37
'Waar was je nou?' vroeg Jonah. 'Ik heb overal gekeken, maar ik kon je niet vinden.'
Sarah was een halfuur eerder vertrokken, maar Miles was op de veranda gebleven. Hij kwam net binnen toen Jonah hem in de gaten kreeg en bleef staan. Miles wees over zijn schouder.
'Ik was op de veranda.'
‘Wat deed je daar dan?'
'Sarah kwam langs.'
Jonahs gezicht klaarde op. 'Echt waar? Waar is ze dan?'
'Nee, ze is er niet meer. Ze moest weer weg.'
'O...'Jonah keek naar zijn vader op. 'Oké,' zei hij zonder zijn teleurstelling te verbergen. 'Ik wilde haar alleen maar de legotoren laten zien die ik heb gebouwd.'
Miles liep naar hem toe en ging op zijn hurken zitten zodat hij Jonah recht aan kon kijken. 'Laat hem dan maar aan mij zien.'
'Maar je hebt hem al gezien.'
'Dat weet ik wel. Maar ik kan er toch nog een keer naar komen kijken.'
‘Dat hoeft niet. Ik wou hem aan juf Andrews laten zien.'
Tja, dat spijt me dan. Misschien moet je hem morgen mee naar school nemen, dan kun je haar daar laten kijken.'
Jonah haalde zijn schouders op. 'Mij best.'
Miles keek hem strak aan. "Wat is er aan de hand, kanjer?'
·Niets.'
'Echt niet?'
Jonah antwoordde niet meteen. 'Ik denk dat ik haar gewoon mis, dat is alles.'
‘Wie? Juf Andrews?'
'Ja.'
"Maar je ziet haar iedere dag op school.'
‘Dat weet ik wel. Maar dat is toch anders.'
'Anders dan wanneer ze hier is, bedoel je?'
Hij knikte en maakte een verloren indruk. 'Hebben jullie ruzie gemaakt?' 'Nee.'
'Maar jullie zijn geen vriendjes meer.'
'Natuurlijk wel. We zijn nog steeds vriendjes.'
"Waarom komt ze dan nooit meer naar ons toe?'
Miles schraapte zijn keel. Tja, dat is allemaal nogal ingewikkeld op dit moment. Als je later groot bent, zul je het wel begrijpen.'
'O,' zei hij. Daar moest hij kennelijk even over nadenken. 'Ik wil niet groot worden,' verklaarde hij ten slotte.
'Waarom niet?'
'Omdat grote mensen altijd zeggen dat alles ingewikkeld is.'
'Soms is dat ook zo.'
'Vind je juf Andrews nog steeds aardig?'
'Ja,' zei hij.
'En vindt ze jou ook aardig?'
'Volgens mij wel.'
‘Wat is er dan zo ingewikkeld?' Zijn ogen waren smekend en op dat moment was Miles ervan overtuigd dat Jonah Sarah niet alleen miste, maar dat hij ook van haar hield.
'Kom maar even bij me,' zei hij en trok Jonah dicht tegen zich aan, omdat hij niet wist wat hij anders moest doen.
Twee dagen later stopte Charlie voor het huis van Miles terwijl hij
net een paar dingen in de auto legde.
'Ga je er nu al vandoor?'
Miles draaide zich om. 'O... hallo, Charlie. Het leek me beter om maar wat vroeger te vertrekken. Ik wil niet in een file terechtkomen.'
Hij sloeg de kofferbak dicht en richtte zich op. 'Nogmaals bedankt dat we dat huisje van je mogen gebruiken.'
'Dat zit wel snor. Moet ik je een handje helpen?'
'Nee. Ik ben bijna klaar.'
'Hoe lang blijf je weg?'
'Dat weet ik nog niet. Misschien een paar weken, tot. vlak na nieuwjaar. Weet je zeker dat het kan?'
'Maak je daar maar geen zorgen over... je hebt nog genoeg vakantiedagen om daar een maand te blijven zitten.'
Miles haalde zijn schouders op.' Wie weet, misschien doe ik dat wel.'
Charlie trok zijn wenkbrauwen op. 'O, tussen twee haakjes, ik kwam eigenlijk langs om je te vertellen dat Harvey geen aanklacht zal indienen. Kennelijk heeft Otis tegen hem gezegd dat hij dat maar moest vergeten. Dus officieel is je schorsing voorbij en zodra je terug bent, kun je weer aan het werk.'
'Mooi.'
Jonah kwam de deur uit vliegen en ze draaiden zich allebei om toen ze hem hoorden. Jonah riep hallo tegen Charlie en stoof meteen daarna weer naar binnen alsof hij iets was vergeten.
'En komt Sarah jullie daar ook nog een paar daagjes gezelschap houden? Wat mij betreft, is ze van harte welkom, hoor.'
Miles stond nog steeds naar de deur te kijken en keek Charlie weer aan. 'Ik denk het niet. Haar familie is hier en met al die drukte van de feestdagen geloof ik niet dat ze daar tijd voor zal hebben.'
‘Wat jammer. Maar jullie zien elkaar toch wel weer als je terugkomt, hè?'
Miles sloeg zijn ogen neer en Charlie wist wat dat betekende. 'Is er iets mis?'
'Je weet wel hoe dat gaat.'
'Eigenlijk niet. Ik heb al veertig jaar lang geen verkering meer gehad. Maar ik vind het wel jammer.'
'Je kent haar niet eens, Charlie.'
'Dat hoeft ook niet. Ik bedoelde dat ik het jammer voor jou vind.'
Charlie propte zijn handen in zijn zakken. 'Luister eens, ik ben hier niet naartoe gekomen om mijn neus in jouw zaken te steken. Dat gaat mij niets aan. Maar er is nog een andere reden. Iets waar ik nog steeds mijn twijfels over heb.'
'O ja?'
'Ik begon me steeds meer te verbazen over dat telefoontje van je... je weet wel, toen je me vertelde dat Otis onschuldig was en zei dat we het onderzoek maar beter stop konden zetten.'
Miles zei niets en Charlie keek hem vanonder zijn hoed met samengeknepen ogen aan. 'Ik neem aan dat je er nog steeds zo over denkt.'
Het duurde even voordat Miles knikte. 'Hij is onschuldig.'
'Ondanks alles wat Sims en Earl beweren?'
'Ja.'
'Dat zeg je toch niet alleen maar om de zaak zelfstandig op te lossen, hè?'
'Daar geef ik je mijn woord op, Charlie.'
Charlie keek hem onderzoekend aan en voelde instinctief dat hij de waarheid sprak. 'Goed,' zei hij. Hij liet zijn handen over zijn overhemd glijden, alsof hij ze schoon poetste, en schoof daarna zijn hoed achterover. 'Nou... zorg dan maar dat je je daarginds in Nags Head amuseert. Vang er ook een paar voor mij als je gaat vissen, oké?'
Miles glimlachte. 'Daar kun je op rekenen.'
Charlie begon weg te lopen, maar bleef toen plotseling staan en draaide zich om. 'O... wacht even, er is nog iets.'
‘Wat dan?'
'Brian Andrews. Het is me nog steeds niet helemaal duidelijk waarom je hem die dag wilde opbrengen. Is er iets wat ik voor je moet regelen terwijl je weg bent? Iets dat ik moet weten?'
'Nee,' antwoordde hij.
'Het ging... waar ging het ook alweer om? Dat heb je me nooit precies uitgelegd.'
'Het was gewoon een vergissing, Charlie.' Miles keek strak naar de kofferbak van zijn auto. 'Anders niet.'
Charlie begon verbaasd te lachen. Weet je wat nou zo grappig is?'
‘Wat?'
'Die woordkeus van je. Brian zei precies hetzelfde.'
'Heb je Brian gesproken?'
'Ik moest bij hem langs, weet je. Hij kreeg een ongeluk terwijl een van mijn hulpsheriffs hem in verzekerde bewaring had gesteld. Ik moest wel controleren of alles goed met hem ging.'
Miles verbleekte.
'Maak je niet ongerust; ik heb erop gelet dat er verder niemand thuis was.' Hij liet dat even bezinken en krabde toen aan zijn kin, als iemand die probeert de juiste woorden te vinden. 'Zie je,' ging hij eindelijk verder, 'toen ik over die twee dingen na begon te denken kreeg ik als speurder op de een of andere manier het gevoel dat ze met elkaar in verband stonden.'
'Maar dat was niet zo,' zei Miles haastig.
Charlie knikte ernstig. 'Ik dacht wel dat je dat zou zeggen, maar ik zei al dat ik daar toch zeker van wilde zijn. Laat ik het nog eens duidelijk stellen: er is niets dat ik moet weten met betrekking tot Brian Andrews?'
Miles had kunnen weten dat Charlie achter de waarheid zou komen. *Nee,' zei hij alleen maar.
'Oké,' zei Charlie. 'Laat me je dan een goede raad geven.'
Miles wachtte af.
'Als jij tegen mij zegt dat alles voorbij is, volg dan zelf je eigen raad ook op, oké?'
Charlie zorgde ervoor dat Miles goed begreep hoe serieus hij was. "Wat bedoel je daar precies mee?' vroeg Miles. 'Als het voorbij is... als het echt voorbij is... laat het dan ook de rest van je leven niet verpesten.' 'Ik kan je niet volgen.' Charlie schudde zijn hoofd en zuchtte. 'Ja, je snapt me best,' zei hij.