4

Op het moment dat Emma in de buurt kwam van haar huis, wist ze dat ze eerst moest controleren of de bruine glazen pot nog in de beschuitbus zat. Ze was kwaad op haar eigen roekeloosheid. Die pot had ze nooit mogen achterlaten. Dat was een ongelooflijk stomme streek.

Ze rende naar de keuken en greep de beschuitbus. Hij zat er nog in. En was nog voor een derde gevuld.

Ze lachte opgelucht.

Op hetzelfde moment voelde ze hem achter zich. Hij duwde haar in de richting van de servieskast en fluisterde dat ze een glas moest pakken, de inhoud van de pot erin moest schenken en het glas moest leegdrinken.

Ze zette zich schrap tegen het aanrecht en klemde haar handen om de rand. “Nee!” schreeuwde ze. “Ik doe het niet. Ik wil niet mee. Laat me toch eindelijk eens met rust. Ik wil leven. Ik wil Cees. En Isha.”

De stem van de dood fluisterde dat het haar nooit zou lukken om hen te krijgen. Hij bleef achter haar rondhangen en ze nam snel een besluit. Driftig draaide ze de dop van de pot los en goot met gesloten ogen de inhoud in één beweging in de gootsteen. Daarna tastte ze met haar handen naar de kraan, draaide hem open en spoelde alles door. Ze hijgde van opwinding. “Zo,” snauwde ze achterom. “Daar gaat mijn mogelijkheid om eruit te stappen.”

Hij was weg.

Het huis voelde leeg aan. Hol. Koud.

Morgen gaat hij me bellen. Ze herhaalt die zin voortdurend. “Morgen gaat hij me bellen.” Ze zit op de rand van haar bed en drinkt langzaam haar glas leeg. Bessenjenever met ijs waar een klein beetje citroensap aan is toegevoegd. Haar lievelingsdrankje, dat ze al heel lang niet gedronken heeft. Cees heeft haar dit leren drinken. Het was de favoriete borrel van zijn moeder. Het beviel hem goed dat Emma er zo dol op was. “Morgen gaat hij bellen.”

Het leek er even op dat hij haar wilde beschuldigen. Maar hij bleek het over Edo te hebben. Hij verdenkt Edo ervan dat die hem SMS-jes heeft gestuurd en dat hij zijn huis is binnengedrongen. Edo kon de sleutel van Steffie hebben, als hij Steffie heeft vermoord.

Zou Cees dat werkelijk denken? Is zijn mening over haar mogelijke betrokkenheid veranderd? Ze twijfelt. Het blijft een kritische vraag. Ze moet voorzichtig zijn. Ze kan hem op dit moment niet goed doorgronden. Het is belangrijk dat ze hem eerst ziet. In zijn ogen kijkt. Zijn houding observeert. Dat ze luistert naar wat hij te zeggen heeft.

De politie wil haar opnieuw verhoren, zei haar vader meteen toen ze hem belde. Ze moet zich melden. Ze heeft hem dringend gevraagd om nog niet te vertellen dat ze terug is. “Geef me even de tijd om weer helemaal thuis te zijn,” verzocht ze hem. “Het heeft er allemaal stevig bij me ingehakt.” Hij vroeg niet wat ze daarmee bedoelde. Haar vader is een goede ziel. Hij heeft een zwak voor haar. Dat weet ze. Daarom heeft ze hém gebeld om te zeggen dat ze terug zou komen en niet haar moeder. Haar moeder wil ze voorlopig op een afstand houden.

Ze denkt aan Isha. En aan wat er zou zijn gebeurd wanneer Janet het kind wél in de auto had gezet en was verongelukt. Maar zodra haar gedachten die kant op gaan, roept ze zichzelf tot de orde. Isha leeft. Er is niets gebeurd. Janet is dood. Ze zijn haar identiteit nog aan het achterhalen. Ze had niets bij zich, behalve haar telefoon. Met een prepaidnummer. En haar gezicht schijnt verminkt te zijn door dt klap.

Ze heeft zich doodgereden.

Misschien wilde ze toch al dood. Ze spoorde niet. Emma begrijpt heel goed dat haar ex het kind niet bij haar wilde laten zijn. Ze is ook nooit van plan geweest om Janets dochter op te halen. Ze wist dat ze iets moest bedenken om van de vrouw af te komen als ze Isha eenmaal had. Die zorg is nu van haar afgevallen. Isha is thuis. Bij Cees. En hij wil met haar praten. Het is een begin.

Het glas is leeg. De nacht hangt om haar heen. Ze wil slapen. Maar haar ogen zijn wijd open en haar oren blijven gespitst op geluiden.

Er zijn geen geluiden. Er is niets dan nacht en leegte om haar heen. En de bruine glazen pot is leeg. Dat is een opluchting. Ze moet ervoor zorgen dat hij verdwijnt. Hij had al veel eerder moeten verdwijnen. Hij kan haar verraden. Ze is veel te onvoorzichtig geweest. Die conclusie veroorzaakt onrust en angst.

“Ik moet niet bang worden,” mompelt ze. “Als ik bang word, gaat het mis. Ik moet mijn kop erbij houden. Nadenken. Geen risico’s meer nemen. En koelbloedig volhouden dat ik niets weet van Steffies dood. Dat Edo daar volgens mij verantwoordelijk voor is. Iedere gedachte in die richting steunen. Vooral als Cees ermee komt. Maar niet te nadrukkelijk. Niet heftig. Koel. Beheerst. Misschien zelfs een beetje wantrouwend.” Het geluid van haar eigen stem maakt haar rustig.

Ze kruipt onder het dekbed en valt in een droomloze diepe slaap.