Een van de vaste routines op de afdeling waar Agnes een bloedhekel aan heeft is de tijd die ze verplicht moet doorbrengen in de warmtekamer. Ze heeft geprobeerd om het er met Per over te hebben, heeft hem gesmeekt om voor haar een uitzondering te maken, maar hij kan er niets aan veranderen, zegt hij. Er wordt geen onderscheid gemaakt.
Er bevinden zich vijf warmtekamers op rij in de gang. Aan de muur in de gang zijn planken opgehangen met daarop voor iedereen een mand. Op elke mand zit een roze briefje geprikt met de naam van de eigenaar: Linda, Erika, Josefine, Sofia, Agnes… Net als op de crèche, denkt Agnes als ze de mand naar voren haalt om haar eigen laken en kussensloop te pakken. Die moet ze op het bed neerleggen en om het kussen doen, dan pas mag ze gaan liggen. De kamer is klein en heeft geen ramen. Het doet denken aan een cel met een deurspion waardoor de verpleegkundige op elk willekeurig moment naar binnen kan kijken. In de kamer staat slechts een laag bed met een elektrisch verwarmde matras, een verwarmingselement en een krukje waarop een verpleegkundige kan gaan zitten als de patiënt onrustig mocht zijn. De thermometer naast de deur geeft veertig graden aan. Een lamp van melkglas verspreidt gedempt licht. Daarbinnen is het doodstil, alsof de muren geluiddicht zijn.
Ze wordt geacht een halfuur in die ruimte te liggen, volkomen stil, terwijl de warmte zich langzaam door haar lichaam verspreidt. Dit ritueel moet elke dag zowel na de lunch als na het avondeten uitgevoerd worden. Dertig minuten in totale stilte nadat je heel veel hebt moeten eten. De verpleegkundigen beweren dat de warmte goed voor haar is, dat het de angst dempt. Ach, sodemieter toch op. Agnes weet maar al te goed wat die uren in de warmtekamer voor haar betekenen als ze hun richtlijnen opvolgt. Met angst en beven opent ze de deur. Ze haat het hoe ze haar daarbinnen kleiner maken, haat het waartoe ze haar dwingen. Hoe halen ze het in hun hoofd om te denken dat ze zo dom is om die hele dertig minuten stil te blijven liggen en haar lichaam het eten langzaam te laten opnemen. Als ze haar benen strekt kan ze zelfs zien hoe die opzwellen door de behandeling. Ze worden met de minuut dikker en dikker.
Het eerste wat ze doet als ze de kamer binnenkomt is het licht uitdoen zodat de verpleegkundigen niet kunnen zien wat ze daarbinnen uitvoert. Aangezien de kamer geen ramen heeft, wordt het pikkedonker. Ze zegt tegen de verpleegkundigen dat ze zich veel beter kan ontspannen als het donker is. Vervolgens zet ze de elektrisch verwarmde matras uit. Daarna besteedt ze dat halve uur aan gymnastiekoefeningen. Ze probeert sit-ups te doen, maar haar uitstekende botten schuren over de vloer en de pijn is ondraaglijk. Ze gaat op het bed liggen en doet de sit-ups daar. En dan de gewone strekoefeningen voor de armen. Daarna tilt ze haar benen op zo vaak ze kan. Ze raakt bezweet, wordt kortademig. Haar gewrichten doen pijn en ze huilt van machteloosheid, maar gaat toch door. Ze zit vast in de dwangmatigheid en kan die met geen mogelijkheid doorbreken, ze móét doorgaan, ook al snakt ze ernaar om gewoon te kunnen ontspannen. Terwijl ze daar in het donker ligt en koortsachtig met haar gymnastiekoefeningen bezig is, denkt ze aan hoe alles is begonnen. Hoe ze in deze nachtmerrie verzeild is geraakt.
Toen er ruim een jaar van inktzwart verdriet was verstreken na de dood van haar moeder en broer begon ze weer uit te gaan en haar vriendinnen te ontmoeten. Op een avond in mei belandde ze toevallig in een jongerendiscotheek in Visby. Net op die avond werd er een modellenwedstrijd gehouden, waar Agnes spontaan aan meedeed en die ze vervolgens won. De prijs bestond uit een reis naar Stockholm en een fotosessie door een professionele modefotograaf van het modellenbureau Fashion for life, dat de wedstrijd organiseerde. Ze ging naar Stockholm, verbleef in een mooi hotel midden in het centrum en werd per taxi naar het modellenbureau gebracht. Het beangstigde en imponeerde haar tegelijkertijd, omdat het zo flashy en exclusief was, overal hingen grote foto’s van modellen, de een nog heftiger dan de ander.
Iedereen die ze tegenkwam groette haar hartelijk met een innemende glimlach. Tegelijkertijd konden hun waarderende blikken haar niet ontgaan, hoe ze haar onderzoekend opnamen met hun ogen, die bliksemsnel over haar lichaam gleden. Door de kritische blikken bewoog ze zich stuntelig, ze had geen idee waar ze haar armen moest laten. Ze probeerde haar buik in te trekken en met rechte rug te lopen. Er natuurlijk uit te zien, hoewel ze vanbinnen beefde. Ze werd meegenomen naar een studio, waar ze kennismaakte met fotograaf Markus Sandberg. Dezelfde fotograaf die nu ernstig gewond in het ziekenhuis in Stockholm lag na de poging tot moord op Furillen. Ze had het nauwelijks kunnen geloven toen ze het op het journaal zag. Maar hij was het. Ze ziet hem nog zo voor zich, die eerste keer. Hij was gekleed in een blitse spijkerbroek met ontzettend veel zakken en sierspijkers. Om zijn goed getrainde bovenlijf droeg hij een eenvoudig wit T-shirt. Hij groette vriendelijk, maar wat gestrest. Haalde glimlachend zijn hand door zijn weerbarstige haar. Hij had witte tanden en baardstoppels. Was knap, maar ook vrij oud. Ze had hem eerder alleen op foto’s in tijdschriften gezien, altijd omringd door veel mensen. Het was onwerkelijk dat ze zich nu met hem in dezelfde ruimte bevond.
Toen begon de fotosessie. Ze voelde zich niet prettig bij de gedachte dat ze moest proberen om daar in die kale studio natuurlijk voor hem te poseren. De vloer en de wanden waren krijtwit en in het midden was een zwart doek gespannen waar ze zich voor moest opstellen. Ze mocht zich niet opmaken of verkleden. Ze wilden haar hebben zoals ze was. Natuurlijk. Ze probeerde zich ongedwongen te bewegen, was zich er pijnlijk van bewust dat ze niet goed was. Niet slank genoeg, niet knap genoeg en niet professioneel genoeg. Markus deed erg zijn best om haar op haar gemak te stellen. ‘Je bent mooi,’ zei hij. ‘Je bent erg knap. Ontspan. Doe alsof de camera je vriend is op wie je verliefd bent.’ Agnes, net vijftien geworden, was nog nooit verliefd geweest. Maar ze probeerde het zo goed mogelijk. Probeerde de gezichtsuitdrukkingen te imiteren van de modellen die ze op de televisie en in de modetijdschriften had gezien. Draaide zich heen en weer. ‘Schud je schouders los. Leg je handen op je heupen. Draai je lichaam naar opzij, maar blijf mij aankijken. Flirt met de camera.’ De dode lens blonk als een boos oog naar haar. Hoe zou ze in hemelsnaam daarmee kunnen flirten? Ze voelde zich stijf en klunzig en wilde alleen maar dat het afgelopen was. Toen de assistent verdwenen was en zij alleen met de fotograaf in de studio achterbleef, werd het nog pijnlijker. Hij vond natuurlijk dat ze hopeloos was, dacht ze, en ze had veel spijt van haar kledingkeuze. Waarom had ze die grote wijde spijkerbroek en die loshangende tuniek ook aangetrokken? Ze zag er vast enorm dik uit, grotesk. Alsof de fotograaf haar gedachten had gelezen, vroeg hij: ‘Heb je daar iets onder?’ Ja, ze droeg nog een hemd. ‘Trek dat grote overhemd maar uit, je kunt helemaal niet zien hoe je eruitziet.’ Aarzelend maakte ze de knopen van haar blouse los en trok hem vervolgens uit. Een snelle blik op het hemd. Wit en eronder een zwarte beha. Pijnlijk. Wat deed ze hier eigenlijk? Ze keek ongelukkig naar de fotograaf.
Toen liet hij de camera zakken en kwam lachend op haar af lopen. Voor ze wist wat er gebeurde had hij zijn handen stevig rond haar hoofd gelegd en haar op de mond gekust. Ze stond doodstil, haar armen hingen onhandig langs haar lichaam. Ze wist zich geen raad. Plotseling liet hij haar los, zijn gezicht was heel dichtbij, pretlichtjes in zijn ogen. Haar wangen gloeiden. Speels woelde hij met zijn beringde hand door haar haar. ‘Meid, je bent mooi. Je bent lekker. Vat het niet verkeerd op, ik wil alleen dat je je wat ontspant. Kom op, zie dit als een spel, want dat is precies wat het is. Niet echt, slechts een spel.’