120
Jurek loopt op de loopband. Hij ziet er weer sterker uit. Zijn passen zijn lang en krachtig, zijn bleke gezicht staat rustig.
‘Je bent teleurgesteld in je vader omdat hij niet thuiskwam,’ zegt hij.
‘Ik herinner me al die keren dat ik belde... ik bedoel, ik had hem nodig.’
‘Maar je moeder... waar was zij?’
Saga stokt en bedenkt dat ze nu wat te veel praat, maar tegelijkertijd moet ze zijn vertrouwelijkheid beantwoorden. Het is geven en nemen, anders wordt het gesprek weer oppervlakkiger. Het is tijd dat ze iets persoonlijks vertelt, en zolang ze zich aan de waarheid houdt is ze veilig.
‘Mijn moeder was ziek toen ik klein was... ik herinner me alleen de laatste tijd,’ antwoordt Saga.
‘Is ze dood?’
‘Kanker... ze had een kwaadaardige tumor in haar hersenen.’
‘Mijn deelneming.’
Saga herinnert zich de tranen die in haar mond liepen, de geur van de telefoon, het warme oor, het licht door het stoffige raam in de keuken.
Misschien komt het door de medicatie, door de zenuwen of domweg door Jureks onverbiddelijke blik die invloed op haar heeft. Ze heeft het hier al die jaren nooit over gehad. Ze weet eigenlijk niet eens waarom nu dan wel.
‘Maar papa... hij verdroeg haar ziekte gewoon niet,’ fluistert ze. ‘Hij kon er niet tegen om thuis te zijn.’
‘Ik begrijp dat je boos bent.’
‘Ik was veel te klein om voor mijn moeder te zorgen... ik probeerde haar te helpen met de medicijnen, ik probeerde haar te troosten... ’s Avonds had ze hoofdpijn en dan lag ze maar in de donkere slaapkamer te huilen.’
Bernie kruipt naar Saga toe en probeert tussen haar benen te snuffelen. Ze duwt hem weg en hij rolt zo tegen de plastic palm aan.
‘Ik wil ook vluchten,’ zegt hij. ‘Ik ga mee, ik kan bijten...’
‘Bek dicht,’ kapt ze hem af.
Jurek draait zich om en kijkt naar Bernie, die grijnzend naar Saga zit te loeren.
‘Moet ik je afmaken?’ vraagt Jurek hem.
‘Sorry, sorry,’ fluistert Bernie en hij staat op.
Jurek loopt verder op de loopband. Bernie gaat op de bank tv zitten kijken.
‘Ik zal je hulp nodig hebben,’ zegt Jurek.
Saga geeft geen antwoord, maar denkt dat ze zou liegen als ze zou zeggen dat ze wil vluchten. Ze wil blijven tot Felicia is gevonden.
‘Ik denk dat de mens meer aan zijn familie gebonden is dan enig ander dier,’ gaat Jurek verder. ‘We doen alles om de scheiding uit te stellen.’
‘Misschien, ja.’
‘Je was nog maar een kind, maar je zorgde voor je moeder...’
‘Ja.’
‘Kon ze wel zelf eten?’
‘Meestal wel... maar tegen het einde had ze geen eetlust meer,’ zegt Saga naar waarheid.
‘Was ze geopereerd?’
‘Volgens mij kreeg ze alleen chemo.’
‘Tabletten?’
‘Ja, ik hielp haar elke dag...’
Bernie zit vanaf de bank voortdurend blikken naar hen te werpen. Hij pulkt af en toe voorzichtig aan de brede pleister op zijn neus.
‘Hoe zagen die tabletten eruit?’ vraagt Jurek Walter, en hij voert de snelheid een beetje op.
‘Als gewone tabletten,’ zegt ze vlug.
Plotseling voelt ze zich onbehaaglijk. Waarom vraagt hij naar het medicijn? Dat is geen voor de hand liggende vraag. Misschien is hij haar aan het testen. Haar hartslag loopt op terwijl ze voor zichzelf herhaalt dat er niets aan de hand is omdat ze voortdurend de waarheid spreekt.
‘Kun je ze beschrijven?’ gaat hij rustig verder.
Saga opent haar mond om te zeggen dat het veel te lang geleden is, als ze zich opeens de witte tabletten tussen de lange, bruine franjes van het geknoopte tapijt herinnert. Ze had het potje omgegooid en kroop langs het bed om de pillen op te rapen.
Haar herinnering is volstrekt helder.
Ze verzamelde de pillen in het kommetje van haar hand en blies de pluisjes van het tapijt eraf. Ze hield een stuk of tien ronde tabletten in haar hand. Aan de ene kant stonden twee letters in een vierkantje gedrukt.
‘Wit, rond,’ zegt ze. ‘Met aan één kant letters... ko... ik snap niet dat ik dat nog weet.’