39
Zeller zei geen woord toen hij in de boeien geslagen werd. Hij draaide zich om en staarde Pierce aan, die even hard terug staarde, Zodra Renner wist dat Zeller niets meer kon uitrichten, begon hij hem te fouilleren. Toen de politieman bij Zellers rechterbeen was aanbeland, voelde hij iets. Hij trok de broekspijp wat op en uit een enkelholster kwam een pistool tevoorschijn. Renner liet het Pierce zien en legde het daarna op tafel.
'Alleen maar om mezelf te beschermen, ' protesteerde Zeller. 'Wat een flauwekul, zeg. Jullie kunnen niets hardmaken. '
'O nee?' vroeg Renner op vriendelijke toon. Hij trok Zeller weg van de tafel en zette hem hardhandig op de bureaustoel. 'Zitten jij. ' Hij liep op Pierce af en knikte, 'Laat maar zien, ' zei hij.
Pierce maakte de knopen van zijn overhemd een voor een los, waardoor de batterijen en het zendertje tevoorschijn kwamen.
'Staat het er allemaal op?' vroeg de rechercheur.
'Perfect. Woord voor woord. '
'Klootzak!' zei Zeller. Het klonk metaalachtig.
Pierce keek hem aan. 'O, heb ik het weer gedaan? Jij wilt mij voor een moord laten opdraaien en ik mag jouw stem niet opnemen? Weet je wat, Cody?Wat mij betreft kun je... '
'Oké, heren. Zo is het wel genoeg. Dimmen een beetje, allebei. ' Als om zijn woorden kracht bij te zetten trok Renner de tape waarmee de apparatuur op Pierce' borst was geplakt met één ruk los. Pierce schreeuwde het bijna uit, maar hij wist zich te beheersen en zei slechts: 'Verdorie, dat doet pijn!'
'Oké, aansteller. Ga maar even zitten. Het gaat zo wel weer over. ' Daarna richtte hij zich tot Zeller en zei: 'Voordat ik je meeneem, lees ik je je rechten voor. Dus kop houden en luisteren. ' Hij tastte in de binnenzak van zijn vliegeniersjack en haalde er een stelletje kaarten uit. Hij bekeek ze een voor een, vond de sleutelkaart die Pierce hem had gegeven en gaf die aan Pierce. 'Jij gaat voorop, ' zei hij. 'Doe de deur maar open. '
Pierce pakte de kaart aan, maar maakte geen aanstalten om op te staan. Zijn zij deed nog te veel pijn. Renner keek verder in zijn stapeltje kaartjes en blijkbaar had hij gevonden wat hij zocht, want hij keek Zeller aan en zei: 'U hebt het recht te zwijgen. Alles wat u zegt kan te... '
Ze hoorden een harde, metaalachtige klap. De sluisdeur werd ontgrendeld en op datzelfde moment vloog de deur naar het lab open. Pierce keek recht in het gezicht van de man van de beveiliging. Zijn ogen stonden vreemd en zijn haar zat in de war. Hij hield één hand achter zijn rug en het leek wel alsof hij iets verborgen hield. Vanuit zijn ooghoek zag Pierce Renner verstrakken. De politieman liet de kaart die hij voorlas vallen en tastte naar zijn holster.
'Het is de beveiliging maar!' riep Pierce. Op het moment dat hij die woorden had uitgesproken, schoot de beveiligingsman als een projectiel naar voren, alsof hij door een onzichtbare macht was afgevuurd. Rudolpho Gonsalves werd tegen een computertafel geslingerd, viel languit op de vloer en de computer belandde op zijn bovenlichaam.
Vrijwel hetzelfde moment verscheen de vertrouwde gestalte van de Lange in de deuropening. De man moest zich bukken om zijn hoofd niet te stoten. Achter hem doemde Billy Wentz op. In zijn rechterhand hield hij een groot zwart pistool en toen hij het drietal aan het andere eind van het lab ontwaarde, kneep hij zijn ogen tot spleetjes. 'Waarom duurt het allemaal zo... '
'De politie!' schreeuwde Zeller. 'Hij daar is van de politie!'
Renner richtte, maar Wentz was hem voor. De kleine gangster had vliegensvlug zijn wapen getrokken en begon te schieten. Het lawaai was oorverdovend. Pierce kon het niet zien, maar zo te horen schoot Renner terug. Rechts van hem hoorde hij schoten en intuïtief dook hij naar links. Hij rolde op zijn buik en zag de rechercheur neergaan. Bloed spoot op de muur achter hem. Pierce werkte zich op zijn zij. Wentz kwam naderbij. Hij kon geen kant meer op. Wentz stond tussen hem en de sluis in.
'Licht!' Het was in één klap pikkedonker in het lab. Wentz vuurde nog twee keer, en dat was het enige licht dat nog te zien was. Pierce rolde naar rechts, zodat hij niet op de plek zou zijn waar Wentz hem voor het laatst had gezien. Geruisloos krabbelde hij op en op handen en knieën wachtte hij af. Hij hield zijn adem in en spitste zijn oren. Rechts van hem hoorde hij een zacht gorgelend keelgeluid. Dat moest een gewonde Renner of Zeller zijn.
Pierce wist dat hij Renner niet kon roepen, want dan zou Wentz weten in welke richting hij het volgende schot moest afvuren.
'Licht!' Het was de stem van Wentz, maar het systeem werkte alleen op het stemgeluid van degenen die in het lab werkten. Met zijn stem kon Wentz in elk geval geen schade aanrichten.
'Licht!' Ook nu niets.
'Lange? Er moet ergens een lichtknopje zijn. Schiet op een beetje!' Geen antwoord.
'Lange?' Weer niets.
'Verdomme nog aan toe, Lange!' Stilte.
Voor zich, iets naar links, hoorde Pierce een harde klap. Wentz was ergens tegenaan geknald en aan het lawaai te horen, was dat minimaal zes, zeven meter verderop. Hij was waarschijnlijk bij de sluis, op zoek naar de Lange of het lichtknopje.
Pierce wist dat hij niet veel tijd had. Het lichtknopje zat dan wel niet vlak naast de deur, maar een meter of anderhalf daarvandaan, daar waar je de cijfercombinatie voor de deur moest intoetsen. Hij kroop geruisloos, maar snel, naar de computertafel, want hij herinnerde zich dat Renner het pistool van Zeller daar had neergelegd. Toen hij bij de tafel was, tastte hij over het tafelblad. Zijn vingers voelden iets vlezigs en nats. Het waren een neus en een mond. Hij huiverde, maar wist zich te vermannen en met zijn vingers volgde hij de contouren van het gezicht, over de kruin en uiteindelijk naar wat samengebonden haar. Het was het paardenstaartje van Zeller. Het leed geen twijfel: Cody Zeller was dood.
Hij stopte even en tastte verder. Eindelijk had hij het wapen te pakken. Hij draaide zich om richting sluis, maar al doende kwam hij met zijn voet tegen een stalen prullenbak, die met veel lawaai omviel. Hij dook ineen en toen hij de twee schoten hoorde, zag hij Wentz' gezicht in een fractie van een seconde oplichten. Pierce schoot niet terug, maar gebruikte zijn energie om uit Wentz' schootsveld te kruipen. Hij hoorde de kogels terugkaatsen op de koperen platen die op de buitenkant van het lab waren bevestigd. Pierce stopte het pistool in de achterzak van zijn spijkerbroek, waardoor hij wat gemakkelijker kon kruipen. Het was zaak te kalmeren, wat rustiger adem te halen, en hij kroop verder, waarbij hij een koers aanhield die iets naar links boog. Hij strekte een hand uit en voelde de muur. Nu wist hij weer waar hij was. Hij kroop verder, en gebruikte de muur als leidraad. Hij ging langs de drempel van het buizenlab en ving de geur van verhitte koolstof op. Daarna kwam hij bij de volgende ruimte, het fotolab.
Hij ging voorzichtig staan, zijn oren gespitst. Het was stil, maar toen hoorde hij een metaalachtig getik aan de andere kant van het lab. Het leek op het geluid van een magazijn dat werd geleegd. Van wapens wist hij dan wel niet veel, maar wat hij hoorde deed hem vermoeden dat Wentz zijn wapen herlaadde of dat hij keek hoeveel kogels hij nog had.
'Hé, Slimpie!' riep Wentz. Zijn stem sneed als een bliksemflits door de duisternis. 'Het gaat nu tussen ons tweetjes. Zet je maar schrap, want ik kom eraan. Reken maar dat je meer aan je kop zult hebben dan alleen dat stomme licht. ' Hij grinnikte.
Pierce draaide voorzichtig aan de deurknop van het fotolab en duwde de deur open. Hij stond behoedzaam op en sloot de deur achter zich. Nu moest hij op zijn geheugen afgaan. Hij deed twee stappen naar voren en daarna twee naar rechts. Hij strekte zijn hand uit en na nog één stap raakte hij de muur. Met gespreide vingers tastte hij die af, totdat zijn linkerhand bij de haak met de thermische bril was aanbeland. Hij zette hem op en keek om zich heen. De kamer was blauwzwart, behalve een gele en een rode gloed daar waar de computer en de monitor stonden. Hij pakte het pistool uit zijn achterzak en keek ernaar. Ook dat zag blauw en zijn vinger om de trekker zag rood. Heel voorzichtig opende hij de deur. In de dagruimte zag hij een veelheid aan kleuren. Links van hem op de vloer lag het enorme lijf van de Lange. Zijn lichaam was een amalgaam van rood en geel, maar zijn extremiteiten zagen blauw. De man was dood en werd al koud.
Rechts van hem, tegen de muur, zag hij de vuurrode en heldergele vorm van een menselijk lichaam. Hij richtte, maar bedacht zich, want hij herinnerde zich dat Rudolpho Gonsalves ook in het lab was. Dat moest hem zijn. Hij sloop verder en zag nog twee figuren liggen en één van de twee kleurde blauw: Cody Zeller. De andere lag op de grond en was geel met rood. Renner leefde nog, en het leek wel alsof hij zich onder een bureau had verschanst. Pierce zag dat de rechterschouder van de rechercheur paars zag en leek te bewegen, maar al snel begreep hij dat hij druppend bloed zag. Het paars was warm bloed dat uit een wond kwam.
Hij keek naar links en naar rechts, maar verder zag hij geen menselijke vormen, geen kleurreacties, behalve wat geel van de beeldschermen. Van Wentz was, hoe vreemd het ook was, geen spoor te bekennen. Misschien zat hij in een van de andere labs, op zoek naar een raam, een lichtbron, of een plek om in hinderlaag te gaan liggen.
Op het moment dat Pierce de deur uit kwam, werd hij aangevallen. Hij voelde twee handen om zijn keel en hij werd achterwaarts tegen de muur gekwakt. Door de bril zag hij Wentz' felrode voorhoofd en diens wilde ogen. Pierce voelde de warme loop van een vuurwapen in het zachte vlees onder zijn kin drukken.
'Oké, Slimpie. Het spel is uit. '
Pierce deed zijn ogen dicht. Zo goed en zo kwaad als het ging bereidde hij zich op de kogel voor, maar er gebeurde niets.
'Doe dat verdomde licht aan en doe de deur open. '
Pierce verroerde zich niet. Hij besefte dat Wentz zijn hulp nodig had en dat hij hem niet zou doodschieten voordat hij hem het lab uit had geloodst, maar ook dat Wentz niet wist dat hij een wapen had. Er werd ruw aan de kraag van zijn overhemd gesjord en hij voelde een vuist tegen zijn kaak. 'Doe het licht aan, verdomme!'
'Oké, oké. Licht!' Terwijl hij de woorden sprak, bracht hij zijn pistool naar Wentz' slaap en haalde de trekker tweemaal over. Hij kon niet anders; het was de enige uitweg. De twee schoten versmolten tot één schot en het licht ging aan. Pierce zette de bril af, want hij zag nu alleen nog maar zwart. De bril viel op de grond, vlak naast Wentz, die op de een of andere manier, ondanks zijn kapotgeschoten slaap en linkeroog, zijn evenwicht nog een paar tellen had weten te bewaren. Hij had het pistool nog steeds geheven, maar nu wees de loop naar het plafond. Pierce sloeg het uit zijn hand, waardoor het geen gevaar meer opleverde. Door de slag verloor de kleine man zijn evenwicht en hij sloeg achterover op de vloer. Dood.
Pierce keek op hem neer en zuchtte diep. Hij vermande zich en keek om zich heen.
Gonsalves deed pogingen op te krabbelen en probeerde houvast te vinden bij de muur. 'Gaat het, Rudolpho?'
'Ja, meneer. '
Pierce wendde zijn blik naar Renner, die nog steeds onder het bureau lag, en zag dat de rechercheur zijn ogen open had. Renner leek helder, maar hij ademde zwaar. Zijn jack hing open en Pierce zag dat zijn overhemd onder het bloed zat.
'Rudolpho, ga gauw naar boven en bel een ambulance. Zeg dat er een politieman neergeschoten is. '
'Komt in orde, meneer. '
'Bel daarna de politie met dezelfde boodschap en probeer Clyde Vernon te bereiken. Zeg dat hij hierheen moet komen. '
De man van de beveiliging haastte zich richting sluis en moest over het lijk van de Lange reiken om het combinatieslot open te krijgen. Daarna moest hij over het lichaam heen stappen om de sluis in te gaan. Pierce zag een kogelgat midden in de hals van het monster. Renner had hem goed geraakt. De kolos was ter plekke onschadelijk gemaakt, en Pierce realiseerde zich dat hij de man nooit een woord had horen zeggen.
Hij liep op Renner af en hielp hem opstaan. De man ademde moeizaam, maar Pierce zag geen bloed op zijn lippen, wat betekende dat zijn longen niet waren geraakt.
'Waar zit die schotwond?' vroeg Pierce.
'Schouder... ' Hij kreunde.
'Niet bewegen. Eventjes nog. Er is hulp onderweg. '
'Hij heeft me in mijn linkerarm geraakt en met rechts kan ik helemaal niets van een afstand. Het enige wat ik kon doen, was me verstoppen. ' Hij trok zichzelf op, ging zitten en leunde tegen de tafel. Hij gebaarde naar Cody Zeller, die met de handboeien om over de tafel hing. 'Dat ziet er niet best uit. '
Pierce keek naar wat ooit zijn vriend was geweest en toen weer naar Renner. 'Geen punt. Ballistisch onderzoek zal uitwijzen dat Wentz het schot heeft afgevuurd. '
'Dat hopen we dan maar. Help me eens overeind. Ik moet even lopen. '
'Nee, dat lijkt me niet verstandig. Je bent gewond, man. '
'Help me overeind!'
Pierce deed wat hem was opgedragen. Terwijl hij Renner hielp op te staan, rook hij de geur van verhitte koolstof in de kleren van de rechercheur. 'Wat valt er te lachen?' vroeg Renner.
'Dat je je kleren wel kunt weggooien, en niet alleen vanwege de kogelgaten. Ik wist niet dat je zo lang vlak bij de oven zou zitten. '
'Maakt niet uit. Zeller had gelijk, trouwens: je krijgt er hoofdpijn van. '
'Weet ik. '
Renner duwde Pierce weg en wankelde naar de plek waar Wentz lag. Hij keek op de man neer en zei: 'Dat ziet er nu niet meer zo stoer uit, hè?'
'Inderdaad, ' antwoordde Pierce.
'Goed werk, Pierce, ' ging hij verder. 'Perfect, die truc met het licht. '
'Daarvoor moet je mijn collega Charlie bedanken. Dat van die lichten was zijn idee. ' Pierce nam zich voor nooit meer te klagen over de technische foefjes. Hij dacht aan Charlie, hoe hij zaken voor hem had achtergehouden en hoe achterdochtig hij was geweest. Eén ding was zeker: hij moest dat op de een of andere manier proberen goed te maken.
'Over collega's gesproken, die van mij gaat helemaal over de rooie als-ie hoort wat hij hier heeft gemist, ' zei Renner, 'maar ik weet ook dat ik nog wel wat te horen zal krijgen zodra ze doorhebben dat ik hier alleen naartoe ben gegaan. ' Hij ging op een van de bureaus zitten en keek somber naar de lijken. Pierce besefte dat de politieman zijn carrière misschien op het spel had gezet.
'Nou, ' zei Pierce, 'wie had dit nou allemaal kunnen voorzien? Als ik iets kan doen of zeggen, laat het me dan maar weten. '
'Bedankt. Misschien kom ik wel om een baantje zeuren. '
'Je bent bij dezen aangenomen. '
Renner liep om het bureau en liet zich op een stoel zakken. Zijn gezicht vertrok van de pijn.
Pierce wilde dat hij iets voor hem kon doen. 'Ga nou toch eens zitten. Beweeg nou niet zoveel en hou je mond verder. Wacht maar rustig op de ziekenbroeders. '
Renner negeerde hem. 'Waar Zeller het over had, over dat je je zusje had gevonden en het tegen niemand had gezegd... '
Pierce keek hem vragend aan.
'Daar moet je je vertier niet schuldig over voelen. Mensen maken nu eenmaal bepaalde keuzes, en daar moeten ze mee leren leven. '
Pierce knikte langzaam. 'Oké. '
De deur naar de sluis maakte een klikkend geluid. Pierce sprong verschrikt op, maar toen zag hij dat het Gonsalves was.
'Ze komen eraan, ' zei hij. 'Ambulance en politie. Ze zijn er over een minuut of vijf. '
Renner knikte en keek Pierce aan. 'Dat red ik nog wel, ' zei hij.
'Mooi, ' antwoordde Pierce. Hij keek Gonsalves aan en vroeg: 'Heb je Vernon gebeld?'
'Ja, meneer. Die is ook onderweg. '
'Mooi. Wacht boven maar op ze en breng ze hierheen, afgesproken?'
Toen Gonsalves verdwenen was, stelde Pierce zich voor hoe Vernon zou reageren als hij hoorde wat er allemaal gebeurd was in het lab dat hij moest beschermen. Hij wist dat de voormalige
FBI-man in woede zou ontsteken. Dat moest hij dan maar over zich heen laten komen.
Pierce liep naar het lichaam van Cody Zeller. Hij keek neer op de man die hij al zo lang kende, maar nu wist hij dat hij hem helemaal niet had gekend en dat maakte hem verdrietig. Hij vroeg zich af wanneer zijn vriend het verkeerde pad op was gegaan. In Palo Alto, toen ze een keuze hadden moeten maken over hun toekomst? Of was het iets van recentere datum? Zeller had gezegd dat hij het voor het geld had gedaan, maar Pierce wist niet zeker of dat het hele verhaal wel was. Wat hij wél wist, was dat hij zich daar nog heel lang het hoofd over zou breken. Hij draaide zich om en keek naar Renner, die steeds zwakker leek te worden. Hij zat ineengedoken en zag lijkbleek. Het leek wel alsof hij in elkaar was gezakt.
'Gaat het nog?' vroeg Pierce. 'Misschien kun je beter even gaan liggen. '
De rechercheur negeerde zowel de vraag als de suggestie. Blijkbaar waren zijn gedachten nog steeds bij de zaak. 'Het nare van de situatie is dat ze allemaal dood zijn, ' zei hij. 'Nu vinden we Lilly Quinlan misschien niet. Haar lijk, bedoel ik. '
Pierce liep naar hem toe en leunde tegen een bureau. 'Eh... ik heb je nog niet alles verteld. '
Renner keek hem onderzoekend aan. 'Daar had ik al op gerekend. '
'Ik weet waar het lijk is. '
Renner keek hem weer aan en zuchtte. 'Ik had het kunnen weten. Hoelang weet je dat al?'
'Nog maar net. Sinds vandaag pas. Ik kon het je niet vertellen voordat ik zeker wist dat je me wilde helpen. '
Renner zuchtte nog dieper en zei: ik hoop dat je het naar behoren kunt uitleggen. Vertel op. '