37

D'Agosta probeerde te denken aan het Yankee-stadion: de witte bol van koeienleer die door de blauwe julihemel scheurde, de geur van net door een sliding uitgerukt gras, de verrevelder die met geheven handschoen tegen de muur smakte. Dat was zijn vorm van transcendente meditatie, een manier om de buitenwereld uit te sluiten en zijn gedachten op een rijtje te zetten. Vooral nuttig wanneer alles volledig naar de klote was.

Hij hield zijn ogen nog even dicht en probeerde de geluiden te vergeten van telefoons, dichtslaande deuren en wanhopige secretaresses. Ergens, wist hij, holde Waxie rond als een bronstige kalkoen. Godzijdank bevond hij zich niet binnen kakelafstand. Waarschijnlijk is hij niet meer zo zeker van Jeffrey, dacht hij. Maar daaruit putte hij geen troost. Met een zucht dwong D'Agosta zijn gedachten terug naar de eigenaardige figuur van Alberta Muñoz, de enige overlevende van de slachtpartij in de metro.

Hij was aangekomen op het moment dat zij op een brancard naar een nooduitgang aan 66th Street werd gebracht: haar handen gevouwen in haar schoot, een vriendelijke maar nietszeggende uitdrukking op haar gezicht, mollig en moederlijk, haar gladde bruine huid in sterk contrast met de witte lakens waarop ze lag. God alleen wist hoe ze kans had gezien om zich te verbergen: ze had geen kik gegeven. De trein zelf was veranderd in een geïmproviseerd mortuarium: zeven burgers en twee mensen van het metrobedrijf dood, vijf met ingeslagen schedels en een hals die tot op de ruggengraat was doorgesneden, drie anderen met geheel en al ontbrekend hoofd en één geëlektrocuteerd door de spanningsrail. D'Agosta hoorde de advocaten al rondcirkelen.

Mevrouw Muñoz lag nu op de gesloten psychiatrische afdeling van St-Luke's. Waxie had geschreeuwd en met zijn vuist op tafel geslagen en gedreigd, maar de dienstdoend arts had geen centimeter toegegeven: geen vragen tot minimaal zes uur de volgende ochtend. Drie ontbrekende hoofden. De bloedsporen waren onmiddellijk opgepikt, maar het team voor hemoluminescentie had het erg moeilijk in de doolhof van natte tunnels. D'Agosta nam de opzet nog één keer in zijn hoofd door. Iemand had net na station 59th Street de kabels van de signalering doorgesneden, zodat alle East Side-metro's tussen 14th en 125th Street onmiddellijk tot stilstand kwamen en er één klem zat in de lange aanloop naar 86th Street. Daar hadden ze in hinderlaag liggen wachten.

De hele opzet vereiste intelligentie en planning, en misschien enige inside-kennis van het systeem. Tot nu toe waren er geen duidelijke voetafdrukken gevonden, maar D'Agosta had de indruk dat ze tenminste met hun zessen geweest moesten zijn. Zes, maar niet meer dan tien. Een goed geplande, goed gecoördineerde aanval. Maar waarom?

Het onderzoeksteam had bepaald dat de geëlektrocuteerde man waarschijnlijk opzettelijk op de derde rail was gaan staan. D'Agosta vroeg zich af wat een man moest zien om tot zo'n daad te komen. Wat het ook was, Alberta Muñoz had het misschien ook gezien. Hij móést haar spreken, voordat Waxie bij haar kwam en de zaak verpestte. 'D'Agosta!' zei een bekende stem als geroepen. 'Wat, zit je nou potverdorie te slapen?'

Langzaam opende hij zijn ogen en zwijgend keek hij naar het trillende rode gezicht.

'Sorry dat ik je schoonheidsslaapje onderbreek,' ging Waxie verder, 'maar we zitten met iets van een soort crisis en...' D'Agosta ging rechtop zitten. Hij keek het kantoor rond, zag zijn jasje over een stoelleuning hangen, greep het en begon een arm in een mouw te steken.

'Hoor je me, D'Agosta?' schreeuwde Waxie.

Hij schoof voorbij de commandant en liep de gang op. Hayward stond bij de balie te kijken naar een binnenkomende fax. D'Agosta ving haar blik op en gebaarde haar naar de lift. 'Waar ga je nu weer naartoe?' zei Waxie, die hen gevolgd was naar de lift. 'Ben je soms doof? Ik zei, we zitten hier met een crisis...' 'Dat is jouw crisis,' snauwde D'Agosta. 'Hou jij je er maar mee bezig. Ik heb andere dingen te doen.'

Toen de liftdeuren dichtgingen, stak D'Agosta een sigaar in zijn mond en draaide hij zich om naar Hayward. 'St-Luke?' vroeg ze. Hij knikte ten antwoord.

Even later gingen met een belgeluidje de liftdeuren open en stonden ze in de wijde, betegelde lobby. D'Agosta wilde net naar buiten stappen toen hij bleef staan. Achter de glazen deuren zag hij een mensenmassa met geheven vuisten staan. Sinds hij om twee uur die ochtend was aangekomen op het hoofdbureau van politie, was de menigte verdrievoudigd. Dat rijke mens, Wisher, stond op de motorklep van een patrouillewagen en sprak de mensen gepassioneerd via een megafoon toe. De pers was in groten getale aanwezig: hij zag de schichten van flitslichten en de verzamelde machinerieën van televisieploegen. Hayward legde een hand op zijn onderarm. 'Weet je zeker dat je geen officiële wagen wilt ophalen?' vroeg ze.

D'Agosta keek haar aan. 'Goed idee,' zei hij terwijl hij de lift weer in stapte.


 

De dienstdoend arts liet hen drie kwartier wachten, op plastic stoeltjes in de personeelskantine. Hij was jong, grimmig en dodelijk vermoeid. 'Ik heb die commandant verteld dat ze pas om zes uur iemand kan spreken,' zei hij met een afgemeten, boze stem.

D'Agosta stond op en nam de hand van de arts. 'Ik ben inspecteur D'Agosta, en dit is brigadier Hayward. Het doet me genoegen met u kennis te maken, dokter Wasserman.' De arts gromde en trok zijn hand terug. 'Dokter, ik wil u meteen vertellen dat wij niets van plan zijn dat nadelig kan zijn voor mevrouw Munoz.' De arts knikte. 'En u bent de enige die ons daarover iets kan vertellen,' voegde D'Agosta eraan toe. De arts zweeg.

'Ik besef ook dat een zekere commandant Waxie hier geweest is en dat hij moeilijk gedaan heeft. Misschien heeft hij u zelfs bedreigd.' Plotseling explodeerde Wasserman. 'In al die tijd dat ik hier op de eerstehulp werk, heeft nog nooit iemand zich zo tegenover mij gedragen als die klootzak vanavond deed.' Hayward gnoof. 'Dan ben ik dus niet de enige.' De arts zond haar een verbaasde blik en was meteen iets ontspannener.

'Dokter, er waren minstens zes, en misschien tien man betrokken bij deze slachtpartij,' zei D'Agosta. 'Volgens mij zijn dit dezelfde types die ook Pamela Wisher, Nicholas Bitterman en vele anderen gedood hebben. Ook geloof ik dat ze op ditzelfde moment door de metrotunnels dwalen. Misschien is de enige levende persoon die deze mensen kan identificeren, mevrouw Muñoz. Als u echt vindt dat een ondervraging van mevrouw Munoz op dit moment kwaad kan, dan accepteer ik dat. Ik hoop alleen dat u in uw overweging wilt meenemen dat er andere levens mee gemoeid kunnen zijn.' De arts staarde hem een tijdlang aan. Uiteindelijk verscheen er een zwak glimlachje op zijn gelaat. 'Goed dan, inspecteur. Op drie voorwaarden. Ik moet aanwezig zijn. U moet uw vragen vriendelijk stellen. En u moet het gesprek beëindigen zodra ik dat zeg.' D'Agosta knikte.

'Ik vrees echter dat u uw tijd verspilt. Ze verkeert in shock en vertoont de eerste symptomen van posttraumatische stress-stoornis.' 'Dat begrijp ik, dokter.'

'Goed. Voor zover we konden achterhalen is mevrouw Munoz afkomstig uit een bergdorpje in Midden-Mexico. Ze werkt als kinderverzorgster voor een gezin in Upper East Side. We weten dat ze Engels spreekt, maar dat is zo'n beetje alles wat we weten.' Mevrouw Munoz lag op het ziekenhuisbed in exact dezelfde houding waarin ze had gelegen op de brancard waarop ze uit de metrotunnel was afgevoerd: armen over elkaar geslagen, ogen hol op het oneindige gevestigd. De ziekenhuiskamer rook naar glycerinezeep en massage-alcohol. Hayward bleef buiten staan voor het geval dat Waxie voortijdig zou opdraven, en D'Agosta en de arts namen elk aan een kant van het bed plaats. Een tijdje bleven ze roerloos zitten. Toen pakte Wasserman zwijgend haar hand.

D'Agosta haalde zijn portefeuille te voorschijn. Hij haalde er een foto uit en hield die voor het gezicht van de vrouw. 'Dit is mijn dochter, Isabella,' zei D'Agosta. 'Twee jaar oud. Is het geen plaatje?'

Hij hield de foto geduldig in zijn hand totdat de blik van de vrouw er uiteindelijk even naartoe gleed. De arts fronste zijn voorhoofd. 'Hebt u kinderen?' vroeg D'Agosta terwijl hij de foto weer opborg. Mevrouw Munoz keek hem aan. Het bleef stil. 'Mevrouw Munoz,' zei D'Agosta. 'Ik weet dat u hier illegaal bent.' De vrouw wendde zich snel af. De arts wierp een waarschuwende blik op D'Agosta.

'Ik weet ook dat een heleboel mensen u beloften hebben gedaan die ze niet zijn nagekomen. Maar ik ga u iets beloven, en ik zweer bij de foto van mijn dochter dat ik die belofte zal naleven. Als u mij helpt, zorg ik ervoor dat u uw verblijfsvergunning krijgt.' De vrouw reageerde niet. D'Agosta haalde nog een foto te voorschijn en hield die in de lucht. 'Mevrouw Munoz?'

Een tijdlang bleef de vrouw roerloos liggen. Toen dwaalden haar ogen naar de foto. Iets in D'Agosta ontspande zich. 'Dit is Pamela Wisher toen ze twee was. Dezelfde leeftijd als mijn dochtertje.' Mevrouw Munoz pakte de foto. 'Een engeltje,' fluisterde ze. 'Zij is vermoord door dezelfde mensen die uw metro hebben aangevallen.' Hij sprak vriendelijk maar rap. 'Mevrouw Munoz, helpt u mij alstublieft om die afschuwelijke mensen te vinden. Ik wil niet dat er nog meer mensen vermoord worden.' Een traan gleed langs het gezicht van mevrouw Munoz. Haar lippen bewogen.

'Ojos..:

'Pardon?' zei D'Agosta. 'Ogen...'

Het bleef een tijdje stil terwijl de lippen van mevrouw Munoz geluidloos bewogen. 'Ze kwamen, zonder geluid... hagedissenogen, duivelsogen.' Ze snikte. D'Agosta opende zijn mond om iets te zeggen, maar op een blik van Wasserman hield hij zich in.

'Ogen... cuchillos de pedernal... gezichten als de duivel...' 'Hoezo?'

'Oude gezichten, viejos...'

Ze sloeg haar handen voor haar gezicht en begon kreunend te huilen.

Wasserman stond op en gebaarde naar D'Agosta. 'Zo is het genoeg,' zei hij. 'Eruit.'

'Maar wat...?'

'Eruit. Nú,' zei de arts.

In de gang pakte D'Agosta zijn notitieboekje en spelde de Spaanse woorden zo goed hij kon.

'Wat is dat?' vroeg Hayward die nieuwsgierig over zijn schouder keek. 'Spaans,' zei D'Agosta.

Hayward fronste. 'Ziet er heel anders uit dan het Spaans dat ik wel eens gezien heb.'

D'Agosta wierp haar een scherpe blik toe. 'Je gaat me toch niet vertellen dat je ook nog eens habla Español.'

Hayward keek hem van onder één opgetrokken wenkbrauw aan. 'Mijn soort werk kun je niet altijd in het Engels doen. En wat bedoel je precies met die opmerking?'

D'Agosta duwde haar het notitieboek in de hand. 'Zeg jij maar eens wat dat betekent.'

Hayward begon de woorden te bestuderen. Haar lippen bewogen. Even later liep ze naar de verpleegsterskamer en pakte ze de telefoon. Wasserman kwam naar buiten en deed voorzichtig de deur achter zich dicht. 'Inspecteur, dat was... nou, ik zal maar zeggen, onorthodox. Maar op termijn zal het denk ik goed uitwerken. Dank u.' 'Bedank mij niet,' antwoordde D'Agosta. 'Probeert u maar om haar er weer bovenop te krijgen. Ik wil haar nog een heleboel vragen stellen.'

Hayward had de telefoon opgehangen en liep naar hen terug. 'Meer konden Jorge en ik er niet van maken,' zei ze terwijl ze het notitieboekje teruggaf.

D'Agosta keek fronsend naar haar aantekeningen. 'Messen van vuursteen?'

Hayward haalde haar schouders op. 'Ik weet niet eens zeker dat ze dat precies zei. Maar het is onze beste gok.'

'Bedankt,' zei D'Agosta. Hij stopte het boekje in zijn zak en begon met snelle passen weg te lopen. Even later bleef hij echter staan alsof hij zich iets herinnerde. 'Dokter,' zei hij. 'Ik denk dat over een uur of zo commandant Waxie hier zal zijn.' Een sombere blik trok over Wassermans gelaat. 'Maar ik neem aan dat mevrouw Munoz te uitgeput is om iemand te woord te staan. Klopt dat? Als de commandant voor problemen zorgt, verwijst u hem maar naar mij.' Voor het eerst begon Wasserman te glimlachen.