20

D'Agosta keek op zijn horloge: tien uur 's avonds, en nog steeds had al hun werk geen enkel resultaat opgeleverd. Overvalteams hadden de tehuizen gecontroleerd, de nachtopvang, de gaarkeukens, maar niemand gevonden die ook maar enige buitensporige belangstelling voor Mbwun leek te hebben. Hayward, wier kennis van ondergrondse daklozen een steeds waardevollere bron van informatie aan het worden was, had een aantal speciale overvalteams geleid. Helaas waren ook daarvan de resultaten teleurstellend geweest: de mollen waren als sneeuw voor de zon verdwenen voordat de teams ter plekke aankwamen en hadden zich in steeds duisterder uithoeken teruggetrokken. En, zoals Hayward had uitgelegd, de teams konden niet meer doen dan krabbelen aan de oppervlakte van het gigantische tunnelnetwerk onder de straten van de stad. Maar in ieder geval begon de toevloed van idioten die belden vanwege de door de Post uitgeloofde beloning af te nemen. Misschien maakten ze zich te veel zorgen over het bericht in de Times en de moord op Bitterman. Hij keek omlaag naar zijn bureau, dat nog bedolven lag onder de half gecoördineerde resultaten van de zoekacties. Toen keek hij voor de honderdste keer die avond naar de kaart van het politiedistrict, met gespannen blik, alsof de kracht van zijn ogen een antwoord te voorschijn kon toveren. Wat was het patroon? Er móést een patroon zijn, dat was de allereerste regel van speurwerk. Hij gaf geen cent voor Horlockers opvatting: zijn instinct zei hem dat deze moorden het werk waren van meer dan een dader. En niet alleen zijn instinct: er waren er gewoon te veel, en de manier van werken vertoonde weliswaar overeenkomsten maar niet genoeg. Bij sommigen was het hoofd verwijderd, bij anderen alleen ingeslagen. Weer anderen waren simpelweg verminkt. Misschien was het een of andere grondig doorgedraaide sekte. Maar wat het ook bleek te zijn, Horlockers ultimatums waren tijdrovende afleidingen. Wat hier gedaan moest worden was geduldig, systematisch en intelligent speurwerk. D'Agosta lachte in zichzelf. Christus, dacht hij, ik lijk Pendergast wel. Van achter de gesloten deur van de opslagruimte naast zijn kantoor kon hij een reeks eigenaardige schuivende geluiden horen. Hayward was daar een paar minuten geleden met een kop koffie in verdwenen. Hij staarde een tijdje naar de deur. De geluiden hielden aan. Na verloop van tijd stond hij op, liep naar de deur, opende die en stapte naar binnen. Hayward stond midden in het vertrek, in een dierlijk soort hurkhouding, met haar linkerhand stijf voor zich uit als een pijl en haar rechterhand tegen de zijkant van haar hoofd. Haar handen stonden gespannen en iets gekromd, met de gebogen duimen naar boven wijzend. Terwijl hij toekeek draaide ze negentig graden om haar as en wisselde in een zwijgende stompbeweging van hand. Daarna draaide ze weer negentig graden. Het zag eruit als een soort gevaarlijk ballet.

De bewegingen gingen vergezeld van een scherpe ademhaling, zoiets als wat ze tijdens de confrontatie in de tunnel gedaan had. Terwijl hij stond te kijken draaide ze nogmaals negentig graden om haar as zodat ze recht tegenover hem stond, en bracht met een trage, weloverwogen beweging haar handen voor haar lichaam bijeen. 'Kan ik ergens mee helpen, inspecteur?' vroeg ze. 'Misschien kun je me uitleggen waar je mee bezig bent,' antwoordde hij.

Hayward kwam langzaam overeind, ademde diep uit en keek naar hem op. 'Dat is een van de heian-reeksen van kata.' 'En wat mag dat zijn?'

'Formele oefeningen bij shotokan-karate,' zei ze. Toen zag ze zijn blik. 'Het helpt me om ontspannen en in vorm te blijven,' legde ze uit. 'En ik héb koffiepauze, inspecteur.'

'Ga dan maar door,' zei D'Agosta terwijl hij naar de deur liep. Hij bleef staan en keek om. 'Wat voor band heb je?' Ze keek even naar hem op. 'Wit,' antwoordde ze ten slotte. 'Aha.'

Hayward glimlachte kort. 'Shotokan is de oorspronkelijke Japanse karateschool. Daar geloven ze niet in banden in allerlei pasteltinten, inspecteur. Er zijn zes niveaus witte band, drie bruine en dan zwart.' D'Agosta knikte. 'En hoe ver ben jij?' vroeg hij nieuwsgierig. 'Volgende maand doe ik examen voor mijn sankyu-bruine band.' Vanuit zijn kantoor achter zich hoorde D'Agosta de deurknop rammelen. Hij liep de voorraadkamer uit en deed de deur achter zich dicht. Recht voor zijn neus stond de zware gestalte van Waxie. Zwijgend slenterde Waxie naar de kaart. Met geconcentreerde blik bestudeerde hij de massa rode en witte pinnen, zijn handen achter zijn rug ineengeklemd.

'Er zit een patroon in,' zei hij ten slotte.

'O ja?' vroeg D'Agosta met een poging om zijn stem neutraal te houden.

Waxie knikte wijs, zonder zich om te keren.

D'Agosta zei niets. Hij wist dat hij tot het eind van zijn dagen zou betreuren dat hij Waxie bij de zaak gehaald had.

'Het begint híér.' Waxies vinger kwam met een zachte plop op een groene plek op de kaart terecht. D'Agosta zag dat hij rondtastte op de Ramble, het meest woeste gebied van Central Park.

'Hoe weet je dat?'

'Simpel,' zei Waxie. 'De chef heeft gesproken met het hoofd van de afdeling dataverwerking van Personeelszaken. Die keek naar de lokaties van de moorden, liet er een vergelijkende lineaire analyse op los en zei dat ze uitwaaieren vanuit hier. Zie je? De doden vormen een halve cirkel rond deze plek. De moord bij Belvedere Castle was de sleutel.'

Hij draaide zich om. 'Daar in de Ramble zijn rotsen, grotten, dichte bossen. En een groot aantal daklozen. Een perfecte schuilplaats. Daar vinden we onze moordenaar.'

Ditmaal zag D'Agosta geen kans om de ongelovige blik van zijn gezicht te weren. 'Even voor alle duidelijkheid. Deze tip is dus afkomstig van een of andere computerfreak bij Personeelszaken? En heeft hij meteen geprobeerd je een pensioenverzekering aan te praten?' Waxie fronste en zijn vlezige wangen kleurden dieprood. 'Die toon staat me niet aan, Vinnie. Bij de vergadering van vanmiddag was die al niet gepast, en ook nu niet.'

'Kijk eens hier, Jack,' zei D'Agosta en hij deed zijn best om zijn geduld te bewaren. 'Wat weet een computerdeskundige, ook al werkt hij bij de politie, nou van een moordpatroon? Het is niet genoeg. Je moet rekening houden met dingen als toegankelijkheid van het gebied, vluchtwegen en dergelijke. En verder is de moord bij Belvedere Castle de moord die het minst past in het hele patroon.' Toen gaf hij het op. Het had geen zin wat dan ook tegen Waxie te zeggen. Horlocker was zo iemand die gek was op specialisten, experts en consultants. En Waxie was zo'n jaknikker... 'Ik heb deze kaart nodig,' zei Waxie.

D'Agosta staarde naar de brede rug voor zijn neus. Terwijl hij dat deed, flitste er in zijn hoofd een lichtje aan. Nu wist hij waar het allemaal om draaide.

Hij stond op. 'Ga je gang,' zei hij. 'De belangrijkste dossiers zitten in deze kasten hier, en brigadier Hayward heeft enkele waardevolle...'

'Haar heb ik niet nodig,' zei Waxie. 'Alleen de kaart en de dossiers. Zorg ervoor dat ik die tegen acht uur morgenochtend op mijn bureau heb liggen. Kamer 2403. Ik word overgeplaatst naar het hoofdbureau.'

Langzaam draaide hij zich op zijn hakken om en keek naar D'Agosta. 'Sorry, Vinnie. Ik denk dat het uiteindelijk een kwestie van persoonlijke voorkeur is. Zoals bij mij en Horlocker. Hij heeft iemand nodig met wie hij kan opschieten. Iemand die de pers kan beteugelen. Niets persoonlijks, hoor. Jij blijft bij de zaak betrokken, hoe dan ook. En nu we dan eindelijk vooruitgang gaan boeken, zul jij je ook een stuk beter voelen. We zullen mensen neerzetten bij de Ramble en die vent te grazen nemen.'

'Ja hoor,' zei D'Agosta. Hij hield zichzelf voor dat het een verloren zaak was en dat hij die sowieso niet gewild had. Het hielp niet. Waxie stak zijn hand uit. 'Zand erover, Vinnie?' D'Agosta schudde de mollige, warme hand. 'Nauurlijk, Jack,' hoorde hij zichzelf zeggen.

Waxie keek nog eens het kantoor rond alsof hij op zoek was naar andere zaken die hij kon inpikken. 'Nou, ik moet ervandoor,' zei hij ten slotte. 'Ik wilde het je persoonlijk komen zeggen.' 'Bedankt.'

Ze bleven een tijdje met een steeds ongemakkelijker gevoel staan zwijgen. Toen klopte Waxie hem onhandig op de schouder en liep het kantoor uit.

Bijna onhoorbaar kwam Hayward naast hem staan. Ze luisterden zwijgend hoe de voetstappen wegstierven over de linoleum gang, totdat ze uiteindelijk verdwenen waren temidden van het zachte gezoem van typen en gesprekken in de verte. Toen wendde Hayward zich tot D'Agosta. 'Inspecteur, hoe kunt u dat toestaan?' vroeg ze op bittere toon. 'Toen we daar in die tunnel met onze rug tegen de muur stonden, sloeg die hufter op de vlucht.'

D'Agosta ging weer zitten en tastte in de bovenste la van zijn bureau naar een sigaar. 'Respect voor je meerderen is niet jouw sterke kant, nietwaar, brigadier?' vroeg hij. 'En bovendien, waarom denk je dat dit een beloning is?' Hij vond de sigaar, groef met een potlood een gat in de corona en stak hem aan.


 

Twee uur later, toen D'Agosta bezig was met de laatste voorbereidingen om de dossiers naar boven te sturen, slenterde Pendergast zijn kantoor binnen. Het was de Pendergast die D'Agosta zich herinnerde: vlekkeloos zwart pak, exact op zijn magere lijf gesneden, witblond haar weggekamd van zijn hoge voorhoofd, handgemaakte en glanzend gepoetste roodbruine Engelse schoenen. Zoals gebruikelijk leek hij eerder op een modieuze begrafenisondernemer dan op een FBI-agent. Pendergast knikte even naar de stoel tegenover het bureau. 'Mag ik?'

D'Agosta hing de telefoon op en knikte. Pendergast nam met een katachtige, elegante beweging plaats. Hij keek om zich heen en zag de dozen met dossiers en de lege plek op de muur waar eerst de kaart gehangen had. Hij wendde zich weer tot D'Agosta, met vragend opgetrokken wenkbrauwen.

'Dat is verder Waxies probleem,' antwoordde D'Agosta op de onuitgesproken vraag. 'Mijn taakomschrijving is iets bijgesteld.' 'Juist,' luidde Pendergasts commentaar. 'Inspecteur, u lijkt niet onder de indruk van deze gang van zaken.'

'Onder de indruk?' zei D'Agosta. 'Kijk eens goed om je heen. De kaart is weg, de dossiers zijn ingepakt, Hayward ligt in bed, de koffie is bruin en de sigaar brandt. Ik voel me geweldig.' 'Dat betwijfel ik ten zeerste. Maar waarschijnlijk zul je vannacht wel beter slapen dan de heer Waxie. Hoge bomen vangen veel wind, en zo.' Met een geamuseerde blik keek hij D'Agosta aan. 'Dus wat nu?' 'O, ik doe nog wel mee,' antwoordde D'Agosta. 'Maar in welke hoedanigheid, dat heeft Waxie me niet verteld.'

'Waarschijnlijk weet hij dat zelf niet eens. Maar ik denk dat we er wel voor kunnen zorgen dat jij niet met je duimen hoeft te zitten draaien.' Pendergast zweeg en D'Agosta leunde achterover in zijn stoel. Hij genoot van zijn sigaar en liet een plezierige stilte over het vertrek neerdalen.

'Ik ben eens in Florence geweest,' zei Pendergast na verloop van tijd. 'O ja? Ik ben ook net in Italië geweest. Afgelopen najaar, zodat mijn zoon op bezoek kon bij zijn overgrootmoeder.' Pendergast knikte. 'Ben je ook in het Pitti-paleis geweest?' 'Waar?' 'Het Pitti-paleis. Een museum. Heel mooi. Er is daar in de Middeleeuwen een fresco op de muur geschilderd, een jaar voordat Columbus Amerika ontdekte.' 'Dat meen je niet.' 'Op de plek waar het Amerikaanse continent later ontdekt zou worden, is de kaart oningevuld, afgezien van de woorden Cui ci sono dei mostri.'

D'Agosta kneep zijn ogen samen. 'Hier zijn... mostri. Wat zijn dat?' 'Het betekent: hier wonen monsters. 'Monsters, ja. Jezus, mijn Italiaans is helemaal weggezakt. Vroeger sprak ik dat met mijn grootouders.'

Pendergast knikte. 'Inspecteur, ik wil dat u ergens naar raadt.' 'Zeg het maar.'

'Raad eens wat het grootste gebied op aarde is dat nog niet in kaart gebracht is.'

D'Agosta haalde zijn schouders op. 'Geen idee. Milwaukee?' Pendergast glimlachte vreugdeloos. 'Nee. En ook niet Mongolië of de Antipoden. Het is het gebied onder New York.' 'Nou belazer je me.'

'Ik belazer je niet, zoals je het zo elegant uitdrukt.' Pendergast ging verzitten. 'Vincent, het gebied onder New York doet me denken aan die kaart in het Pitti-paleis. Het is werkelijk een onontdekt gebied. En het is kennelijk onvoorstelbaar groot. Zo ligt er alleen al onder Grand Central een tiental verdiepingen - en dan tel ik de riolen en stormoverlopen niet eens mee. Onder Penn Station gaat het nog dieper.'

'Dus je bent daar geweest,' zei D'Agosta.

'Ja. Nadat ik jou en brigadier Hayward gesproken had. Het was in feite een verkenningstocht. Ik wilde de omgeving eens bekijken, zien hoe ik me daar kon bewegen en wat ik ervan kon opsteken. Ik heb een paar bewoners gesproken. Die hebben me veel verteld en nog veel meer laten doorschemeren.'

D'Agosta leunde voorover. 'Iets gehoord over de moorden?' Pendergast knikte. 'Indirect wel, ja. Maar degenen die het meeste weten, zitten dieper onder de grond dan ik op mijn eerste tocht durfde gaan. Het duurt even voordat je het vertrouwen van die mensen gewonnen hebt, en ik heb nog een lange weg voor me. Vooral nu. Want kijk, die mensen onder de grond zijn doodsbenauwd.' Pendergast vestigde zijn bleke blik op D'Agosta. 'Uit wat ik hier en daar aan gefluister gehoord heb, kon ik opmaken dat het ondergrondse gebied is gekoloniseerd door een mysterieuze groep mensen. En in de meeste geruchten wordt het woord mensen niet eens gebruikt. Het schijnt te gaan om wilde, kannibalistische, niet meer menselijke wezens. En deze wezens zijn verantwoordelijk voor de moorden.' Het bleef stil. D'Agosta stond op en liep naar het venster om uit te kijken over het nachtelijke landschap van Manhattan. 'Geloof jij dat?' vroeg hij ten slotte.

'Ik weet het niet,' antwoordde Pendergast. 'Ik moet Mefisto spreken, de leider van de gemeenschap onder Columbus Circle. Een groot aantal zaken die hij kortgeleden aan de Post vertelde, lijkt onaangenaam dicht bij de waarheid te liggen. Helaas is het niet gemakkelijk om met hem in contact te komen. Hij wantrouwt alle buitenstaanders en koestert een hartstochtelijke haat jegens officiële instanties. Maar volgens mij moet hij de enige zijn die mij kan zeggen waar ik heen moet.' D'Agosta's lippen bewogen. 'Een partner nodig?' vroeg hij. Op Pendergasts gezicht verscheen even een glimlach, die echter meteen weer verdween. 'Het is een uitzonderlijk gevaarlijke plek, waar de wet geen enkele rol speelt. Maar ik zal je aanbod in overweging nemen. Goed?' D'Agosta knikte.

'Mooi. Dan stel ik voor dat je nu naar huis gaat om te slapen.' Pendergast stond op. 'Hoewel hij het niet weet, zal vriend Waxie alle hulp nodig hebben die hij krijgen kan.'