De Schotse houwdegen
‘Fred The Shred’ luidt de bijnaam van de
bestuursvoorzitter van Royal Bank of Scotland (RBS). De in 1958 in
Schotland geboren Goodwin is de leidende figuur achter het
consortium dat ABN Amro overneemt. Hij dankt zijn bijnaam (de
Verpulveraar) aan zijn rigoureuze optreden bij onder andere
National Westminster, de Engelse bank die door RBS na een felle
overnamestrijd in 2000 werd overgenomen. De twee banken werden door
hem in korte tijd aan elkaar gesmeed, waarbij aanvankelijk tal van
arbeidsplaatsen verloren gingen.
Goodwin, een van de jongste maar ook meest
bewonderde ceo’s in de financiële wereld, vestigde zijn reputatie
als een bankier die zich weinig gelegen laat liggen aan conventies.
De acquisitie van NatWest ging de geschiedenis in als een van de
eerste vijandige overnames in de geschiedenis van het bankwezen.
Goodwin trekt zich niets aan van de heersende opvatting dat een
vijandige overname te veel risico oplevert. Anders dan de markt
denkt hij niet dat zittende bestuurders per se mee moeten werken
omdat anders te veel kennis van de bank verloren gaat. Ook in de
laag onder het bestuur zit volgens hem voldoende kennis. De
ervaring die Goodwin met Nat-West opdoet, leidt ertoe dat hij bij
ABN Amro geen reden ziet de afwijzing van Rijkman Groenink als een
obstakel te beschouwen. Daarbij neemt hij niet eens de moeite te
doen alsof hij de mening van de bestuursvoorzitter serieus neemt.
Op vragen van Groenink wat hij van plan is te gaan doen met zijn
bank en hoe hij de overname wil financieren, zegt hij: ‘That’s none
of your business.’ Dat tekent de reputatie van RBS, dat onder
Goodwins zeer centrale leiding geldt als een rauwe
oorlogsmachine.
Goodwin, die in 2004 de officiële titel Sir
krijgt wegens zijn verdiensten op bancair gebied, volgde een
opleiding tot accountant. Later studeerde hij nog af in de rechten
aan Glasgow University. Sinds zijn aantreden als ceo van RBS in
2001 realiseert hij de ene overname na de andere. Een belangrijke
stap zet hij in 2004 met de overname van Charter One Financial in
de Verenigde Staten. Deze bank wordt samengevoegd met Citizens, de
Amerikaanse bankendochter van RBS. Hierdoor ontstaat de op zes na
grootste bank van de Verenigde Staten, die geografisch grenst aan
de thuismarkt van ABN Amro-dochter LaSalle rond Chicago. Vanaf dat
moment ontstaat bij Goodwin interesse voor ABN Amro, dat door
problemen met de Amerikaanse toezichthouder geen nieuwe overnames
in de Verenigde Staten meer mag doen.
Het door Goodwin ingeslagen acquisitiepad
leidt tot kritiek van zijn aandeelhouders. Na de overname van
Chartered One klagen beleggers dat ze de prijs van ruim 10 miljard
dollar te hoog vinden. Als Goodwin een jaar later ook nog voor 1,5
miljard een belang koopt in Bank of China breekt een opstand uit.
Goodwin weet die te bezweren door te beloven dat hij zich eerst zal
concentreren op autonome groei voordat hij nieuwe acquisities zal
doen. In december 2006, enkele maanden voor het bod op ABN Amro,
leidt dat tot de uitspraak dat het ‘nu niet nodig is om een grote
acquisitie te doen’.
In werkelijkheid zit hij niet stil. Als
Barclays een bod doet op ABN Amro, besluit Goodwin zich in de
strijd te mengen met en tegenbod. Dat hij zijn aandeelhouders toch
meekrijgt, zegt iets over zijn overtuigingskracht. Zelfs als ABN
Amro halverwege de overnamestrijd LaSalle verkoopt, zet hij door.
Wel heeft de overname tot gevolg dat de koers van RBS inzakt. Mede
als gevolg van de Amerikaanse hypotheekcrisis verliest RBS in de
maanden na het overnamebod bijna de helft van zijn
beurswaarde.