32
Met een zonnebril en een pet op liep Pierce het kantoortje van de u-store-it in Van Nuys binnen. Hij liep naar de balie, zijn rijbewijs al in de hand. Een jonge vrouw, gekleed in een groen poloshirt en een beige broek, zat een boek te lezen. Hell to Pay, las Pierce op het omslag. Het kostte haar duidelijk moeite om het weg te leggen en Pierce aan te kijken. Toen ze hem aankeek, zag hij dat haar mond openviel, zo schrok ze blijkbaar van de hechtingen die onder zijn zonnebril over zijn neus liepen, maar ze herstelde zich snel en deed net of ze niets bijzonders aan hem zag.
'Maakt niet uit, ' zei Pierce. 'Iedereen schrikt ervan. ' Hij schoof zijn rijbewijs naar haar toe. 'Ik heb zojuist gebeld over de opslag die ik had gehuurd en dat ik het nummer van de unit was vergeten. '
Ze pakte het rijbewijs, bestudeerde de foto en keek Pierce onderzoekend aan. Pierce zette zijn pet af, maar hield de zonnebril op. 'Ik ben het echt. '
'Sorry. Ik moet het zeker weten, zie je. ' Met haar benen zette ze zich af en ze rolde op haar bureaustoel naar de andere kant van het kantoortje, waar een computer stond. De afstand was net iets te groot, dus Pierce kon niet lezen wat er op het scherm stond. Hij begreep dat ze zijn naam intikte, en even later verscheen er een aantal gegevens die ze vergeleek met die op zijn rijbewijs. Volgens het rijbewijs woonde hij nog aan Amalfi Drive en ze had hem over de telefoon al gezegd dat dat ook in de computer stond. Ze leek tevreden met wat ze zag en liet haar vinger langs een lijst gegevens gaan.
'Drie-drie-één, ' zei ze. Ze zette zich nu tegen de muur af, rolde terug richting balie en legde het rijbewijs met een klap voor hem neer.
Pierce pakte het en vroeg: 'Daar kan ik met de lift komen, toch?'
'Weet je de toegangscode nog?'
'Nee, sorry. Ik ben niet echt bij de tijd vandaag. '
'Vier-vijf-vier plus de laatste vier cijfers van het nummer van je rijbewijs. '
Hij bedankte haar en liep richting uitgang, maar hij bedacht zich en draaide zich om. 'Ik loop toch niet achter met betalen, hè?' vroeg hij.
'Pardon?'
'Ik ben vergeten hoe ik betaald heb en vraag me ai' of ik nog een rekening kan verwachten. '
'O. ' Ze zette zich weer af en rolde opnieuw naar de computer. Pierce vond het wel grappig; alles ging in één vloeiende beweging. Zijn gegevens stonden nog op het scherm. Ze scrolde met de muis en zonder hem aan te kijken zei ze: 'Nee, geen probleem. Je hebt contant betaald, zes maanden vooruit. Je hebt nog even. '
'O, mooi. Bedankt. ' Hij liep het kantoortje uit en ging naar de lift. Nadat hij de toegangscode had ingetoetst, ging hij naar de derde verdieping en stapte uit in een lege gang van zo'n honderd meter lengte. Aan beide zijden bevonden zich opslagruimtes met roldeuren. De wanden waren lichtgrijs. Op de vloer lag grijs linoleum, dat door de rubberbanden van talloze steekwagentjes vol zwarte strepen zat. Hij liep door de ruimte naar de deur waarop 331 stond.
De deur was roestbruin en er stond verder niets op, behalve het nummer, dat er met gele letters op was geschilderd. Rechts van de deur zat het sleufje voor het alarm met een rood lampje dat brandde en onder aan de deur zat een hangslot. Pierce besefte dat de kaart alleen maar voor het alarm was; de deur zou hij er niet mee kunnen openmaken. Hij pakte de u-store-it-kaart uit zijn borstzakje en schoof die in het sleufje. Het lichtje werd groen, dus het alarm was uitgeschakeld. Hij hurkte bij het hangslot, keek er even naar en probeerde of het meegaf, maar er zat geen beweging in.
Hij dacht even na over de volgende stap en liep richting lift. Zijn rugtas lag nog in de auto en hij besloot die nog maar eens binnenstebuiten te keren. De sleutel voor het hangslot moest toch ergens zijn. Waarom zouden ze hem de kaart voor het alarm geven en niet de sleutel van het hangslot? Als hij hem niet kon vinden, dan moest hij maar weer naar het kantoortje. Het meisje zou misschien iets hebben waarmee hij het hangslot open kon krijgen als hij haar uitlegde dat hij de sleutel was vergeten.
Terug op het parkeerterrein richtte hij de afstandsbediening op de BMW.Op het moment dat hij de ontgrendeling hoorde, bleef hij staan en keek naar de sleutelbos in zijn hand. Voor zijn geestesoog zag hij Wentz door de gang naar de deur van de flat lopen. Pierce hoorde het geluid van de sleutels in de hand van de kleine man en diens commentaar over de kwaliteiten van de bmw.
Een voor een bekeek hij de sleutels aan de bos en bij elke sleutel bepaalde hij waar die op paste: appartement, garage, fitness, de voor- en keukendeur van Amalfi Drive, reservesleutel zaak, bureau, reservesleutel lab, computerruimte. Hoewel het allang niet meer in het bezit van de familie was, had hij ook de sleutel van de voordeur van het huis waar hij was opgegroeid. Hij had hem altijd bij zich gehouden, als een laatste, tastbare herinnering aan zijn jeugd en aan zijn zusje. Blijkbaar maakte hij er een gewoonte van sleutels te bewaren van huizen waar hij niet meer woonde, dacht hij wrang.
Hij kon alle sleutels aan de bos thuisbrengen, op twee na. Het waren kleinere, roestvrijstalen sleutels die niet op een deur zouden passen. De ene was iets groter dan de andere en op allebei stond de merknaam master. Hij keek ernaar en hij voelde dat hij het warm kreeg. Zijn intuïtie vertelde hem dat een van de twee sleutels die van het hangslot was.
Wentz. Dié had dat gedaan. Wentz had de sleutels toen ze door de gang liepen aan de ring gedaan, of daarna, toen Pierce aan zijn enkels over het balkon hing. Toen hij uit het ziekenhuis was gekomen, had de beveiliging van The Sands hem moeten binnenlaten. Zijn sleutelbos lag in de flat en hij wist dat Wentz alle tijd had gehad om ze aan de ring te doen.
Pierce begreep er niets van. Waarom? Wat was er gaande? Hoewel hij geen antwoorden had, wist hij wel waar hij die moest zoeken. Hij draaide zich om en liep weer naar de lift.
Drie minuten later stond hij weer voor de roldeur en stak de grootste van de twee sleuteltjes in het hangslot. Hij draaide het om en het slot sprong open. Hij maakte het los en liet het op de vloer vallen. Daarna greep hij de handgreep van de roldeur en begon eraan te sjorren. Het metaalachtige, kletterende geluid ging door merg en been. Het moest tot aan de gang te horen zijn, net als de harde klap die aangaf dat de deur niet verder open kon. Met zijn hand nog aan de greep keek hij naar binnen. De ruimte was ongeveer drie bij vier meter. Het was er aardedonker, maar er viel wat licht van buiten naar binnen. In het midden stond een grote, witte kist die een zoemend geluid voortbracht. Pierce zette een paar stappen naar binnen en zag een wit koord hangen. Hij trok eraan en de ruimte werd verlicht door een peertje aan het plafond.
Het was een vrieskist. Er zat een hangslot op het deksel en Pierce wist al dat hij dat met het tweede sleuteltje kon openen. Hij hoefde de kist niet open te maken om te weten wat erin zat, maar dat weerhield hem er niet van. Hij moest wel, om zich ervan te verzekeren, tegen beter weten in, dat er niets in zat, dat het allemaal een droom was, een afschuwelijke grap. Waarschijnlijker was dat hij het gewoon met eigen ogen wilde zien, zodat er geen twijfel meer bestond en er geen weg terug was.
Hij pakte het kleinere sleuteltje en stak het in het hangslot. Hij maakte de klink los, trok het deksel van de vrieskist open en hoorde het smakkende geluid van de rubberstrip die losliet. Een wolk koude lucht sloeg hem tegemoet en hij bespeurde een klamme, onwelriekende geur.
Hij hield het deksel met één hand open en tuurde door de mist naar de bodem van de kist. Hij zag een menselijke vorm; het was een vrouw, naakt en in foetushouding, haar hals een bloederige massa van bloed en vlees. Ze lag op haar rechterzij en op de bodem van de kist lag een poel van bevroren, zwart bloed. Op haar heup en op het donkere haar zat een witte laag rijp. Het haar was over het gezicht gevallen, maar dat was niet helemaal aan het zicht onttrokken. Hoewel hij haar tot dan toe alleen op foto's had gezien, herkende hij haar direct. Het was Lilly Quinlan.
'O, mijn god... ' Het klonk kalm, niet verrast, maar eerder als een gruwelijke bevestiging. Hij liet het deksel vallen en sloeg het met een fikse klap dicht. Het maakte meer lawaai dan hij had verwacht en hij schrok, maar hij merkte dat nauwelijks, zo bang was hij al. Hij draaide zich om en liet zich langs de zijkant van de vrieskist naar beneden zakken. Zo zat hij op de grond, zijn ellebogen op zijn knieën en zijn handen woelend door het haar op zijn achterhoofd.
Hij deed zijn ogen dicht en hoorde een kloppend geluid, dat naderbij leek te komen. Kwam er iemand aan? Algauw besefte hij dat hij het zelf was. Het bloed klopte in zijn oren en hij werd licht in het hoofd. Even was hij bang dat hij zou flauwvallen, maar hij wist dat hij bij moest blijven. Stel dat ik flauwval... Stel dat ze me hier vinden...
Pierce schudde de gedachten van zich af en trok zich op aan de bovenkant van de vrieskist. Om zijn evenwicht niet te verliezen hield hij zich aan de rand van de kist vast en deed zijn best niet te kokhalzen. Hij klapte dubbel op de vrieskist en legde zijn hoofd op het koude witte deksel. Hij ademde diep in en na een paar tellen was het gevoel van misselijkheid verdwenen. Hij was weer helder, rechtte zijn rug en deed een paar stappen naar achteren.
Analyseren en evalueren, daar kwam het nu op aan. Wanneer er in het lab iets onverwachts gebeurde, hield je op en gold: AE. Analyse en Evaluatie. Wat zie je? Wat weet je? Wat betekent het?
Pierce stond in een blijkbaar door hem gehuurde opslagruimte, zo bleek in elk geval uit de administratie, te staren naar een witte vrieskist met het lijk van een vrouw die hij nog nooit van zijn leven had gezien, maar voor wier dood hij na deze vondst zonder meer verantwoordelijk zou worden gehouden. Eén ding wist hij zeker: ze hadden een perfecte val voor hem gezet. Wentz zat erachter, in elk geval wat betreft de uitvoering, maar het waarom was de grote vraag. Misschien moest hij zich daar maar niet het hoofd over breken. Nog niet. Om die vraag te kunnen beantwoorden moest hij meer weten. Hij besloot wat verder te analyseren en te evalueren. Als hij de val uit elkaar kon halen, kon hij misschien uitvogelen wie en wat erachter zaten. Hij ijsbeerde door de opslag en analyseerde hoe hij had uitgevonden dat de val was gezet. De kaart van het alarm en de sleuteltjes van de hangsloten waren verstopten elk geval waren ze niet al te makkelijk te vinden. Was het eigenlijk wel de bedoeling dat hij ze zou vinden? Hij bleef staan en dacht na. Nee, concludeerde hij. Het was toeval dat hij had gemerkt dat er iemand in de auto was geweest, en een dermate ingewikkeld plan kon niet alleen maar afhankelijk zijn van toeval.
Hij had nu in elk geval een uitgangspunt. Hij wist dingen die hij niet hoorde te weten: het lijk, de vrieskist, de opslag; hij had de val gezien nog voor die was dichtgeklapt.
Volgende vraag. Stel dat hij de kaart voor het alarm, en dus het lijk, niet had gevonden? Hij peinsde erover en dacht aan Langwisers waarschuwende woorden over de huiszoeking die eraan zat te komen. Renner en zijn maats zouden alles overhoop hebben gehaald. De kaart zou de politie de weg naar het lijk hebben gewezen. Ze hadden zijn sleutelbos bekeken en het lijk hebben gevonden. Aan Pierce dan de taak om zich eruit te redden. Toen hij besefte dat hij bijna in de valstrik was getrapt, kreeg hij het opnieuw warm. Het zat goed in elkaar en er was niets over het hoofd gezien. Alles hing af van het politieonderzoek en Renners dadendrang.
Toen hij zich realiseerde dat hij er met opzet bij was gesleept, brak het zweet hem uit. Hij kreeg het nu overal warm en snakte naar verkoeling. De verwarring en het onbehagen die eerder bezit van hem genomen hadden, en misschien zelfs iets van ontzag voor de uitwerking van het plan, maakten plaats voor pure woede. De val die ze voor hem hadden gezet, kon alleen dichtklappen als hij de benodigde stappen zette. Elke actie was daarop berekend en elke stap die hij had genomen, was weer te verklaren door wat er in zijn jeugd was gebeurd. Het was net als met chemicaliën op een wafel met silicium: elementen reageren op een voorspelbare manier en binden zich volgens een bekend patroon.
Hij deed een stap naar voren en opende het deksel van de vrieskist op een kier. Hij kon niet anders, want hij had behoefte aan een shockeffect, aan het equivalent van een plens koud water op zijn gezicht. Hij moest iets doen, iets onvoorspelbaars, en zijn hoofd moest helder zijn voor hij met een idee kwam. Met zijn ene hand hield hij het deksel open en met de andere bedekte hij zijn mond. Lilly Quinlan zag er klein en nietig uit, als een kind bijna. Hij probeerde zich te herinneren welke maten ze zo plichtsgetrouw op de website had laten zetten, maar het leek al zo lang geleden dat hij die had gezien dat hij het niet meer wist.
Hij verplaatste zijn gewicht van de ene voet op de andere, waardoor er wat licht vanuit een andere hoek op haar hoofd scheen. Even glansde er iets in haar haar en hij boog zich voorover om het beter te kunnen zien. Met zijn vrije hand streek hij een paar haren weg. Ze waren bevroren en hij voelde dat er een paar braken. Haar oor was nu zichtbaar en aan de lel zat een oorbel; het was een zilveren ring met een stukje amber en een zilveren veertje. Hij draaide de amber iets zodat hij meer licht zou vangen. Toen pas zag hij het: in de edelsteen zat een klein insect, dat er lang geleden in moest zijn gevlogen, gelokt door de zoete geur van het voedsel, gevangen in een van de dodelijke vallen die de natuur had gezet.
Hij dacht aan het lot van het insect en begreep wat hem te doen stond. Hij moest haar verstoppen. Ze moest ergens heen en mocht niet worden gevonden. Niet door Renner, door niemand. Hij slaakte een zucht. Het was een onwerkelijk moment, bizar bijna. Hij stond na te denken hoe hij een bevroren lijk moest verbergen, hoe hij het zo kon verstoppen dat niemand de link met hem kon leggen. Het leek vrijwel onmogelijk. Hij klapte de vrieskist dicht en hing het hangslot er weer aan, alsof dat de inhoud zou beletten eruit te komen om hem te achtervolgen. De eenvoudige handeling maakte hem weer alert en hij dacht na. De vrieskist moest worden verplaatst, een andere keus had hij niet. Renner zat hem op de hielen. Misschien wist de rechercheur de weg naar de opslag wel te vinden zonder de kaart en de sleutels van de hangsloten. Degene die hier achter zat, wie het ook was, hoefde maar een anonieme tip te geven. Hij kon niets uitsluiten en moest haar verplaatsen. Vond Renner de vrieskist, dan was dat het einde, het einde van Amedeo, van Proteus, van zijn leven. Van alles. Daarna zou hij niet meer zijn dan een insect gevangen in amber.
Hij knielde en bracht zijn handen naar de onderkant van de vrieskist. Voorzichtig probeerde hij of er beweging in te krijgen was. De kist verschoof zonder problemen een centimeter of vijftien naar achteren. Er zaten wielen onder, dus het apparaat was verrijdbaar. De vraag die restte was: waarheen? Hij moest snel iets bedenken. Het ging om een oplossing voor de korte termijn, om tijd te winnen voor hij een definitieve oplossing had gevonden. Hij liep de box uit en de gang door, links en rechts spiedend of er misschien een ruimte was die niet op slot was. Voorbij de lift, halverwege de andere vleugel van het gebouw, zag hij een deur waar geen slot op zat. 307, las hij. Het lichtje op het kastje van het alarm brandde niet, dus het alarm was niet geactiveerd nu de unit toch niet was verhuurd. Pierce ging op zijn hurken zitten en trok de deur open. Het was er donker en het alarm was niet afgegaan. Hij vond het lichtknopje en zag dat de opslag exact hetzelfde was als de unit die op zijn naam stond. Ook hier zat het stopcontact in de achterwand.
Op een drafje ging hij terug naar unit 331. Hij wurmde zich tussen de vrieskist en de muur en trok het snoer uit het stopcontact. Het gezoem van het apparaat verstomde. Hij gooide het snoer op het deksel en wist de kist vrij gemakkelijk richting gang te duwen. Binnen een paar seconden stond hij ermee in de gang. Er zaten geen zwenkwielen onder waardoor het apparaat gemakkelijk naar voren of naar achteren te schuiven was, maar het betekende wel dat Pierce veel kracht moest zetten om het de bocht te laten maken. De wielen schraapten over de vloer. Toen hij de kist eenmaal in de goede richting had gedraaid, zette hij opnieuw kracht en er kwam weer beweging in. Hij was nauwelijks halverwege richting 307 toen hij hoorde dat de lift zich in beweging zette. Hij boog zich voorover om meer kracht te zetten, maar hoe hij ook zijn best deed, echt snel ging het niet. De wielen waren klein en waren er niet op gemaakt om snelheid te maken. Juist toen hij de lift passeerde, hoorde hij het geluid in de liftschacht verstommen. Hij wendde zijn gezicht af en bleef duwen, intussen luisterend of de liftdeur openging.
Hij hoorde niets. De lift was waarschijnlijk op een andere verdieping gestopt. De zucht die hij slaakte was zowel een zucht van verlichting als van vermoeidheid. Op het moment dat hij bij unit 307 was aangekomen, werd de deur naar het trappenhuis met een klap opengegooid. Er kwam een man aan. Pierce verstijfde en bijna vloekte hij. De man was gekleed in een witte schildersoverall en zijn gezicht en haar zaten vol verfspatten. Hij kwam naderbij en Pierce hoorde dat hij nog nahijgde van het traplopen.
'Houdt u die lift soms vast?' vroeg de man vriendelijk.
'Nee, ' zei Pierce, iets te veel in de verdediging. 'Ik ben hier bezig. '
'Het was maar een vraag. Moet ik effe helpen?'
'Nee, dank je. Het gaat wel. Ik ben... ' De schilder negeerde Pierce' woorden en kwam naast hem staan. Hij zette zijn handen op het apparaat en knikte naar de open deur van de opslagruimte.
'Deze hier?' vroeg hij.
'Ja, bedankt. ' Samen duwden ze de kist richting opslag. De bocht gaf geen problemen en binnen een paar seconden stond het apparaat op zijn plaats.
'Zo, ' zei de schilder, opnieuw buiten adem. Hij stak zijn hand uit en zei: 'Frank Aiello. '
Pierce gaf hem een hand, waarna Aiello een visitekaartje uit de zak van zijn overall viste. 'Als u ooit schilderwerk hebt... '
'Oké. '
De schilder keek naar de vrieskist en leek toen pas te zien wat hij had helpen verplaatsen. 'Die is flink zwaar, ' zei hij. 'Wat zit erin? Een bevroren lijk of zo?'
Pierce deed zijn best om zo hard mogelijk te lachen, maar hield zich schuil onder de klep van zijn pet. 'Om u de waarheid te zeggen, hij is leeg. Ik zet hem alleen maar in de opslag. '
Aiello bukte zich en trok aan het hangslot. 'Bang dat de lucht eruit ontsnapt zeker?'
'Nee, dat niet, maar... Je weet maar nooit of kinderen er niet in gaan spelen of zo. Ik heb er altijd een slot op. '
'Misschien geen slecht idee. '
Pierce had zich omgedraaid en het licht viel nu op zijn gezicht. Aiello zag de hechtingen op zijn neus.
'Dat ziet er niet best uit. '
Pierce knikte. 'Het is een lang verhaal. '
'Hoef ik niet te horen. Niet vergeten, hè?'
'Pardon?'
'Mocht u een schilder nodig hebben... '
Pierce stak zijn hand op en keek Aiello na, die de opslag uit liep en om de hoek verdween. Vreemd, dacht hij, die opmerking over het lijk in de vrieskist. Was het zomaar een gok of was Aiello niet de man die hij voorgaf te zijn? Verderop in de gang hoorde hij het gerinkel van een sleutelbos. Meteen daarna waren er de klik van een slot en het geluid van een garagedeur die werd geopend. Hij nam aan dat Aiello schilderspullen uit zijn opslag nodig had. Pierce wachtte en een paar minuten later hoorde hij dat de deur werd neergelaten en weer op slot werd gedaan. Even later was het geluid van de lift te horen. Aiello ging naar beneden.
Zodra hij ervan overtuigd was dat hij weer alleen was, stak hij de stekker van de vrieskist in het stopcontact en wachtte totdat hij het gezoem weer hoorde. Met de slippen van zijn overhemd veegde hij de vrieskist af op de plekken die hij had aangeraakt. Toen hij er zeker van was dat hij alle sporen had uitgewist, liep hij de box uit en trok de deur naar beneden. Hij sloot hem af met het hangslot en veegde dat en de handgreep af.
Terwijl hij naar de lift liep, werd hij overvallen door schuldgevoel en angst. Het was duidelijk dat hij het afgelopen halfuur puur op intuïtie en adrenaline had geteerd. Hij had nauwelijks nagedacht bij wat hij deed, maar nu brandde het waarschuwingslampje van de adrenalinetank en was hij weer overgeleverd aan zijn gedachten.
Het leed geen twijfel dat hij nog lang niet uit de gevarenzone was. Het verslepen van de vrieskist was als een pleister op een schotwond. Hij moest erachter zien te komen wat er aan de hand was en waarom. Het was zaak met een overlevingsplan te komen.