12
Toen Van In door de tuin van Dekeyn naar de Golf liep, die aan het begin van de oprijlaan geparkeerd stond, brak de zon door de wolken. Het herfstlicht scheerde over de toppen van bomen en heesters en speelde een grillig spel met de schaduwen op de grond. Het donker verbleekte en gaf zich gewillig over aan het licht.
‘Ik heb je toch niet te lang laten wachten, Guido?’
Van In probeerde zijn stem opgewekt te laten klinken. Hoewel de onthullingen van Dekeyn het onderzoek een onverwachte wending hadden gegeven en hij brandde om Versavel zijn bevindingen mee te delen, leek het hem beter daar niet meteen mee te beginnen. Vriendschap was hem immers meer waard dan een goedkoop succesje. Versavel keek hem aan met het air van een Romeinse senator die net van de keizer heeft vernomen dat hij in ongenade is gevallen.
‘Een ter dood veroordeelde beklaagt zich niet als zijn straf in levenslang wordt omgezet.’
‘Doe niet flauw, Guido.’
De brigadier keek star voor zich uit en wachtte tot Van In zijn veiligheidsgordel had vastgemaakt.
‘Naar de Hauwerstraat?’
‘Nee, Guido.’ ‘Oké.’
Versavel startte de Golf en reed met knarsende banden over het grind.
‘Wil je niet weten waar we naartoe gaan?’ vroeg Van In toen ze de Polderstraat indraaiden.
‘Nee.’
‘Guido!’
Versavel zat kaarsrecht in zijn stoel en bestuurde de Golf met afgemeten gebaren.
‘Wat scheelt er jou eigenlijk? Ik heb je toch mijn excuses aangeboden. Wat wil je nog meer?’
‘Gerechtigheid.’
Van In kon tegen een stootje, maar aan onredelijkheid had hij een hekel. Zijn reactie was bijgevolg navenant.
‘Ik verkoop geen illusies, Guido.’
‘Laten we er dan maar over zwijgen.’
Versavel voelde zich gekwetst zonder dat hij daar een verklaring voor had en dat maakte hem kribbig. Was dit de midlifecrisis of werd hij gewoon oud en knorrig?
Toen ze voor de verkeerslichten aan de Kruispoort stonden, gaf Van In zich gewonnen.
‘Ik wil Leona Vidts nog eens aan de tand voelen’, zei hij met een zucht. ‘Volgens Dekeyn heeft een vriendin van haar in de jaren vijftig iets met een prins gehad.’
‘Prince fourré of prince-de-galles?’
‘Prins A’, zei Van In.
‘De zanger?’
Versavel monkelde, maar dat merkte Van In niet.
Valentijn Heydens parkeerde zijn auto, een aftandse bmw, voor de poort van een vervallen schuur. Hij stapte uit, haalde een sleutel uit zijn broekzak en maakte het hangslot open dat in een verroeste ketting zat verstrengeld. Geratel van metaal deed een paar kauwen opvliegen en verstoorde bruusk de stilte die als een vochtig vlies over de polders hing. Valentijn gooide de ketting in het gras. De poort zwaaide vanzelf open. Hij liep naar de bmw, stapte in en reed naar binnen.
Anders dan de buitenkant deed vermoeden, zag de schuur er aan de binnenkant behoorlijk goed onderhouden uit. Bovendien was het gebouw voorzien van elektra en een betonnen vloer. Valentijn stak het licht aan en deed de poort dicht. De schuur was zijn geheime plek waar hij ongestoord kon werken aan zijn uitvindingen. Tegen de muur recht tegenover de poort stond een werkbank met daarboven een paneel waaraan allerlei gereedschap hing. Aan de linkerkant namen een computergestuurde draaibank, een flessenwagen inclusief lastransformator, een zaagbank en een kolomboormachine een niet onaanzienlijk deel van de ruimte in beslag. In het atelier was alles voorhanden om een doorsneehobbyist klamme handen te bezorgen.
Valentijn klapte het kofferdeksel open. Er lag een levensgrote foto van de koning in. Die had hij op een stuk hardboard gekleefd en daarna in drie stukken gezaagd. De achterkant van de panelen was verstevigd met houten balkjes zodat de figuur voldoende stevig was en met behulp van een paar schroeven en een schuine bezemstok overeind kon blijven staan. Toen haalde Valentijn een rozet in de Belgische driekleur tevoorschijn, waarin een minuscuul sproeikopje zat verwerkt dat via een slangetje verbonden was met een plastic peertje. Overmorgen zou zijn vader boeten voor alles wat hij zijn moeder had aangedaan want welke straf verdiende een koning beter dan blind te worden?
De platanen aan de Potterierei hadden hun laatste bladeren afgeschud. Versavel parkeerde de Golf aan de voet van de Snaggaardsbrug. Toen Van In aanstalten maakte om uit te stappen, bleef hij doodgemoedereerd zitten.
‘Wil je me nu eindelijk vertellen wat er aan de hand is?’ vroeg Van In gepikeerd.
Hij liet zich weer in zijn stoel ploffen en keek zijn vriend meewarig aan.
‘Ik heb je mijn excuses aangeboden, Guido. Meer kan ik niet voor je doen.’
De brigadier, binnenkort inspecteur, kon zich niet langer beheersen. Zijn onderlip begon te trillen. Plotseling barstte hij in een hortende lach uit. Zijn borst ging op en neer en tranen rolden over zijn wangen. Hij schaamde zich omdat hij de voorbije dagen twee keer had overwogen Van In te verraden en vroeg zich af wat er zou gebeuren als de haan driemaal kraaide. Waren het de kanaries van Gino Vandenheuvel die hem uit zijn lood hadden geslagen of was hij opgebrand zoals zoveel van zijn collega’s?
Van In krabde de achterkant van zijn linkeroor en stak een sigaret op. Versavel in die toestand te zien, gaf hem een hulpeloos gevoel.
‘Wil ik je naar huis brengen?’
Versavel hield abrupt op met lachen. Zijn handen gleden van het stuur.
‘Je bent toch niet ziek?’ vroeg Van In.
Versavel had zich de voorbije jaren talloze keren over hem ontfermd toen hij het moeilijk had en hoewel de rol van barmhartige Samaritaan Van In niet goed lag, deed hij zijn best om zijn bezorgdheid te uiten.
‘Ik heb liever dat je me een tijdje alleen laat, Pieter.’
‘Wil je in de auto blijven?’
Versavel knikte.
‘Oké’, zei Van In. ‘Ik ga even met Leona Vidts praten. Over een uurtje ben ik terug.’
Versavel knikte opnieuw.
‘Ik wacht hier wel tot je terug bent’, zei hij.
Moderne ziekenhuizen bieden het voordeel dat iedereen er ongestoord kan rondlopen, zelfs psychiatrische patiënten, op voorwaarde dat ze zich een beetje normaal gedragen. Diana Delanghe kende het systeem door en door en wist perfect hoe ze het verplegend personeel om de tuin kon leiden. Toen iedereen koffiepauze hield, trok ze de kleren aan die Broos had meegebracht, modelleerde haar haar in een knotje en zette een leesbril op. Daarna verliet ze haar kamer, wandelde zelfverzekerd door de gang, wenste de verpleegkundige die in het kantoortje bij de ingang de boel in de gaten moest houden een prettige middag toe en stapte in de lift. In de hal van het ziekenhuis kocht ze een grote ruiker bloemen en nam de lift naar de zesde verdieping. Op dit uur van de dag was het rustig op de kraamafdeling. Veel jonge moeders knapten een uiltje met het vooruitzicht op de stroom bezoekers die zich na de middag zou aandienen. Diana liep systematisch alle kamers af.
‘Excuseert u mij, mevrouw. Ik ben op zoek naar Kathy Deruwe, een oude vriendin van mij. Ze is gisteren bevallen. Weet u soms op welke kamer ze ligt?’ zei ze telkens als een wakkere moeder haar vragen stelde.
De achtste keer had ze prijs. Toen ze de deur van kamer 669 openmaakte, hoorde ze iemand snurken. De vrouw in kwestie lag op haar zij. Naast haar stond een wiegje met daarin een blozende baby. Diana deponeerde de ruiker bloemen op de vensterbank, legde haar hand op de schouder van de slapende vrouw en schudde haar zachtjes. Het gesnurk stokte even. De vrouw trok haar schouder op en ging op haar rug liggen. Diana wachtte tien seconden. Toen de vrouw opnieuw begon te snurken, haalde ze de baby uit zijn wiegje, wikkelde hem in een deken en verliet de kamer. Ze drukte het kind tegen haar borst en slenterde door de gang alsof ze even met haar kind alleen wilde zijn. Niemand die dat verdacht vond.
‘Bericht aan alle patrouilles, bericht aan alle patrouilles.’
Na anderhalf uur wachten was Versavel in slaap gesukkeld. Het gekraak van de radio en de metaalachtige stem van de officier met wachtdienst deden hem opschrikken.
‘Persoonsbeschrijving: Diana Delanghe heeft een slank postuur, ze is ongeveer 1 m 70 groot en heeft blond halflang haar.’
Hoewel Versavel het meest essentiële deel van het bericht had gemist – de verdachte had een baby onvoerd – sprong hij uit de wagen en rende naar de overkant van de straat.
Diana hield zich vast aan de leuning van de Minnewater-brug. Ze was erover geklommen en dreigde naar beneden te springen als iemand haar durfde te benaderen. De baby sliep tegen haar borst. Dat vond ze lekker. Sterven met een kind in haar armen was het mooiste dat haar kon overkomen.
‘Aandacht, aandacht…’
Een politieagent probeerde de toeristen, die zich amper iets van de heisa aantrokken, ertoe aan te zetten de brug te ontruimen.
‘Le lac d’amour est un endroit où les gens amoureux se rencontrent’, zei een gids in schabouwelijk Frans. ‘Il y les cygnes et…’
‘Wilt u onmiddellijk de brug ontruimen, mijnheer’, onderbrak agent Bruynooghe.
De meute toeristen, Waalse boeren die een dagje vrijaf hadden genomen en elk eenenveertig euro hadden neergeteld voor een onvergetelijk dagje Brugge kozen onmiddellijk partij voor hun gids en begonnen Bruynooghe uit te schelden. Gelukkig verstond hij hun koeterwaals niet.
‘De brug moet onmiddellijk ontruimd worden’, zei hij.
‘Waarom?’ vroeg de gids.
‘Omdat ik u dat beveel’, zei Bruynooghe.
Een middeleeuwse stad als Brugge had met succes de pest overleefd, de godsdienstoorlogen en de terreur van de nazi’s, maar tegen het heir van gepensioneerde leraren en ambtenaren die tegen vijfhonderd frank per uur toeristen de geschiedenis van hun stad in de strot ramden, was geen kruid gewassen. Zelfs Bruynooghe, die nochtans al heel wat had beleefd, stond sprakeloos. De meute Waalse boeren applaudisseerde, een compliment dat de gids met een arrogant knikje in de richting van Bruynooghe in ontvangst nam.
‘A droite vous voyez de “Poertoren”, la tour de poudre. De Poertoren date du…’
Vier agenten kwamen Bruynooghe te hulp. Hun combi’s stonden aan weerskanten van de brug geparkeerd.
‘Je pense que c’est mieux de continuer notre tour vers le béguinage’, zei de gids toen hij de blauwe golf in het oog kreeg.
Toen Van In en Versavel arriveerden, was de Minnewaterbrug hermetisch afgegrendeld. Twee agenten van de technische dienst hadden dranghekken geplaatst, terwijl de rest de handen vol had aan protesterende toeristen.
‘Hoe lang staat ze daar al?’ vroeg Van In.
‘Een halfuur’, zei Bruynooghe. ‘Ze dreigt ermee met de baby in het water te springen.’
Van In stak een sigaret op en keek naar Versavel.
‘Wat denk jij, Guido?’
Een mensenleven wordt bepaald door pijn, verdriet en frustratie. Daar leerde je van, zei men. Versavel aarzelde bijgevolg niet, want zijn problemen verzonken in het niet tegenover het drama dat zich hier dreigde af te spelen. Het leven van een onschuldig kind was oneindig veel belangrijker dan de muizenissen in zijn hoofd.
‘Ik vind dat we iets moeten doen’, zei hij.
Van In knikte goedkeurend en wendde zich tot Bruynooghe.
‘Heeft iemand de brandweer verwittigd?’
‘Ze zijn onderweg, commissaris.’
Van In nam twee trekken van zijn sigaret en gooide de rest in het water.
‘Neem contact met hen op en vraag ze of ze de sirenes willen afzetten.’
‘Geen sirenes?’
‘Nee, Robert. Labiele mensen worden gek van sirenes.’
‘Oké, ik doe onmiddellijk het nodige.’
Bruynooghe rende op een sukkeldrafje naar een van de combi’s.
Van In sloeg zijn arm om Versavels schouder en fluisterde iets in zijn oor. De brigadier glimlachte en knikte. Toen Van In hem losliet en zich omdraaide, welden er tranen op in zijn ooghoeken.
Diana drukte de baby stevig tegen haar borst. De stilte was beangstigend.
‘Ik wil een auto!’ schreeuwde ze. ‘Een auto en voedsel voor mijn baby.’
Van In klauterde over de dranghekken en liep over de brug. Hij dacht aan Sarah en Simon. Zou hij evenveel risico durven te nemen als het kind dat Diana krampachtig vasthield, het zijne was?
‘De auto is onderweg, mevrouw Heydens. Wees verstandig en kom alstublieft op de brug staan.’
De arm waarmee Diana de baby tegen zich aandrukte, tintelde van vermoeidheid. Ze voelde haar spieren verslappen. Dat kwam door de medicatie die ze haar in het ziekenhuis hadden toegediend. Ze probeerde helder na te denken. De agenten waren een plannetje aan het uitbroeden, hun geflikflooi diende alleen om tijd te winnen.
‘Kom niet dichterbij!’ schreeuwde ze.
Van In bleef staan en stak een sigaret op. Wat moest hij anders doen? Dit soort situaties vergde een speciale aanpak en daarvoor was hij niet opgeleid. Waar bleven de experts? Toen de baby hartverscheurend begon te huilen, verloor hij bijna zijn zelfbeheersing. Diana stond op instorten. Ze trilde over haar hele lijf en keek naar beneden, naar het donkergroene water onder haar. Ze liet de leuning los en balanceerde op de rand van de brug.
‘Niet doen, mevrouw Heydens.’
Als ze in het water sprong, zou Van In haar achterna duiken en het kind proberen te redden. Statistisch had de baby veel kans om de val en een korte onderdompeling in het koude water te overleven, maar om een of andere reden voelde Van In zich plotseling heel verbonden met het lot van het kindje. De gedachte dat Diana met de baby in het water zou springen, werkte frustrerend.
Aan de overkant, naast de woning van de sluismeester, klikte een persfotograaf een krachtige zoomlens op zijn camerahuis. Hij was als eerste gearriveerd, maar dat zou niet lang zo blijven want agent Bruynooghe onderhield goede contacten met de pers. Voor iedere bruikbare tip ving hij een premie. Als het even meezat, zou het incident met de hysterische vrouw hem twaalfduizend frank opleveren, want hij had zes journalisten gebeld.
Diana liet de leuning los, ritste met één hand haar tas open en haalde een scherpe nagelvijl tevoorschijn. Alleen wilde ze niet sterven. Haar kindje zou haar vergezellen naar de andere zijde. Toen Van In merkte wat Diana van plan was, voelde hij zich als Perseus die in de weerspiegeling van zijn schild een glimp van Medusa opvangt. Hij versteende van angst. Ondertussen namen vier gemaskerde scherpschutters van de speciale interventie-eenheid van de rijkswacht hun posities in. Ze stelden hun vizier in en namen de vrouw op de brug onder schot. Schieten was alleen toegestaan als ze het leven van het kind niet in gevaar brachten en daar zouden de rijkswachters rekening mee houden, want de vrouw van een van hun collega’s was net bevallen.
Diana had zichtbaar moeite om haar evenwicht te bewaren op de smalle richel en dat besefte ze ook. Ze klemde de nagelvijl tussen haar tanden en klauterde weer over de leuning. Toen Van In zich realiseerde wat ze van plan was – ze zou eerst het kind doden en daarna in het water springen – zette hij zich af en rende met de moed der wanhoop op haar af. Een getrainde atleet had de afstand die hem van Diana scheidde, in drie seconden kunnen afleggen. Van In deed er een paar tienden langer over. Iedere vezel in zijn lichaam werkte mee, waardoor hij vleugels kreeg. Toen Diana met beide voeten aan de andere kant van de leuning op de brug stond, maakte hij een sprong, strekte zijn armen naar voren en probeerde haar bij de enkels vast te grijpen, maar Diana, die merkte wat er gebeurde, zette een stap achteruit. Ze verloor haar evenwicht en gooide de baby in het water. Er klonk een schot. Van In kwam onzacht op de kasseien terecht. Hij hoorde iets kraken in zijn schouder en verloor daarna het bewustzijn.
Twee duikers van de brandweer kwamen onmiddellijk in actie en zwommen met krachtige slagen naar de plek waar de baby in het water was terechtgekomen. Terwijl Van In met Diana aan het onderhandelen was, waren zij op instructie van Versavel onder water naar de brug gezwommen en hadden zich verdekt opgesteld onder een van de bogen.
‘Gaat het een beetje?’
Versavel knielde neer naast Van In en schudde hem bij de schouder. ‘Ai.’
Een pijnscheut schoot als een vuurpijl naar zijn hersenen.
‘Zal ik een ziekenwagen bellen?’
Van In krabbelde overeind. Hij was als de dood voor ziekenhuizen.
De exploitant van een naburig restaurant die de hele operatie met een verrekijker had gevolgd en Van In had herkend, kwam aangelopen met een schuimende Duvel.
‘Misschien kan dit het leed wat verzachten, commissaris’, zei hij met een samenzweerderig lachje.
Van In draaide zich op zijn goede zij en wierp de man een dankbare blik toe. Hij nam een slok en wendde zich tot Versavel.
‘Het kind?’
‘De baby is oké, Pieter.’
Pas nu merkte Van In dat zijn hemd onder het bloed zat. Een verpleegkundige van de dienst 100 klapte het deksel van zijn koffer open en scheurde de verpakking van een rolletje steriel verband los.
‘Ik vrees dat uw kin gehecht moet worden’, zei hij.
‘Gehecht?’
Van In kreeg er slappe benen van. Naalden boezemden hem angst in.
‘Is dat echt nodig?’
‘Als u de wonde niet laat hechten, zal iedereen u over een paar weken adviseren een plastisch chirurg te raadplegen’, grinnikte hij.
‘Is het dan zo erg?’
De verpleegkundige maakte een spuit klaar.
‘Erger kan het in ieder geval niet worden’, grinnikte hij.
Versavel reikte Van In de Duvel aan.
‘Ik wist niet dat een oude dronkelap nog zo snel kon rennen’, zei hij met enige bewondering.
Hannelore liep over de brug, met kleppende schoenen. Toen ze Van In op de grond zag liggen, sloeg de schrik haar om het hart. Hoofdcommissaris De Kee volgde op een afstand in het gezelschap van procureur Beekman, met wie hij in een druk gesprek was gewikkeld.
‘Ik vraag me af wie het bevel heeft gegeven om de vrouw neer te schieten’, zei hij op een toon van ik-heb-er-in-ieder-geval-niets-mee-te-maken.
Beekman deed alsof hij het niet hoorde. Hij had het nieuws van de gijzeling pas tien minuten geleden vernomen.
Toen een journalist van de regionale televisie de procureur in het oog kreeg, gaf hij de cameraman die hem vergezelde een teken. Agent Bruynooghe maakte geen bezwaar toen de persmensen mee tussen de dranghekken glipten.
‘Pietertje toch.’
Hannelore knielde naast Van In neer en aaide zijn voorhoofd. Gelukkig merkte ze de Duvel niet. Die stond uit het gezicht achter de koffer van de verpleegkundige.
‘Wat is er gebeurd?’
‘Ik ben gevallen’, zei Van In.
Een paar meter verder probeerde een team van het medisch urgentieteam de toestand van Diana te stabiliseren. De kogel had haar in de borst geraakt en waarschijnlijk een long doorboord. Om haar lippen borrelde rood schuim en toen de arts een insnijding maakte om de druk op haar ingeklapte long te verlichten, begon ze te stuiptrekken. Haar bloeddruk daalde razendsnel.
‘Ze wilde het kind vermoorden’, zei Van In. ‘Ik moest toch iets doen.’
Hannelore boog zich voorover en gaf hem een zoen.
‘Er is dus toch nog hoop’, zei ze.
De verpleegkundige die Van In de eerste zorgen had toegediend, keek verbaasd naar Versavel, maar die hield wijselijk zijn mond. Hij wist wat Hannelore wilde zeggen. De tweeling had van commissaris Van In een ander mens gemaakt, een beter mens. Zoveel was duidelijk.
‘Wat is uw reactie op dit drama?’
De journalist van de regionale televisie hield de hoofdcommissaris een microfoon voor. Procureur Beekman zette een stap achteruit en zorgde ervoor dat hij niet in beeld kwam. De Kee stond er alleen voor, maar dat deerde hem niet. Camera’s wonden hem op en dat was niet mis voor een man van zijn leeftijd.
‘Volgens onze informatie gaat het om de wanhoopsdaad van een psychiatrisch patiënte. Gelukkig is alles goed afgelopen. De ontvoerde baby is ongedeerd en de dader is opgepakt. Het onderzoek zal moeten uitwijzen hoe…’
De journalist onderbrak De Kee.
‘Kunt u ons iets meer vertellen over de motieven van de dader?’ vroeg hij.
Terwijl de hoofdcommissaris de pers uitvoerig te woord stond, hielpen Versavel en Hannelore Van In overeind.
‘Ik zie jullie straks wel in het ziekenhuis’, zei Versavel.
Van In drukte een steriel kompres tegen zijn kin en nam haastig een slok van zijn Duvel.
‘Het is mijn kin’, zei hij. ‘Als ik echt zo lelijk ben, laat ik een baard groeien.’
Wat Hannelore en Versavel ook probeerden, ze konden Van In er niet van overtuigen in de ziekenwagen te stappen en de gapende wonde aan zijn kin te laten hechten.
Achter de dranghekken stonden ondertussen honderden toeristen te trappelen van ongeduld. Zij vonden dat ze het recht hadden het Minnewater vanaf de brug te bewonderen. Toen agent Bruynooghe tussenbeide kwam en hen probeerde uit te leggen dat de brug afgesloten bleef tot de mensen van het parket hun werk hadden gedaan, ontstond er bijna een schermutseling. Vijf minuten later rukten drie combi’s uit om de meute in bedwang te houden. Brugge betaalde de prijs voor zijn roem en niemand die zich daarover zorgen maakte. De stad was een ordinaire prooi geworden, een opgejaagd stuk wild dat met uitsterven werd bedreigd.
‘Ik hoop maar dat je er geen koudvuur aan overhoudt’, zei Hannelore toen ze naast Van In ging zitten op het verwarmde terras van L’Estaminet.
‘Maak je maar geen zorgen, Hanne. Brugge is zo netjes dat zelfs het vuil op de straatstenen steriel is.’
Versavel dacht onwillekeurig aan Chinatown, Jack Nicholson en de pleister op diens neus. Daar was ook geen plastische chirurgie aan te pas gekomen, tot spijt van wie ‘hem’ benijdt.
Johan, de kroegbaas van L’Estaminet, kwam zijn gasten persoonlijk begroeten. Hannelore bestelde een tomatensap en Versavel een Perrier.
‘Leona Vidts heeft me een en ander verteld over haar relatie met de prins’, zei Van In toen Johan hem een Duvel serveerde. ‘Zij geeft toe dat Valentijn zijn kind is en dat het hof Heydens en Broos rijkelijk heeft beloond voor hun loyaliteit aan de kroon.’
‘Wat heeft Broos daarmee te maken?’
‘Alles’, zei Van In. ‘Hij was verliefd op Leona en toen Heydens haar in de steek liet, heeft hij haar onder zijn hoede genomen.’
‘Wie heeft Claudine Versnick dan vermoord?’ vroeg Versavel.
Van In nam een slok van zijn Duvel. Die vraag had hij Leona ook gesteld.
‘Wil je de officiële versie horen?’
‘Geef ze maar allebei’, zei Hannelore.
‘De gerechtelijke politie heeft Broos destijds ondervraagd, maar toen bleek dat hij over een sluitend alibi beschikte, heeft de onderzoeksrechter hem buiten vervolging gesteld. Hetzelfde geldt voor de echtgenoot van Claudine Versnick.’
‘En de prins?’
‘De prins is een dag na de feiten naar het buitenland vertrokken, zogezegd om er te studeren’, zei Van In.
Hoewel Leona Vidts bijna haar hele leven op kosten van Henri Broos had geleefd, had ze ruiterlijk toegegeven dat ze haar relatie met Marcus Heydens nooit had verbroken.
‘Conclusie?’
Hannelore stak een sigaret op en voegde een paar druppels tabasco aan het tomatensap toe.
‘Alleen een dna-onderzoek kan aantonen of Leona Vidts gelijk heeft en er blauw bloed door Valentijns aders stroomt’, zei Van In.
Dat het onderzoek een royale dimensie had gekregen, verontrustte hem een beetje. De muur van stilzwijgen die het hof in de loop der jaren om zich heen had opgetrokken, was niet te slopen. Een geheim bleef een geheim tot in de eeuwigheid.
‘Ondertussen blijft het onderzoek steken’, zei Versavel.
‘Geduld, Guido. Wie weet worden we straks gered door een deus ex machina.’
Op dat moment ging de gsm van Hannelore over. Ze rommelde in haar handtas en toen ze het ding eindelijk gevonden had, liep ze haastig naar buiten. Het was Van In een raadsel waarom gsm’ers nooit bleven zitten als ze gebeld werden.
‘Hallo, met Hannelore Martens.’
Ze liep heen en weer voor het terras. Van In zag haar voortdurend knikken.
‘Beekman wil me dringend spreken’, zei ze toen het gesprek afgelopen was.
Van In nam een slok van zijn Duvel.
‘We blijven hier nog wel een poosje’, zei hij nietsvermoedend.
Hannelore boog zich voorover en gaf hem een zoen. Daarna ging ze er haastig vandoor.
Toen Versavel de wilde blik in haar ogen merkte, maskeerde hij zijn ongerustheid met een ontwapenende glimlach.