5

Diana Delanghe, want zo heette ze officieel, betrok een appartement in de Witte Leertouwersstraat op loopafstand van de Coupure, waar Marcus Heydens naar alle waarschijnlijkheid zelfmoord had gepleegd. Het was een trieste buurt. De mensen bleven er wonen omdat er elders geen plaats voor hen was. Het pand in kwestie was een krot met een trapgevel dat onlangs als beschermd monument was geklasseerd en dringend aan renovatie toe was, maar daar had de eigenaar geen oren naar. Hij bleef de huur opstrijken en wachtte geduldig af tot de overheid met een interessant voorstel over de brug zou komen. Die kans was klein want in de Witte Leertouwersstraat kwamen geen toeristen. Het vervallen monument had daarom geen enkele economische waarde.

Van In raadpleegde de naamplaatjes die slordig naast de belknoppen waren aangebracht. Dat van Diana viel op omdat het nog sneeuwwit was en er Heydens op stond in plaats van Delanghe.

‘Ik denk dat ze op de tweede verdieping woont’, zei hij tegen Versavel.

Een van de overburen, een slome veertiger met een uitgezakte bierbuik, observeerde de politionele actie van achter het raam van zijn woning. Toen Van In bij Diana Delanghe aanbelde, riep hij zijn vrouw erbij. Hoewel het mens in de keuken aardappelen aan het schillen was – dat deed ze zittend vanwege haar spataderen – reageerde ze meteen op het verzoek van haar man.

‘Ik heb je toch gezegd dat ze iets zouden ondernemen tegen dat tuig van hier rechtover.’

De vrouw veegde haar aardappelschiller schoon aan haar schort. Wat moest ze daarop zeggen? Dat de aangetekende brief die haar man vorig jaar aan het college van burgemeester en schepenen had gericht en waarop nooit een antwoord was gekomen, hoogstwaarschijnlijk niets te maken had met de politiewagen die nu voor de deur stond? Nee, als ze dat onder zijn neus zou wrijven, zou hij kwaad worden en kreeg ze weer slaag. Dat gebeurde steeds vaker sinds hij zijn baan was kwijtgeraakt.

‘Ik hoop dat ze die vuile profiteurs meteen het land uitzetten.’

De man schoof de vitrage wat verder open en keek gespannen toe.

‘Vergeet niet dat je vanmiddag nog moet gaan stempelen, Gino’, zei de vrouw en ze slofte terug naar de keuken.

Op het aanrecht lagen twee lappen bloederig vlees. De vrouw gooide ze in de pan, glimlachte en strooide er royaal zout over. Gino had al een tijdje last van een te hoge bloeddruk en de dokter had gezegd dat hij zout moest mijden.

Diana Delanghe schrok toen ze de Witte Leertouwersstraat inreed en de politiewagen bemerkte die tegenover haar deur stond geparkeerd. Het was te laat om nog achteruit te rijden. Dat zou opvallen.

‘Get down!’ schreeuwde ze tegen de twee passagiers op de achterbank.

Ze klemde haar handen om het stuur en gaf voorzichtig gas.

‘Volgens mij is ze niet thuis’, zei Van In.

Hij had drie keer aangebeld.

‘Ik zie in ieder geval geen beweging.’

Versavel had de hele tijd de tweede verdieping in het oog gehouden omdat het wel vaker gebeurde dat mensen die om een of andere reden de deur niet wilden openmaken, het toch niet konden laten stiekem door het raam naar buiten te gluren.

‘Wat doen we nu?’

Van In draaide zich om. Op dat moment reed Diana voorbij.

‘Ik denk dat we geluk hebben’, zei hij. ‘Daar is ze.’

Toen ook Versavel zich omdraaide, gaf Diana gas.

‘Verdomme’, schreeuwde Van In.

Versavel, die niet goed begreep wat er aan hand was, volgde Van Ins uitgestoken vinger en zag een lichtblauwe Renault Espace achter een bocht verdwijnen. Nog voor hij iets kon vragen, rende Van In naar de Golf, trok het portier open en startte de motor.

‘Zal ik om assistentie vragen?’ vroeg Versavel.

De brigadier sprong in de wagen, gespte zijn veiligheidsgordel vast en reikte naar de microfoon van de boordradio.

‘Nog niet.’

Van In ontkoppelde, duwde de Golf in zijn eerste versnelling en zette de achtervolging in. Wat bezielde het wijf om op de vlucht te slaan? Versavel hield zijn hart vast. Hij wist dat zijn vriend een cocktail van stress en woede moeilijk kon verteren. Op die momenten was het beter hem met rust te laten. Van In trapte het gaspedaal in en klemde zijn vingers om het stuur, als een uitgehongerde roofvogel die zijn klauwen in een prooi slaat. De politiewagen liet een spoor van stuifwater achter en raasde met een slingerende achtertrein over de gladde kasseien. Van In had in geen maanden nog een wagen bestuurd en dat kon je horen. Hij schakelde te traag waardoor het toerental te hoog opliep en de motor begon te huilen. Versavel boog zich naar voren en zette de sirene aan, al was het maar om argeloze fietsers en voetgangers ervoor te waarschuwen dat er een politiewagen kwam aangereden.

Op de hoek van de Witte Leertouwersstraat en de Schaarstraat draaide Van In met gierende banden rechts af. Voor een keer kon hij appreciëren dat er in Brugge nog bijna uitsluitend eenrichtingsverkeer mogelijk was. Hoewel de Espace uit het zicht was verdwenen, beschikte Diana slechts over één vluchtroute. Ze was verplicht om via de Gentpoortstraat de stad uit te rijden en dat kon op dit uur van de dag wel eens tegenvallen. Meestal stond er rond de middag een file en dat was vandaag niet anders.

‘Daar staat ze.’

Versavel wees naar het dak van de Espace dat boven de andere wagens uitstak.

‘Als ik me niet vergis, regelt een van onze mensen het verkeer aan de Gentpoortbrug. Zal ik hem oproepen?’

Versavel duwde het spreekknopje van de microfoon in en nam contact op met de centrale. Van In dacht daar blijkbaar anders over want hij schakelde de Golf in zijn achteruit, draaide het stuur naar rechts zodat de wagen schuin op de rijweg kwam te staan.’

‘Wat ben je in vredesnaam van plan?’

‘Wat zegt u?’ vroeg de officier met wachtdienst.

Op dat moment gaf Van In gas en reed het trottoir op. Door de schok liet Versavel de microfoon vallen.

‘Dat haal je nooit’, schreeuwde hij net voor een bocht waar het voetpad versmalde.

Van In trok zich daar niets van aan en reed met twee wielen op de rijweg en twee op het trottoir langs de file. Zelfs met de sirene aan hoorde Versavel de zijspiegels afknappen van de wagens die ze links voorbijstaken.

Marc Deneve had vijf jaar aan zijn droom gewerkt, een schaalmodel van de Mercator, het afgedankte schoolschip van de Belgische marine dat in de haven van Oostende afgemeerd ligt en in de zomer tot leerrijk vermaak dient van duizenden bezoekers. Het schaalmodel zou de komende weken het pronkstuk vormen van een tentoonstelling die Marc Deneve samen met een paar vrienden had opgezet.

Deneve ging lichtjes door de knieën om de masten van het zeilschip ongehavend door de lage deuropening te loodsen. Gelukkig was dit de laatste hindernis. Op het trottoir stond een gehuurde bestelwagen klaar om het kleinood naar de tentoonstelling te brengen, een Ford Transit met een grote achterklep.

Toen Van In de bestelwagen en de jongeman met het schaalmodel van de Mercator midden op het trottoir zag staan, ging hij op de rem staan. De Golf raakte uit de koers, schuurde in een vonkenregen langs de zijkant van een Mercedes cabriolet en kwam op een halve meter van de Transit tot stilstand. Op dat ogenblik zette de file zich in beweging. De Espace verdween over de Gentpoortbrug.

‘Weet je hoeveel zo’n Mercedes kost?’ vroeg Versavel geamuseerd.

Van In leek door een bliksemschicht getroffen. Hij bleef met zijn handen op het stuur zitten. Het schuren van metaal op metaal had een oude herinnering weer naar boven gebracht. Hij dacht aan meester Matthys, een onderwijzer die met zijn nagels over het bord schraapte telkens als de aandacht in de klas verslapte. Dat in gedachten opnieuw te moeten beleven, deed hem ineenkrimpen.

‘Onnozele zot.’

De chauffeur van de cabriolet, een instant gebruinde kerel van een jaar of dertig, rukte het portier van de Golf open en begon Van In de huid vol te schelden. Versavel stapte uit, liep om de Golf en tikte de man op de schouder.

‘Moeten wij de politie bellen of gaat u dat zelf doen?’

Van In bleef wezenloos achter het stuur zitten. Zijn gezicht zag zo wit als een onderbroek die met spotfree was gewassen. Ondertussen ging er kostbare tijd verloren. Nog voor de officier met wachtdienst het signalement van de Espace via de radio te horen kreeg, zat Diana met haar twee passagiers al in de trein naar Knokke-Heist.

‘We have to hide on an other place’, zei ze in gebroken Engels.

De twee mannen die voor haar op de bank zaten, knikten maar zeiden verder geen woord.

‘Goedemiddag, Van In.’

Adjunct-commissaris Vanneste kwam zonder te kloppen kamer 204 binnen. Hij grijnsde.

‘Toen ik vanochtend vernam dat jullie al aan de slag waren, heb ik een kopie van het verhoor dat ik gisteren van Valentijn Heydens heb afgenomen op uw bureau gelegd.’

Hij wees naar een plastic mapje op Van Ins bureau.

‘En ik kan u verzekeren dat het hoogst interessante lectuur is.’

Van In had het document tien minuten geleden gelezen. Hij wist wat erin stond. Als hij zich nu kwaad zou maken, zou dat in de kaart van Verpeste spelen en dat plezier gunde hij de onderkruiper niet.

‘Mag ik u erop wijzen, Vanneste, dat “gepassioneerd” met één “n” wordt geschreven?’

Van In haalde het uitgetikte verhoor uit het mapje. Op iedere pagina had hij een aantal woorden en passages met rode viltstift onderstreept.

‘Hannelore Martens was mijn eerste lief’, las hij. ‘Toen ik haar na al de jaren terugzag, werd ik zo gijl dat het me de grootste moeite kostte om me te beheersen.’

‘Daar is toch niets mis mee’, zei Vanneste.

Van In keek naar Versavel.

‘Laten we even horen wat de jury daarvan denkt.’ ‘Geil wordt niet met “ij” geschreven, mijnheer de voorzitter.’

‘Ze kuste mij verleidelijk op de mond.’

‘Zoende’, zei Versavel.

Van In glimlachte.

‘Dat zijn dan weer tien punten voor Vlaanderen. Zal ik doorgaan, adjunct-commissaris Vanneste?’

Hij maakte een hoopje van de zes volgetikte velletjes en verscheurde ze. Het enige relevante feit in het verslag was de vermelding van het tijdstip waarop Valentijn Heydens het lijk van zijn vader had gevonden. Twee minuten over middernacht stond er. Van In had achter het tijdstip een vraagteken geplaatst.

‘Ik wil tegen vanavond een foutloze versie van het verhoor op mijn bureau, Vanneste. Begrepen?’

De adjunct-commissaris slikte zijn woede in, veegde de snippers bijeen en verliet het strijdtoneel. Dat deed hij met opgeheven hoofd omdat hij ervan overtuigd was dat een mislukte veldslag niet betekende dat hij de oorlog verloren had. Integendeel. Hij liep de trap op naar de derde verdieping, naar het bureau van hoofdcommissaris De Kee.

‘Die heb je flink bij zijn … gehad.’

Versavel sprak het woord niet uit omdat het deel uitmaakte van de tien meest gebruikte woorden bij de politie, tien woorden waaraan hij een grondige hekel had.

‘Ik durf er mijn laatste Duvel om te verwedden dat Verpeste nu bij De Kee op schoot zit’, zei Van In. ‘Dat zal hem deugd doen.’

‘Ik vraag me af wie daaraan het meeste plezier zal beleven.’

‘De Kee natuurlijk, want het is maanden geleden dat er nog iemand bij hem op schoot heeft gezeten.’

Ze lachten.

‘Ondertussen zijn we niet echt opgeschoten’, zei Versavel na een poos.

De vraag of Marcus Heydens al dan niet was vermoord bleef open. De argumenten waarmee Van In de moordthese verdedigde, waren mager. Hij baseerde zich op de vreemde reactie van Diana Heydens, de brieven die Hannelore hem had laten lezen en de nauwkeurigheid waarmee Valentijn het tijdstip had bepaald waarop hij zijn vader had gevonden, maar dat vond Versavel niet erg relevant en dat gold eveneens voor het gesprek dat ze vanmorgen met Leona Vidts hadden gevoerd. Het enige wat ze daarvan hadden geleerd, was dat zowel de moeder als de dochter een beetje excentriek waren en dat was tot op vandaag nog altijd geen strafbaar feit.

‘Misschien heeft Marcus Heydens de brieven zelf geschreven.’

‘Waarom zou hij dat in vredesnaam gedaan hebben?’

‘Om de verzekering op te lichten.’

‘De verzekering op te lichten?’

Versavel had de hele zaak vanochtend bij het ontbijt met Frank besproken. Het was zijn vriend die het idee had geopperd.

‘In de meeste levensverzekeringspolissen is een clausule opgenomen waarin staat dat de maatschappij niets hoeft te betalen als de verzekeringnemer zelfmoord pleegt. Het gebeurt wel vaker dat mensen in nood die clausule willen omzeilen. In Amerika zijn gevallen bekend van mensen die een huurmoordenaar inschakelen om…’

‘Dan had hij zich toch gewoon kunnen laten neerschieten. Dat zou tenminste duidelijk geweest zijn.’

‘Van een raadsheer bij het Hof van Cassatie moet je niet al te veel duidelijkheid verwachten’, monkelde Versavel.

Van In tokkelde met zijn vingers op het blad van zijn bureau.

Marcus Heydens had zijn zoon vier jaar geleden geadopteerd en op die manier van hem zijn erfgenaam gemaakt en Diana Delanghe, die beweerde dat ze zijn dochter was, had verklaard dat haar vader rijk was. Misschien had ze daarom de indruk proberen te wekken dat hij vermoord was, omdat ze op de hoogte was van de zelfmoordclausule.

‘Heeft Marcus Heydens eigenlijk een levensverzekering?’

‘Dat weet ik niet’, zei Versavel.

Van In slaakte een zucht.

‘Trek het dan na.’

Versavel glimlachte.

‘Als je gelijk hebt en Heydens vermoord is, zal het niet meevallen om dat te bewijzen, Pieter.’

‘Moeilijk gaat ook’, bromde Van In. ‘Een moordenaar laat altijd sporen achter en als die er zijn, zal Vermeulen van de technische recherche ze vinden.’

Hij boog zich voorover en toetste het nummer van Beekman in.

‘Misschien beschikt Jozef al over nieuwe gegevens.’

De telefoon ging over.

‘Dit is de automatische telefoonbeantwoorder van Jozef Beekman. Ik ben nu niet op kantoor. U kunt…’

Van In gooide de hoorn op de haak.

‘Magistraten zijn er nooit als je ze nodig hebt.’

Van In strekte zijn benen, haakte zijn vingers in elkaar en liet ze kraken. Behalve het nieuwe element dat Versavel had aangebracht, waren er nog een boel dingen die hem bezighielden. Wat had notaris Broos aangezet om naar het politiebureau te komen? Waarom was Diana Heydens op de vlucht geslagen? Was het toeval dat de zoon van Marcus Heydens Hannelore had proberen te versieren op het moment dat zijn vader zogezegd zelfmoord had gepleegd? Vooral dat laatste intrigeerde Van In. In zijn lange carrière bij de politie had hij al heel wat bizarre moorden onderzocht en telkens had zijn intuïtie hem op het goede spoor gezet als alle andere mogelijkheden uitgeput waren.

‘Ik zie niet in waarom ik mijn systeem zou veranderen’, zei hij plotseling binnensmonds.

Het gerinkel van de telefoon verstoorde zijn gedachtegang. Hij boog zich voorover en reikte naar de hoorn, maar Versavel was hem voor.

‘Zal ik opnemen?’ vroeg hij.

Van In knikte en liet zich weer languit in zijn stoel onderuitzakken.

‘Commissaris Van In is er even niet, mijnheer de hoofdcommissaris’, zei Versavel nadrukkelijk. ‘Nee, ik weet niet wanneer hij terugkomt. Wie heeft er klacht ingediend? Mijnheer Vanneuville?’

Vanneuville was de zoon van een invloedrijke aannemer en tevens voorzitter van de plaatselijke rotaryclub, waarvan ook De Kee lid was.

Versavel knikte en knipoogde tegelijkertijd.

‘Natuurlijk herinner ik mij het incident nog, mijnheer de hoofdcommissaris. Het was een donkergroene Mercedes, een recent model als ik me niet vergis.’

Van In stak een sigaret op en zuchtte. Als Vanneuville een klacht had ingediend zat hij lelijk in de nesten. Onschuldig pleiten en de verantwoordelijkheid voor zijn drieste daad op zijn Amerikaanse collega’s afschuiven die wel op het trottoir mochten rijden als ze een misdadiger achtervolgden, was een argument dat op niet veel rechters indruk zou maken.

‘Ik zal het hem zeker meedelen, mijnheer de hoofdcommissaris. Nog een prettige dag verder, mijnheer de hoofdcommissaris.’

Versavel legde de hoorn op de haak.

‘Mijnheer Vanneuville eist een half miljoen voor de krassen die jij op zijn wagen hebt gemaakt.’

‘Een half miljoen voor een paar krassen’, echode Van In.

‘Deuken en krassen.’

Versavel streek zenuwachtig over zijn snor.

‘De Kee klonk niet erg vriendelijk en ik denk dat hij me niet gelooft. Volgens mij is hij op weg naar hier.’

Van In duwde zijn sigaret uit. Hij kon een confrontatie met De Kee missen als kiespijn.

‘Dan ga ik ervandoor’, zei hij. ‘Maak jij hem maar wijs dat ik vandaag undercoverwerk doe.’

Van In liep naar de kapstok en trok zijn jasje aan.

‘En zorg ervoor dat de wagen van Diana opgespoord wordt.’

‘Alleen de wagen?’

Van In aarzelde. Na de stunt met de Mercedes kon hij zich geen fouten meer permitteren.

‘Vraag het parket of ze een nationaal opsporingsbericht willen verspreiden.’

‘Tot uw orders, commissaris.’

‘Tot morgen, Guido.’

Al bij al viel alles nog best mee. Hannelore had vandaag een snipperdag genomen. Misschien zou ze het wel prettig vinden als hij vandaag wat vroeger thuiskwam.

Leona Vidts zette een loodzware boodschappentas op de keukentafel en trok de deur van de koelkast open. Behalve een ei zat er niets in. Typisch Wilfried, dacht ze. Ze maakte haar boodschappentas leeg en schikte de voedingswaren die ze van bij haar thuis had meegebracht in de proviandkast boven de gootsteen. Dat deed ze om de maand en hoewel Wilfried haar na ieder bezoek liet weten dat hij het voedsel dat ze meebracht aan de armen schonk, had hij haar nooit verboden zijn huis te betreden. Je bent hier altijd welkom, zelfs als ik er niet ben, want volgens Gods wet blijf je mijn vrouw, zei hij altijd als ze elkaar nu en dan toch eens tegen het lijf liepen. Daarna tekende hij met zijn duim een kruisje op haar voorhoofd en begon hardop te bidden. Gelukkig wist Leona wanneer hij op pad was zodat ze het ritueel en de preek maar een paar keer per jaar moest ondergaan.

In een romantische komedie is de scène waarin een nietsvermoedende echtgenoot wat vroeger thuiskomt en zijn vrouw met een andere man aantreft verplichte kost.

Toen Van In de voordeur openmaakte en hij Valentijn Heydens doodgemoedereerd naast Hannelore aan de keukentafel zag zitten, kreeg hij bijna een rolberoerte.

‘Wat doet die verdomde…’

Hannelore onderbrak hem.

‘Geef me de tijd om alles uit te leggen’, zei ze rustig.

‘Er valt helemaal niets uit te leggen!’ schreeuwde Van In.

De maat was vol. Hij voelde zijn hart in zijn keel kloppen met de cadans van een krachtig geroerde kodotrom. Juridisch heette dit een onweerstaanbare drang, een moment van tijdelijke verstandsverbijstering. Van In trok de bovenste lade van de commode open, pakte zijn dienstwapen en richtte het op Valentijn Heydens.

‘Zeg je laatste gebed, lacho.’

Hannelore wist niet goed hoe ze op de dreiging moest reageren. Was Van In gek geworden?

‘Niet doen, Pieter. Het is niet wat je denkt.’

Ja, dat zeggen ze allemaal, had Van In nu moeten zeggen. Tenminste, zo stond het meestal in het scenario van een romantische komedie, maar dit was allesbehalve een romantische komedie. Van In was buiten zichzelf van woede. Dat besefte Hannelore toen zijn vinger zich om de trekker kromde. Ze zette twee stappen naar voren en ging in de vuurlijn staan.

‘Ik begrijp dat je jaloers bent, Pieter, maar iemand doodschieten lost niets op. Dat zou jij toch moeten weten. Valentijn is naar hier gekomen om met jou te praten.’

‘Met mij?’

‘Ja, met jou.’

Hannelore ging voor hem staan, legde haar hand op het pistool en duwde de loop naar beneden.

‘Pas toch op’, zei Van In nijdig. ‘Dit ding is gevaarlijk.’

‘Niet als de veiligheid er nog op zit’, zei ze met een meewarig glimlachje.

Valentijn Heydens had van de korte aarzeling geprofiteerd om dekking te zoeken achter een grote yucca. Het was een komisch gezicht, want de stam van de kamerplant had een diameter van amper tien centimeter.

‘Ik kom u mijn excuses aanbieden, mijnheer Van In, voor wat er eergisteren gebeurd is.’

‘Waarom zou u mij uw excuses aanbieden? Er is zogezegd toch niets gebeurd tussen jullie.’

‘Natuurlijk niet’, zei Valentijn haastig. ‘Ik wil me verontschuldigen omdat ik me eergisteren als een rund heb gedragen.’

Het klonk een beetje Hollands en dat deed Van In denken aan een grapje dat hij vorige week op de televisie had gehoord. Drie Nederlanders halen herinneringen op aan de voorbije feestdagen. De ene heeft het over muisjes en beschuit, de tweede steekt de loftrompet over kroket en bami. De derde is in Brussel uit eten geweest en laat zijn vrienden watertanden met een verhaal over chateaubriand, ossenhaas en entrecôte à l’os. Dat zal wel een aardige duit gekost hebben, vraagt de ene. Het heeft me geen cent gekost. Dat kan niet, zegt de tweede. Toch wel, zegt de verteller. Toen ik een broodje kaas bestelde, reageerde de exploitant van het restaurant woedend. De man gedroeg zich als een rund en daar hebben wij lekker van geprofiteerd. Van In had er toen niet om kunnen lachen, maar nu begonnen zijn lachspieren te trillen.

‘“Ezel” lijkt me een beter woord, mijnheer Heydens.’

Van In legde het pistool op het aanrecht. Het ding was niet eens geladen, maar dat hoefde niemand te weten. De lacho had een lesje gekregen dat hem nog lang zou heugen en dat vond Van In voldoende. De slagen op de kodotrom ebden weg.

‘Ik vind ezel oké’, zei Valentijn plotseling.

Na een korte stilte begonnen ze alledrie te lachen, eerst schuchter en daarna bulderend.

‘Ik heb je vijf minuten geleden gebeld. Valentijn wilde je geruststellen’, zei Hannelore nog met de tranen in haar ogen van het lachen. ‘Maar toen Versavel me vertelde dat je tijdens een achtervolging een Mercedes van drie miljoen in de prak hebt gereden en op weg was naar huis, dacht ik…’

Haar stem sloeg over en ze begon weer te lachen. Valentijn haalde een pakje sigaretten tevoorschijn en bood Van In er een aan.

‘Dank je’, zei Van In.

Hij bekeek de sigaret en stak ze op. Op de keukentafel stond een asbak. Er lagen twee peuken in, allebei van het merk dat Hannelore rookte. Dat stelde hem gerust, want de vingers van Valentijn waren geel aangeslagen wat erop wees dat hij een kettingroker was. Hannelore had dus niet gelogen. Valentijn kon hier nog maar pas gearriveerd zijn.

‘Ik aanvaard je excuses, mijnheer Heydens.’

Van In ging zitten. Misschien had hij zich toch vergist.

‘Zal ik een kop koffie zetten?’ vroeg Hannelore.

‘Drink jij koffie, mijnheer Heydens?’

‘Alleen als het moet, commissaris.’

‘Een Duvel?’

Hannelore liep glimlachend naar de koelkast. Twee mannen, twee Duvels. Zelfs als ze destijds een andere keus had gemaakt, zou ze haar noodlot niet ontlopen zijn.

‘Ik moet u eerlijk bekennen dat er nog een reden is waarom ik jullie kom opzoeken’, zei Valentijn na de eerste slok. ‘Volgens mij heeft mijn vader…’

‘Geen zelfmoord gepleegd’, vulde Van In aan.

‘Valentijn vindt dat we de dreigbrieven ernstig moeten nemen’, zei Hannelore, die ondertussen bij hen was komen zitten.

‘Mijn vader was een gelukkig mens. Hij had geen enkele reden om zelfmoord te plegen. Ik denk dat…’

‘Verdenk je Henri Broos?’

Hoewel Van In het weinig waarschijnlijk vond dat de notaris de dreigbrieven van een teken had voorzien dat naar de vrijmetselarij verwees, was hij verplicht ieder spoor op zijn bruikbaarheid te testen. Eén ding stond als een paal boven water: Henri Broos was getrouwd met de vrouw die Marcus Heydens had gedumpt. Uit liefde. Dat had hij spontaan opgebiecht. Leona Vidts daarentegen had toegegeven dat ze Marcus Heydens ondanks alles trouw was gebleven.

‘Nee’, zei Valentijn. ‘Volgens mij heeft Wilfried Delanghe mijn vader vermoord.’

‘Dat lijkt me een logisch uitgangspunt’, zei Hannelore.

‘Delanghe wilde twee vliegen in één klap slaan. Door op de brieven een vrijmetselaarssymbool achter te laten, hoopte hij waarschijnlijk dat de politie het onderzoek op Broos zou toespitsen.’

‘Hij beschikt in ieder geval over een motief’, knikte Van In.

Hij kon zich voorstellen dat Delanghe in zijn eer gekrenkt was toen Broos hem vijf miljoen had uitbetaald om zich van Leona Vidts te laten scheiden, en wellicht was hij er destijds ook achter gekomen dat Diana zijn dochter niet was, wat het drama alleen maar erger maakte. Alles leek te kloppen behalve één ding: als Delanghe Heydens had vermoord, waarom had hij het dan als een zelfmoord gecamoufleerd?

Ze bleven er de hele avond over doorbomen tot er geen Duvels meer waren en de keuken blauw stond van de sigarettenrook. Van In vroeg zich af of zijn groeiende sympathie voor Valentijn Heydens een gevolg was van het bier dat ze samen hadden geconsumeerd of dat hij gewoon opgelucht was omdat hij nu met zekerheid wist dat Hannelore niet vreemd was gegaan.

‘Ik denk dat het gezien de omstandigheden beter is dat we met zijn allen gaan slapen’, zei Van In om een uur of elf.

‘Met zijn allen, commissaris?’

Als Valentijn dit grapje een paar uur geleden had gemaakt, zou Van In hem waarschijnlijk een dreun voor zijn kop hebben verkocht. Nu kon hij erom lachen.

‘Met zijn allen betekent niet dat we in dezelfde kamer moeten pitten’, grijnsde hij. ‘Maar voor mijn part mag je gerust op de bank slapen.’

Valentijn stond op en waggelde naar Hannelore.

‘In dat geval ga ik naar huis’, zei hij met een knipoog. ‘Op voorwaarde dat ik een kus krijg.’

‘Een zoen’, verbeterde Van In.

‘Een zoen dan.’

Valentijn sprak met een dubbele tong.

‘Een op elke wang?’

Hannelore keek naar Van In. Pas toen hij knikte, gaf ze Valentijn twee zoenen.

‘Zal ik een taxi bellen?’ vroeg ze.

‘Nee, dat hoeft niet.’

Van In nam Valentijn bij de arm en loodste hem naar de voordeur.

‘Arrivederci, cara mia.’

‘Tot ziens, Valentijn’, zei Hannelore.

De man die haar ontmaagd had, zwalpte als een schip op drift naar buiten. Hem zo te zien deed pijn, daar kon ze niets aan doen.

‘Zal ik koffie zetten?’ vroeg ze toen Van In de deur op het nachtslot deed.

Van In knikte en ging aan de keukentafel zitten.

‘Eén ding heb ik je nog niet gevraagd’, zei hij plotseling.

Hannelore zette de filter in het koffiezetapparaat en draaide zich om.

‘Is Valentijn de hele avond bij je gebleven, toen jullie eergisteren…’

‘Waarom vraag je dat?’

‘Zomaar.’

Hannelore duwde de tuimelschakelaar in.

‘Ja’, zei ze beslist.

‘De hele avond?’

‘Hij is één keer naar buiten gelopen om te bellen, maar dat heeft amper een halve minuut geduurd.’

‘Weet je nog hoe laat het toen was?’

Hannelore keek hem verbaasd aan.

‘Is dat belangrijk?’

Van In leunde achterover op zijn stoel. Hij had moeite met het alibi van Valentijn Heydens. Dat leek hem iets te perfect.

‘Denk na, Hanne. Wanneer heeft hij gebeld?’

‘Om een uur of acht. Het kan ook later geweest zijn.’

‘Maar niet vroeger?’

‘Nee, dat denk ik niet.’

Hannelore ging zitten en sloeg haar arm om zijn schouder.

‘Als je koffie op is, gaan we naar bed’, zei ze met een knipoog.

Van In had liever nog wat doorgeboomd over de zaak-Heydens maar toen Hannelore na de koffie in de badkamer verdween, wist hij wat ze voor hem in petto had.

Wilfried Delanghe stopte zijn rozenhoedje in een beduimeld leren zakje en sloeg een kruisteken. Zijn werk zat erop voor vandaag. Hij had de hele avond staan bidden voor de ingang van de abortuskliniek. Zijn lippen waren droog en zijn rug deed pijn van het lange staan, maar dat vond hij niet erg. Hij had zijn opdracht volbracht. Alleen bidden kon een eind maken aan de goddeloze praktijken die achter de grauwe muren van het ‘moordhuis’ plaatsvonden. De oogst was aan de gang en het onkruid zou gescheiden worden van het graan. Moordenaars en echtbrekers zouden hun gerechte straf niet ontlopen. Wilfried Delanghe dacht aan Marcus Heydens, zei een laatste schietgebed en sloeg de Wijngaardstraat in. Thuis zou hij een karige maaltijd nuttigen en daarna een ring over zijn penis schuiven waarop aan de binnenkant kleine pinnetjes zaten voor het geval de bekoring hem te machtig zou worden.