23
•
De beker
Zo lang naar iets te hebben verlangd, tegen beter weten in blijven hopen, tot de hoop zelf sterft en de berusting intreedt. Bijna te zijn vergeten wat het was waar je zozeer naar verlangde. Om dan, eindelijk, datgene te krijgen wat je begeerde, en je in gelijke mate vervuld te weten van blijdschap en angst. Venetië is een prisma. Het licht komt wit binnen en komt er aan de andere kant in een regenboog van kleuren weer uit. Alles is hier veranderd. Ik ben veranderd.
Leonora lag naast Alessandro en koesterde met haar handen op haar blote buik het kind dat ze droeg.
De kakofonie van kerkklokken die door heel Venetië klonk, maakte haar altijd wakker, terwijl de daar geboren en getogen Alessandro onverstoorbaar door het lied van de stad heen sliep.
Niet bang zijn. Vol geluiden is dit
eiland,
geneurie, zoete klanken die verrukken en niemand pijn
doen.
Ze vond het nooit erg om zo wakker te worden; ze vond het verrukkelijk om uit haar dromen getrokken te worden door de kerkklokken, in het gouden ochtendlicht naar de lijn van Alessandro’s rug te kijken, misschien heel zachtjes zijn warme haar aan te raken, en loom na te denken over de dag die voor haar lag. Maar vandaag waren haar gedachten verward in haar pogingen te bevatten wat er allemaal met haar was gebeurd en wat dat voor haar leven zou betekenen. Haar gedachten schoten razendsnel van de praktische aspecten – wat moest ze tegen Adelino zeggen? Hoe moest het met haar baan? Had ze nog wel een baan? – naar de fantasie: zij en Alessandro die een kindje met goudblond haar vertroetelden in een gondel die onder de Brug der Zuchten door gleed. In één opzicht waren haar gedachten geordend, net als een zwerm meeuwen bij een trawler vlogen ze allemaal afzonderlijk een kant op maar keerden altijd terug om zich te verdringen om de bolstaande netten. Al haar gedachten keerden terug naar het kind dat ze droeg, en vooral naar de vraag hoe ze het Alessandro moest vertellen.
Ze had zo lang gedacht dat ze ‘een dorre schoot’ had. De ouderwetse uitdrukking had zich in haar hoofd vastgezet. Destijds leek hij alles in haar leven zo kernachtig onder woorden te brengen – niet alleen de kinderloosheid, maar ook het gevoel alleen te zijn, verlaten. ‘Dor’ beschreef een leeg, woest, duister, Brönte-achtig landschap waar niets groeide en niemand ooit kwam. Haar ‘dorre schoot’ was een deel van haarzelf geworden, een etiket dat ze zichzelf had opgeplakt. Ze torste het als een last. Het had zich zo in haar geest verankerd dat ze na de ‘veilige seks’ van de eerste keer, nooit een voorbehoedsmiddel met Alessandro had gebruikt. Hij was er – typisch Italiaans – van uitgegaan dat Leonora ‘ervoor zou zorgen’. Zij had gezegd dat ze dat deed.
Ik geloofde het zelf.
Ze was er zo van overtuigd dat er niets kon gebeuren dat ze zelfs het klassieke symptoom dat ieder schoolmeisje tot haar ontzetting meteen zou herkennen – ochtendmisselijkheid – niet had opgemerkt. Zelfs het uitblijven van haar menstruatie had ze toegeschreven aan de spanningen ten gevolge van de ruzie op haar werk en de onthullingen in de media, maar uiteindelijk kon ze de signalen niet meer negeren die aangaven dat haar dorre lichaam werkelijk vruchtbaar was. Ze begreep niet hoe dat mogelijk was, dat wat met de ene man niet lukte, met een andere man wel ging. Misschien voelt het lot of de natuur (want die godin draagt vele namen) het op de een of andere manier aan wanneer iemand de juiste persoon is tegengekomen. Per slot van rekening was Stephen de verkeerde, maar had hij Carol moeiteloos zwanger weten te maken. Stephen. Ze had in geen weken aan hem gedacht. Hij… Ze… zouden ondertussen wel hun kind hebben gekregen. Wat voor vader was hij geworden? Leonora veronderstelde dat hij een vader zou zijn die er vaak niet was; iemand die zich wel met schoolrapporten en intensieve onderwijsprogramma’s bezighield, maar ’s nachts niet de fles gaf. Hij leek heel ver weg. Maar Alessandro was hier.
En hij is de juiste persoon, dat weet ik gewoon.
Maar hoe zou hij het nieuws opvatten? Leonora had genoeg boeken gelezen en genoeg films gezien om te weten dat de buitenlandse donjuan gewoonlijk spoorloos verdween zodra er van een kind werd gerept. Het ontging haar niet dat haar situatie griezelig veel op die van haar moeder leek en dat het verhaal van Elinor en Bruno een allesbehalve gelukkige afloop had gehad.
En toch, gisteren was een bijna volmaakt gelukkige dag geweest. Hoewel er een koude wind stond, had de laaghangende oranje septemberzon voortdurend geschenen en de stad doen glinsteren en die weer een vriendelijk voorkomen gegeven. Als ze met Alessandro samen was, voelde ze dat de stad haar weer liefhad. Alleen als ze in haar eentje was droegen de paleizen een ander masker, en ging er een dreiging uit van de schaduwen in de vorm van gedaanten en voetstappen. Nadat ze van het kerkhof waren teruggekomen nam Alessandro haar mee naar de groentemarkt langs de Ponte dei Pugni, waar de verkopers hun waren op het water vanaf bragozzo-bootjes verkochten die op een rijtje onder de brug lagen. Terwijl ze langs het water slenterden en de geur van de zoete oranje courgettebloemen en verschrompelde boleten opsnoven, en de aubergines, die zware paarsblauwe eivormige vruchten, betastten, ervoer Leonora een duizeligmakend gevoel van tevredenheid. Was hij hier maar altijd. Konden ze de afstand maar overbruggen die hij tussen hen had opgeworpen – niet de fysieke afstand vanwege zijn opleiding, maar de geestelijke afstand die ze vrijwel constant voelde als ze samen waren.
Er is iets wat hem tegenhoudt, ik weet het gewoon.
En nu voelde ze dat haar nieuws alles zou veranderen. Het zou haar weleens iedere schijn van samenzijn die ze hadden kunnen kosten. Ze onderdrukte die gedachte door harder op haar buik te drukken.
In ieder geval heb ik jou nog.
Haar kind. Met haar handen op haar buik stelde ze zich voor hoe die dikker zou worden en de komende maanden zou opzwellen. Ze zag haar buik als een voorvorm die tot een volmaakte bol zou uitgroeien en ondertussen gevuld werd met de levensadem. Zij was nu zelf een beker, die het kind ontving. Venetië had haar nieuw leven ingeblazen. Ze was een uurglas dat langzaam volliep en aangaf hoeveel maanden het nog duurde voordat ze van haar kind zou bevallen. Het lopende zand, de baby, het glas – het leek allemaal met elkaar samen te hangen in een groot, voorbeschikt plan. Ze voelde zich net zo sterk en net zo breekbaar als het glas zelf. Al haar oude hoopvolle verwachtingen kwamen plotsklaps weer tot leven, die langvergeten gevoelens van opwinding die ze zich herinnerde van toen zij en Stephen voor het eerst een poging deden om zwanger te worden. Namen, kleuren voor de kinderkamer, zich een voorstelling maken van hoe het kind eruit zou zien door in gedachten haar gelaatstrekken met de zijne te combineren. En nu, zelfs al zou Alessandro haar verlaten, had ze zijn kind. Haar gelaatstrekken zouden zich nu vermengen met de zijne. ‘Ons kind,’ zei ze hardop tegen haar buik.
Alessandro rolde slaperig naar haar toe. ‘Wat zei je?’
Het moment was aangebroken.
Ze draaide zich naar hem toe zodat ze elkaar aankeken. Haar gezwollen borsten vielen opzij op de beddensprei en een streng goudblond haar viel over haar gezicht. Terwijl hij die wegstreek, bedacht Alessandro dat ze er nog nooit zo mooi had uitgezien, alsof ze vanbinnen werd verlicht. Hij wilde haar vastpakken maar haar woorden hielden hem tegen. Ze had nooit veel op gehad met de koele, zakelijke mededeling: ‘Ik ben zwanger’, dus zei ze in plaats daarvan: ‘Ik draag ons kind.’
De geschoktheid was op zijn gezicht te lezen, en na een moment van verdwazing zochten zijn handen haar buik en bleven daar op de hare rusten. Toen liet hij zijn hoofd zakken en ze voelde zijn zachte krullen toen hij zijn ruwe wang op haar buik legde. Ze voelde iets nats en toen hij zijn gezicht ophief, stroomden er tranen over zijn wangen. Vanaf dat moment wist ze dat het goed zou komen.
Het was ook goed. Alessandro was dolblij en belde iedereen die hij kende om ze te vertellen dat hij een zoon zou krijgen. ‘Hoe weet je dat?’ lachte Leonora, omdat hij weigerde rekening te houden met de andere mogelijkheid. ‘Ik weet het gewoon,’ zei hij. Ze plaagde hem dat hij ‘typisch Italiaans’ was, maar hij reageerde niet gepikeerd en zei: ‘Nee, nee, cara, als we een meisje zouden krijgen, zou ik net zoveel van haar houden. Maar ik weet gewoon dat dit een jongen is.’ En hij weigerde zich op andere gedachten te laten brengen.
De rest van de ochtend behandelde hij haar als het glas van haar metafoor, bracht haar water, haalde een stoel voor haar en tilde zelfs de lichtste dingen voor haar op. Ze plaagde hem ermee, maar haar geplaag kwam voort uit pure opluchting en blijdschap.
En toch…
Al veel te snel was hij weer weg. Vandaag was het een nationale feestdag, de dag na Allerheiligen, maar morgen begon de cursus weer. Hij moest deze middag al terug om zijn lesstof voor de volgende ochtend door te nemen. Toen hij bij haar wegging, kuste hij haar extra teder, maar in weerwil van al die tederheid dacht Leonora aan de week zonder hem die voor haar lag. En daarna, als hij weer in Venetië kwam werken, wat dan?
Ik durf het niet te vragen.
Leonora liep onrustig rond in huis, begon vergeefs aan klusjes die ze niet af kon maken en besloot toen naar de Sansoviniana-bibliotheek te gaan om wat informatie over Corradino op te diepen. Want morgen moest ze terug naar de fonderia om Adelino’s woede over de mislukte campagne te trotseren en hem dit nieuws te vertellen.
En wat dan?
Ze moest eerlijk tegenover zichzelf blijven. Ondanks zijn blijdschap had Alessandro het niet één keer over hun toekomst gehad. Het gesprek was alleen maar over het kind gegaan en hoewel Leonora nou geen huwelijksaanzoek in victoriaanse stijl had verwacht, bevreemdde het haar toch dat hij niet een keer had gerept over de mogelijkheid om bij haar in te trekken.
Terwijl ze over de Campo liep, voelde Leonora dat de stad zich weer van haar begon terug te trekken. Ze voelde haar geliefde en haar beroep van haar wegglippen en hoe het koude, lege winterse Venetië haar omsingelde. Ze dacht aan de toeristen en de dagjesmensen, de genotzoekers en de lotuseters die nu vertrokken waren. Zij zagen de stad nooit op deze manier. Dit aspect van de stad bleef voorbehouden aan de inwoners. De donkere dagen, de oude stenen en de leegte. Ze hield haar hoofd hoog en dacht alleen nog maar aan haar kind.
Ik moet weten wat er met Corradino gebeurd is voordat de baby wordt geboren. Ik moet vrede krijgen met mijn verleden voordat ik me op de toekomst kan richten. Want Corradino behoort ook tot het verleden van de baby.