36

Miles kwam me die avond niet halen.

Ik weet nog dat ik mezelf de volgende ochtend bij het krieken van de dag dwong om mijn bed uit te komen en te gaan douchen, hoewel ik volslagen uitgeput was. Ik was nog stijf van het ongeluk en toen ik de kraan opendraaide, voelde ik een felle pijn die van mijn borst naar mijn rug schoot. Mijn hoofd deed pijn toen ik mijn haar waste. En hetzelfde gold voor mijn polsen toen ik zat te ontbijten, maar ik zorgde dat ik klaar was voordat mijn ouders aan tafel kwamen, omdat ik wist dat allerlei vragen zouden gaan stellen als ze mijn van pijn vertrokken gedicht zagen en ik had geen zin om daar antwoord op te geven. Mijn vader ging naar zijn werk en omdat het bijna Kerstmis was, wist ik zeker dat mijn moeder ook weg zou gaan om boodschappen te doen.

Ik zou hen later alles wel vertellen, als Miles me op kwam halen.

Sarah belde die ochtend om te horen hoe het met me ging. Ik stelde haar dezelfde vraag. Ze vertelde me dat Miles de avond ervoor langs was geweest, dat ze heel even met elkaar hadden gepraat, maar dat niet wist wat ze daaruit moest opmaken.

Ik zei tegen haar dat ik het ook niet wist.

Maar ik bleef wachten. Sarah bleef wachten. En voor mijn ouders ging het leven gewoon verder.

's Middags belde Sarah opnieuw.

'Nee, hij is nog steeds niet komen opdagen,' zei ik tegen haar. En hij had ook niet gebeld.

De dag ging voorbij, het werd avond. Nog steeds geen Miles.

Op woensdag ging Sarah weer naar school. Ik had tegen haar gelegd dat ze dat moest doen, dat ik haar wel op school zou bellen als Miles kwam. Het was de laatste schoolweek voor de kerstvakantie en ze moest nog van alles regelen. Ik bleef thuis op Miles zitten wachten.

Tevergeefs.

Toen werd het donderdag en ik wist wat me te doen stond.




Miles zat in de auto te wachten terwijl hij een bekertje koffie dronk dat hij onderweg had gekocht. Het pistool lag op de zitting naast hem, onder een stapeltje gevouwen kranten, volledig geladen en klaar voor gebruik. Het zijraampje begon te beslaan door zijn ademhaling en hij veegde het schoon met zijn hand. Hij moest wel een goed uitzicht hebben.

Hij was op de juiste plaats, dat wist hij zeker. Nu hoefde hij alleen maar goed op te letten en als de tijd rijp was, zou hij in actie komen.



Toen ik die middag vlak voordat het donker werd in mijn auto stapte, was de lucht aan de horizon fel rood en oranje. Het was weliswaar nog steeds fris, maar de bittere kou was voorbij en de temperatuur was weer vrij normaal voor de tijd van het jaar. Omdat het de afgelopen paar dagen geregend had, was alle sneeuw verdwenen en waar ik eerst grasvelden had gezien die onder een wit laken schuilgingen, zag ik nu de vertrouwde bruingroene tint van gras dat aan een soort winterslaap bezig was. Bij ons in de buurt hingen overal kransen en grote rode strikken boven de ramen en de deuren, maar in de auto ging het feestelijke gevoel volkomen aan me voorbij; het leek wel alsof ik door alles heen geslapen had en nu weer een jaar moest wachten.

Ik stopte onderweg maar één keer, bij mijn vaste adresje. Volgens mij kende de man mij inmiddels wel, aangezien ik elke keer hetzelfde kocht. Toen hij me aan zag komen, stond hij al bij de toonbank op me te wachten, knikte toen ik hem vertelde wat ik wilde en kwam een paar minuten later terug. We hadden in al die tijd dat ik bij hem in de winkel kwam nog nooit een praatje gemaakt. Hij vroeg me niet waarvoor ze waren, dat deed hij nooit.

Maar hij zei wel iedere keer hetzelfde als hij overhandigde:

'Verser heb ik niet.'

Hij pakte mijn geld aan en sloeg het bedrag aan. Toen ik naar de auto liep, kon ik ze ruiken, een zoete, honingachtige geur, en ik wist dat hij gelijk had. De bloemen waren opnieuw prachtig.

Ik legde ze naast me op de stoel. Ik reed door straten die ik kende als mijn broekzak, straten waar ik veel liever nooit doorheen gereden zou zijn, en ik zette de auto voor de hekken neer. Ik moest mezelf vermannen voordat ik uit de auto stapte.

Ik zag niemand op de begraafplaats. Ik pakte mijn jack bij de kraag vast om het steviger om me heen te trekken en liep met gebogen hoofd verder. Ik hoefde niet om me heen te kijken om te zien waar ik naartoe moest. De grond was nat en kleefde aan mijn voeten. Binnen een minuut stond ik naast het graf.

Zoals altijd werd ik getroffen door het feit dat het klein was.

Dat was een belachelijke gedachte, maar terwijl ik ernaar stond te kijken, kwam die onwillekeurig bij me op. Het viel me op dat het graf keurig onderhouden was. Het gras was kortgeschoren en in een houdertje voor de steen stond een zijden anjer. Een rode, net als alle andere anjers bij alle andere grafstenen die ik kon zien, en ik wist dat die door de onderhoudsdienst waren geplaatst.

Ik bukte me en zette de bloemen tegen het graniet, waarbij ik goed oplette dat ik de steen niet aanraakte. Dat had ik nog nooit gedaan. Hij was niet van mij en dat was hij ook nooit geweest.

Toen dat gebeurd was, raakte ik verzonken in gedachten. Meestal dacht ik na over Missy en alle verkeerde beslissingen die ik had genomen, maar op die dag dwaalden mijn gedachten onwillekeurig af naar Miles.

Volgens mij hoorde ik daarom de naderende voetstappen pas toen ze me al bereikt hadden.



'Bloemen,' zei Miles.

Toen hij zijn stem hoorde, draaide Brian zich om, half verbaasd en half angstig.

Miles stond naast een grote eik waarvan de takken tot op de grond reikten. Hij droeg een lange zwarte jas en een spijkerbroek en had zijn handen in zijn zakken gepropt.

Brian voelde het bloed uit zijn gezicht wegtrekken.

'Ze heeft geen bloemen meer nodig,' zei Miles. 'Daar kun je net zo goed mee ophouden.'

Brian gaf geen antwoord. Wat moest hij daar in vredesnaam op zeggen?

Miles bleef hem strak aankijken. Nu de zon achter de horizon was verdwenen, vielen er schaduwen over zijn gezicht die het donker en onherkenbaar maakten. Brian had geen flauw idee wat hij dacht. Miles duwde de jas met twee handen naar voren, alsof hij eronder iets vasthield.

Alsof hij iets verborg.

Miles kwam niet dichterbij en heel even kreeg Brian de neiging om ervandoor te gaan. Om te vluchten. Per slot van rekening was hij vijftien jaar jonger... met een snelle sprint zou hij misschien in staat zijn om de weg te bereiken. Daar zouden auto's rijden en hij zou omringd zijn door mensen.

Maar de gedachte verdween even snel als hij was opgekomen en meteen was ook alle energie weg die hem nog restte. Hij had geen reserves meer. Hij had al dagenlang niet meer gegeten. Hij zou het nooit halen, niet als Miles hem echt in handen wilde krijgen.

En daar kwam nog bij dat Brian wist dat hij nergens naartoe kon.

Dus bleef Brian tegenover hem staan. Miles stond vijf meter van hem af en Brian zag dat hij zijn hoofd iets optilde. Miles keek hem recht aan. Brian wachtte tot hij iets zou doen, een gebaar zou maken. Misschien, dacht hij, stond Miles daar ook op te wachten. En ineens schoot hem door het hoofd dat ze er waarschijnlijk uitzagen als een stel revolverhelden uit het wilde westen die zich opmaakten om hun wapen te trekken.

Toen de stilte ondraaglijk werd, wendde Brian zijn ogen af en keek naar de straat. Hij zag dat de auto van Miles achter de zijne stond. Het waren de enige wagens die hij zag. Ze waren hier helemaal alleen tussen de grafstenen.

'Hoe wist je dat ik hier was?' vroeg Brian ten slotte.

Miles nam ruim de tijd om te antwoorden. 'Ik ben je gevolgd,' zei hij. 'Ik ging ervan uit dat je op een gegeven moment wel naar buiten zou komen en ik wilde alleen met je zijn.'

Brian slikte en vroeg zich af hoe lang Miles hem in de gaten had gehouden.

'Je brengt bloemen mee, maar je weet niet eens wie ze was, hè?' zei Miles rustig. 'Als je haar wel had gekend, zou je tulpen meegebracht hebben. Dat zijn de bloemen die ze hier had willen hebben. Daar hield ze het meest van... gele, rode, roze... ze vond ze allemaal prachtig. Iedere lente plantte ze de hele tuin vol tulpen. Wist je dat?'

Nee, dacht Brian, dat wist ik niet. In de verte hoorde hij een trein fluiten.

‘Wist je dat Missy zich zorgen maakte over de rimpeltjes in haar ooghoeken? Of dat ze als ontbijt het liefst geroosterd stokbrood at? Of dat ze altijd graag een klassieke Mustang-cabrio wilde hebben? Of dat ik nauwelijks mijn handen van haar af kon houden als ze lachte? Wist je dat ze de eerste vrouw was van wie ik ooit heb gehouden?'

Miles zweeg even en dwong Brian met pure wilskracht om hem aan te kijken.

'Dat is alles wat ik over heb. Herinneringen. En meer zal ik er nooit krijgen. Dat heb jij mij ontnomen. En je hebt het Jonah ook ontnomen. Wist je dat Jonah sinds haar dood last heeft van nachtmerries? Dat hij in zijn slaap nog steeds om zijn moeder roept? Ik moet hem in mijn armen nemen en hem urenlang vasthouden voor het eindelijk ophoudt. Weet je hoe ik me dan voel?'

Zijn ogen boorden zich in die van Brian en nagelden hem vast aan het stukje grond waarop hij stond.

'Ik ben twee jaar lang op zoek geweest naar de man die mijn leven heeft geruïneerd. En Jonahs leven. Ik heb die twee jaar gewoon weggegooid omdat ik nergens anders aan kon denken.'

Miles keek naar de grond en schudde zijn hoofd.

'Ik wilde de persoon vinden die haar had gedood. Ik wilde dat die persoon zou weten wat hij me die avond allemaal heeft afgepakt. Ik wilde dat de man die Missy had gedood zou boeten voor wat hij had gedaan. Je hebt geen flauw idee hoe ik door die gedachte werd verteerd. Diep vanbinnen wil ik hem nog steeds doden. Om zijn gezin hetzelfde aan te doen als hij het mijne heeft aangedaan. En nu sta ik tegenover de man die het heeft gedaan. En die man legt de verkeerde bloemen op het graf van mijn vrouw.'

Brian kreeg een brok in zijn keel.

'Jij hebt mijn vrouw gedood,' zei Miles. 'Dat zal ik je nooit vergeven en ik zal het nooit vergeten. Als je in de spiegel kijkt, wil ik dat je daaraan denkt. En ik wil niet dat je ooit zult vergeten wat je mij allemaal ontstolen hebt. Je hebt de persoon weggenomen van wie ik het meest ter wereld hield, je hebt de moeder van mijn zoon weggenomen en je hebt twee jaar van mijn leven gestolen. Begrijp je dat?'

Het duurde even voordat Brian knikte.

'Dan moet je nog iets anders goed begrijpen. Sarah mag weten wat hier is gebeurd, maar zij alleen. Jij neemt dit gesprek — en al het andere — mee in je graf. Je mag er nooit met iemand anders over praten. Nooit. Niet met je ouders, niet met je vrouw, niet met je kinderen, niet met je dominee en niet met je vriendjes. En zorg dat je iets maakt van je leven, iets waardoor ik geen spijt krijg van mijn handelwijze. Dat moet je me allemaal beloven.'

Miles bleef hem aanstaren om er zeker van te zijn dat Brian hem goed had verstaan, tot Brian opnieuw knikte. Daarna draaide Miles zich om en liep weg. Een minuut later was hij verdwenen.

Pas toen drong het tot Brian door dat Miles hem liet gaan.



Toen Miles later die avond de deur opendeed, bleef Sarah gewoon op de drempel staan en keek hem aan zonder iets te zeggen, tot Miles ten slotte naar buiten stapte en de deur achter zich dicht trok.

'Jonah is thuis,' zei hij. We kunnen beter buiten praten.'

Sarah sloeg haar armen over elkaar en keek uit over de tuin. Miles volgde haar blik.

'Ik weet eigenlijk niet eens waarom ik hier ben,' zei ze. 'Het lijkt me niet juist om je te bedanken, maar ik kan ook niet negeren wat je hebt gedaan.'

Miles knikte bijna onmerkbaar.

'Het spijt me zo van alles. Eigenlijk kan ik me nauwelijks voorstellen wat jij hebt doorgemaakt.'

‘Nee,' zei hij. 'Dat kun je ook niet.'

'Ik wist het niet van Brian. Eerlijk niet.'

'Dat weet ik.' Hij keek haar even aan. 'Ik had niets anders mogen denken. En ik heb spijt van de dingen die ik je voor de voeten heb gegooid.'

Sarah schudde haar hoofd. ‘Dat hoeft niet.'

Hij wendde zijn ogen af en leek moeite te hebben om de juiste woorden te vinden. 'Ik geloof dat ik je eigenlijk moet bedanken omdat ik dankzij jou te weten ben gekomen wat er werkelijk is gebeurd.'

'Ik moest wel. Ik had geen keus.' Toen hij daarna opnieuw zijn mond hield, strengelde Sarah haar handen in elkaar. 'Hoe ondergaat Jonah deze hele toestand?'

'Redelijk. Niet al te best. Hij weet niets, maar volgens mij begreep hij instinctief dat er iets aan de hand was door de manier waarop ik me gedroeg. Hij heeft weer een paar keer een nachtmerrie gehad. Hoe gaat het op school met hem?'

'Tot dusver doet hij het prima. De laatste paar dagen is me niets bijzonders opgevallen.'

'Dat is mooi.'

Sarah haalde een hand door haar haar. 'Mag ik je iets vragen? Je hoeft me geen antwoord te geven als je dat niet wilt.'

Miles draaide zich om. 'Waarom ik Brian heb laten gaan?'

Ze knikte.

Het duurde een hele tijd voordat hij antwoord gaf. 'Ik heb de hond gezien.'

Ze keek hem verrast aan.

'Een grote zwarte hond, precies zoals Brian zei. Een paar huizen van de plek waar het ongeluk is gebeurd rende hij rond door de tuin.'

'Je kwam gewoon voorbijrijden en toen zag je hem toevallig?'

'Nee, niet precies. Ik ben naar hem op zoek gegaan.'

'Om erachter te komen of Brian de waarheid vertelde?'

Hij schudde zijn hoofd. 'Eerlijk gezegd niet. Toen wist ik eigenlijk al min of meer dat hij de waarheid sprak. Maar ik had een waanzinnig idee in mijn kop dat ik gewoon niet van me af kon zetten.'

‘Wat was dat voor idee?'

'Ik heb al gezegd dat het waanzin was.'

Ze keek hem nieuwsgierig aan en wachtte af.

'Toen ik die dag thuiskwam - toen Brian me alles verteld had, bedoel ik - had ik gewoon het gevoel dat ik iets moest doen. Iemand moest boeten voor wat er was gebeurd, maar ik wist alleen niet wie, tot ik plotseling op een idee kwam. Dus ik heb mijn vaders pistool opgezocht en de volgende avond ben ik op zoek gegaan naar die verdomde hond.'

‘Was je van plan om die hond dood te schieten?'

Hij haalde zijn schouders op. 'Ik wist niet eens of ik daar de kans toe zou krijgen, maar ik zag hem meteen nadat ik was gestopt. Hij zat in de tuin achter een eekhoorn aan.'

'Dus je hebt het gedaan?'

'Nee. Ik was zo dichtbij dat ik het gemakkelijk had kunnen doen, maar toen ik hem in het vizier kreeg, begon ik ineens te beseffen dat het eigenlijk krankzinnig was. Ik bedoel maar, ik was op jacht naar het huisdier van iemand anders. Alleen iemand die in hoge mate geestelijk gestoord is, zou zoiets doen. Dus ik heb me omgedraaid en ben weer in de auto gestapt. Ik heb hem laten gaan.'

Ze glimlachte. 'Net als Brian.'

'Ja,' zei hij. ‘Net als Brian.'

Ze stak haar hand uit naar de zijne en een tel later liet hij toe dat ze die vastpakte. 'Daar ben ik blij om,' zei ze.

'Ik niet. Diep in mijn hart wens ik nog steeds dat ik het had doorgezet. Dan had ik tenminste het gevoel gehad dat ik iets had gedaan.'

'Je hebt ook iets gedaan.'

Miles kneep even in haar hand voordat hij die losliet. 'Ik heb het ook voor mezelf gedaan. En voor Jonah. Het was tijd om alles los te laten. Ik was al twee jaar van mijn leven kwijt en ik zag de zin er niet van in om daar nog langer mee door te gaan. Zodra ik dat besefte... ik weet het niet... het leek gewoon het enige wat ik kon doen. Wat er ook met Brian gebeurde, Missy zou toch niet terugkomen.'

Hij tilde zijn handen op en wreef in zijn ogen. Een tijdlang hielden ze allebei hun mond. Boven hen stonden de sterren in volle glorie aan de hemel en Miles merkte dat zijn ogen onwillekeurig naar Polaris dwaalden, de poolster.

'Ik zal wat tijd nodig hebben,' zei hij zacht.

Ze knikte. Ze wist dat hij het nu over hun relatie had. 'Dat weet ik.'

'Ik kan je ook niet vertellen hoe lang het gaat duren.'

Sarah keek hem even aan. Wil je dat ik op je wacht?'

Het duurde even voordat hij antwoord gaf.

'Ik kan je niets beloven, Sarah. Wat ons betreft, bedoel ik. Het gaat er niet om dat ik niet meer van je hou, want dat is wel zo. Daar heb ik al een paar dagen zwaar over lopen piekeren. Je bent het fijnste wat me is overkomen sinds de dood van Missy. Verrek, je bent het enige goede wat me is overkomen. En dat geldt ook voor Jonah. Hij heeft me gevraagd waarom je de laatste tijd niet meer op bezoek bent geweest en ik weet dat hij je mist. Maar hoe graag ik er ook mee door wil gaan, diep vanbinnen kan ik me niet voorstellen hoe. Want ik zal nooit kunnen vergeten wat er is gebeurd. En jij bent zijn zuster.'

Sarah kneep haar lippen op elkaar. Ze zei niets.

Ik weet niet of ik dat zal kunnen verdragen, ook al had jij er helemaal niets mee te maken. Want als ik bij jou ben, zal ik in zekere zin ook bij hem zijn. Hij is familie van je en... zo ver ben ik nog niet Dat idee zou ik niet kunnen verdragen. En ik weet niet of ik daar ooit aan toe zal komen.'

‘We kunnen ook weggaan,' stelde ze voor. "We kunnen ergens anders opnieuw beginnen.'

Hij schudde zijn hoofd. 'Al zou ik nog zo ver wegtrekken, dit blijft me altijd achtervolgen. Dat weet je toch...'

Zijn stem stierf weg en daarna keek hij haar aan. 'Ik weet niet wat ik moet doen.'

Ze glimlachte triest. 'Ik ook niet,' gaf ze toe.

'Het spijt me.'

'Mij ook.'

Een ogenblik later kwam Miles naar haar toe en sloeg zijn armen om haar heen. Hij kuste haar zacht en hield haar daarna nog heel lang vast, met zijn gezicht in haar haar.

'Ik hou van je, Sarah,' fluisterde hij.

Ze slikte de brok in haar keel weg en drukte zich tegen hem aan. Ze voelde zijn lichaam tegen het hare en vroeg zich af of dit de laatste keer zou zijn dat hij haar zo in zijn armen hield.

'Ik hou ook van jou, Miles.'

Toen hij haar losliet, deed Sarah een stapje achteruit en vocht tegen haar tranen. Miles bleef roerloos staan en Sarah pakte haar sleutels die in de zak van haar jasje zaten. Ze hoorde ze tinkelen toen ze te voorschijn kwamen. Ze kon geen woorden vinden om afscheid te nemen, in de wetenschap dat het dit keer voorgoed zou kunnen zijn.

'Ga nu maar gauw terug naar Jonah,' zei ze.

Ze had het idee dat ze in het zachte schijnsel van de verandalamp ook tranen in zijn ogen zag glinsteren.

Sarah poetste haar tranen weg. 'Ik heb een kerstcadeautje voor Jonah gekocht. Is het goed als ik dat kom brengen?'

Miles wendde zijn ogen af. 'Ik denk niet dat we er zijn. Ik was van plan om volgende week naar Nags Head te gaan. Charlie heeft daar een huisje en hij heeft gezegd dat ik dat mocht gebruiken. Ik heb behoefte om even weg te gaan, snap je?'

Ze knikte. 'Ik blijf gewoon thuis, voor het geval je me wilt bellen.'

'Oké,' mompelde hij.

Hij beloofde niets, dacht ze.

Ze stapte achteruit met een hol gevoel vanbinnen en wenste dat ze iets zou kunnen zeggen waardoor alles zou veranderen. Met een star glimlachje draaide ze zich om en liep naar de auto, terwijl ze haar best deed om zich te beheersen. Haar handen trilden een beetje toen ze het portier opendeed en ze keek naar hem om. Hij had zich niet bewogen. Zijn mond was samengeknepen tot een strakke lijn.

Ze gleed achter het stuur.

Terwijl Miles naar haar stond te kijken, had hij eigenlijk het liefst haar naam geroepen, haar gevraagd om te blijven en tegen haar gezegd dat hij wel een manier zou vinden om te zorgen dat dit niet tussen hen zou blijven staan. Dat hij van haar hield en altijd van haar zou blijven houden.

Maar dat deed hij niet.

Sarah draaide het sleuteltje om en de motor kwam ronkend tot leven. Miles liep in de richting van de trap en haar hart sprong op, voordat ze zich realiseerde dat hij op weg was naar de deur. Hij zou haar niet tegenhouden. Ze zette de auto in de achteruit en reed de oprit af.

Zijn gezicht bevond zich inmiddels in de schaduw en het werd steeds kleiner terwijl de auto achteruit reed. Ze voelde dat haar wangen nat werden.

Toen hij de deur opendeed, besefte Sarah met een verlammend gevoel dat dit de laatste keer zou zijn dat ze hem zag. Zoals de toestand nu was, kon ze niet in New Bern blijven. Ze zou er niet tegen kunnen om Miles regelmatig in de stad te zien; ze moest op zoek naar een andere baan. Ergens waar ze opnieuw zou kunnen beginnen.

Alweer.

Onderweg in de duisternis begon ze langzaam sneller te rijden en dwong zichzelf niet om te kijken.

Ik red me best, prentte ze zichzelf in. Ik speel het echt wel klaar, net zoals ik de eerste keer heb gedaan. Dat lukt me best, met of zonder Miles.

Nee, dat lukt je niet, riep een inwendige stem plotseling uit.

Op dat moment hield ze het niet langer uit. De tranen stroomden uit haar ogen en ze zette de auto langs de weg. Terwijl de motor stationair bleef draaien en de raampjes langzaam maar zeker besloegen, zat Sarah te huilen zoals ze nog nooit eerder had gehuild.