van alles ontmoet. Ze denken allemaal dat ze God zijn, of de duivel, of de Heilige Geest. Je wil niet weten hoeveel koningen en koninginnen ik al heb leren kennen. Ze horen stemmen op de televisie die speciale boodschappen voor hen afgeven, ze voelen stralen door alle muren heen, ze zien demonen op de kast en verdenken er altijd wel iemand van dat hij een reïncarnatie is van Hitler of van Jack the Ripper. Mij maak je niet snel meer bang en ik kijk ook nergens meer van op.”
Emma dacht na. Ze realiseerde zich dat ze nooit meer over de dood en de vogel had gesproken sinds die ene keer toen ze een jaar of twaalf was. Zelfs Jannie had er nooit iets van geweten. En ze had het ook verzwegen voor Cees. “Ik ben ooit aangeraakt door de dood,” zei ze kort. “Sindsdien zoekt hij me regelmatig op.” De vogel was too much.
Janet knikte. “Zoiets dacht ik al.”
Emma werd dronken. Ze merkte het na het derde glas wijn. Ze raakte de controle over haar stem kwijt. Daar schrok ze van.
Janet zag haar schrik. “Je bent hier veilig,” stelde ze Emma gerust. “Blijf maar slapen. Er is plaats genoeg in de herberg. En wees maar niet bang dat ik ergens over praat. Ik kan geweldig kletsen maar ik kan nog veel beter zwijgen.”
Die woorden stelden Emma gerust. Ze besloot te blijven. “Morgen praten we over ons plan,” besliste ze. “Ik wil actie.”
“Harde actie,” glimlachte Janet. “Laat onze exen, je valse zusje en het stompzinnige monster nog maar één nachtje rustig slapen. Vooruit, misschien nog een paar nachtjes. Binnenkort is het gedaan met de rust.” Ze lachte hoog. “Ik ben mijn ex toch dankbaar dat hij me vanavond naar buiten trapte,” zei ze mijmerend. “Daardoor heb ik eindelijk mijn gelijke gevonden.”