34

Het was bijna voltooid.

Hij stapte het vochtige duister van de Tempel binnen en liet zijn vingers even over de koele kommen glijden die de wanden vormden, strelend over de organische oppervlakken, de uithollingen en zwellingen. Het was goed dat dit hier gebouwd was: het leek sprekend op wat er eerder geweest was, op die andere plek, maar toch was het heel anders. Hij draaide zich om en ging zitten op de troon die ze voor hem gemaakt hadden. Hij voelde het leerachtige oppervlak van de zetel, voelde hoe de aaneengebonden leden iets meegaven, hoorde het zwakke kraken van zenuwen en botten. Zijn zintuigen waren scherper dan ooit tevoren. Spoedig zou het voltooid zijn. Net zoals hij, nu, voltooid was.

Ze hadden lang en hard gezwoegd voor hem, hun leider en meester. Ze hielden van hem en vreesden hem, zoals hem toekwam, en nu zouden ze hem aanbidden. Hij sloot zijn ogen en ademde de dikke, geurende lucht in die als een mistbank om hem heen kolkte. In het verleden zou hij gewalgd hebben van de geur van de Tempel, maar dat was voordat hij de gave van de scherpe zintuigen ontvangen had. Die had de plant hem gegeven, zoals de plant hem zoveel gegeven had. Nu was alles anders. De geur was als een uitzicht, steeds wisselend, geschilderd in iedere denkbare kleur, hier helder en schoon, daar donker en mysterieus. Er waren bergen en ravijnen en woestijnen van geur, oceanen en luchten, rivieren en weiden, een schitterend panorama van geuren, onbeschrijflijk in menselijke taal. Daarmee vergeleken werd de zichtbare wereld vlak, lelijk en onvruchtbaar. Hij genoot van zijn triomf. Waar die ander gefaald had, was hij geslaagd. Waar de ander ineengekrompen was van angst en twijfel, was hij gegroeid in kracht en moed. Die ander had geen kans gezien de fout in de formule te ontdekken. Hij had niet alleen de fout ontdekt, maar de volgende stap gezet en de glorieuze plant met zijn geheime inhoud geperfectioneerd. Die ander had de wanhopige honger van de Kinderen voor rituelen en ceremoniën onderschat. Hij niet. Alleen hij doorzag de ultieme betekenis.

Dit was de ware manifestatie van waar hij zijn leven lang voor gewerkt had. Een bittere gedachte dat hij dat niet eerder beseft had! Hij, en niet die ander, had de macht, het intellect en de wilskracht om door te zetten. Alleen hij kon de wereld reinigen en naar de toekomst leiden.

De wereld! Terwijl hij het woord voor zich uit mompelde, voelde hij die pathetische wereld zo ver boven zijn hoofd neerdrukken op het heiligdom van zijn Tempel. Hij zag alles nu zo duidelijk. Het was een overbevolkte wereld, krioelend van insectachtige zwermen zonder doel, zonder betekenis, zonder waarde, hun lelijke leventjes karnend als de op hol geslagen zuigers van een of andere zinloze machine. Altijd zaten ze boven hem. Ze lieten hun mest vallen, ze paarden en kregen jongen, ze gingen dood - vastgebonden als slaven aan de vleesmolen van het menselijk bestaan. Hoe gemakkelijk kon dat alles terzijde geschoven worden, alles, zoals je met één schop een mierenhoop opentrapt en de zachte witte poppen onder je voet vermorzelt. En hoe onvermijdelijk was het. En dan kwam de Nieuwe Wereld: jong, gevarieerd, vol dromen.