Van twee kanten

1

 

Iedereen was lief, iedereen was aardig, alle mensen hielden innig van haar. Vandaag tenminste. Morgen vermoedelijk ook nog, maar daarna kon alles weer veranderen. Tosca zou een uitzondering zijn. De manier waarop die zich de laatste dagen over haar had bekommerd, was hartverwarmend, maar dat kon nooit tot in de eeuwigheid duren. Dezelfde eeuwigheid die haar vader onbarmhartig en wreed had opgeslokt. Fransien schudde de zoveelste hand. Lara, met wie ze jarenlang op de middelbare school had gezeten, zei verlegen blozend: 'Hartelijk gecondoleerd.' Hartelijk gecondoleerd. Ze zouden cadeautjes moeten geven, allemaal in stemmig zwart papier verpakt. Waarschijnlijk was dat gebruikelijk in sommige culturen. Sterkte, veel sterkte, heel veel sterkte, iedereen wenste haar de kracht toe om het verlies te dragen, zonder dat ze haar vertelden waar ze die vandaan moest halen. Uit zichzelf? Maar ze voelde alleen een diepe, immense leegte, alsof een chirurg vitale lichaamsdelen had weggesneden. Verschillende mensen praatten indringend op haar in, alsof ze verwachtten dat Fransien zonder die woorden binnen de kortste keren zou instorten. Mensen hadden haar en haar vader als een onverbrekelijke twee-eenheid gezien, zeker sinds ze weer bij hem was ingetrokken. Over haar toekomst had ze zelf amper nagedacht en kon ze ook niet nadenken. Toch had ze soms even het idee dat Maarten nog naast haar stond, een fractie van een seconde. Twee begrafenissen in ruim twee jaar, het was te veel. De aanwezigen waren geen individuen meer, maar maakten deel uit van een rij volstrekt inwisselbare personen, ingehuurd door de begrafenisondernemer. Lara, Simone, al die vroegere vriendinnen die ze zelden meer zag. Zo'n condoleancebijeenkomst moest gevuld worden met belangstellenden. Fransien zag eerder troebele vlekken dan gezichten. Alle mensen stonden achter een beregend raam. Tijdens het onweer had het ook verschrikkelijk geregend. Tosca reikte haar een kopje thee aan. 'Nee, ik hoef niks,' zei Fransien, terwijl een vroegere buurvrouw haar hand vastpakte alsof ze hem nooit meer wilde loslaten. 'Maar je moet toch wat drinken,' zei Tosca, haar felrode lippen in een glimlach geplooid. 'Zet daar maar neer. Komt straks wel.' De buurvrouw had een knokige, droge hand. Het vel zou er zo van af kunnen vallen. Schilfers, plakjes huid, wit, stoffig, poederig droog. Fransien had nooit eerder zo sterk ervaren dat mensen totaal verschillende handen hadden. Groot, klein, dik, dun, zweterig, kurkdroog, klam, vettig, plakkerig zelfs. Ze concentreerde zich op het handen schudden, waardoor veel van het geprevel van de mensen naar de achtergrond verdween. Sommigen pompten haar hand op en neer alsof ze zo energie wilden opwekken. Een machine die je moest opwinden. Energie bij haar, om niet bij de pakken neer te zitten, haar leven weer op te nemen. Ze hoorde er bijna niets van, maar wist vrijwel zeker dat dergelijke woorden op de juiste meelevende toon tot haar werden gesproken. Ja, natuurlijk, heel vaak dat verschrikkelijke cliché: op den duur zou ze het een plekje geven, het verdriet, de pijn om het gemis. Andere mensen lieten haar hand angstig weer snel los. Misschien bang om besmet te raken met het virus van de dood, waaraan in deze ruimte nauwelijks viel te ontsnappen met al die gedempt pratende mensen. Zonet had er een schrille lach geklonken, maar die was snel verstomd. Dit was doodserieus, met de nadruk op 'dood'. Enkele vrouwen hadden niet alleen haar hand geschud, maar haar ook omhelsd en tegen zich aan gedrukt. Ze voelde de majestueuze boezem van een oude kennis van haar vader. 'Verschrikkelijk.' 'Dit hadden we niet verwacht.' Alsof iemand het ook maar had kunnen verwachten! Het liefst wilde ze nu alleen zijn, zo alleen als maar mogelijk was. Later zou ze wel weer de kracht vinden die ze nodig had om haar eigen leven te leiden. In de hal had ze een paar klapstoelen zien staan, die in de aula bijgezet konden worden als er onvoldoende zitplaatsen waren voor alle belangstellenden. Ze zou onzichtbaar willen verdwijnen met een van die stoeltjes, dat bij het graf neerzetten, gaan zitten mijmeren, dromen, fantaseren, zoals ze ook urenlang bij het graf van Maarten had gezeten. En vandaag vooral denken aan papa, aan de man die hij geweest was. 'Een echt papa's kindje,' had haar moeder haar vroeger al genoemd, waarschijnlijk een beetje jaloers vanwege de vanzelfsprekende band tussen Fransien en haar vader. Het was ook moeilijk voor hem geweest toen ze bij Maarten in zijn flat introk. Hij had geprobeerd te doen alsof hij haar stap toejuichte, maar zijn ogen spraken een andere taal. Na zijn vrouw ook zijn dochter kwijt, hoewel Fransien slechts een paar kilometer bij hem vandaan kwam te wonen. Ruim drie maanden had hun 'scheiding' geduurd. Na de begrafenis van Maarten was ze nog een paar weken in het flatje blijven wonen, maar het bleef Maartens woning en werd nooit die van haar. Daarna was ze weer bij haar vader ingetrokken. Als kind kon ze urenlang rondlopen op de werf, in haar vaders kantoor zitten, met hem meegaan als hij ergens naar een boot moest kijken. Doodzonde dat ze zelf niet beschikte over het talent om in de zaak verder te gaan. Papa had niet gewild dat ze het administratieve werk zou doen. 'Het is beter van niet,' had hij gezegd, en ze begreep hem, zoals ze hem in veel, misschien wel alles begreep. 'Een geweldige man,' zei de buurvrouw nu. Haar stem werd weer ruis, terwijl Fransien zich al tot de volgende in de rij wendde, een man die ze nooit eerder meende te hebben gezien. Misschien een zakenrelatie van haar vader. Hij condoleerde haar met het verlies. Een stevige hand, die toch zacht aanvoelde. Donkerbruine ogen, die haar enigszins onderzoekend aankeken. 'Een inspirerende man.' Ze knikte. 'Ik heb veel van hem geleerd.' 'Ik ook.' Fransien begreep zelf niet waarom ze bij anderen niets terugzei, maar nu wel reageerde. 'Maar hij wilde zelf net zo goed leren, heb ik gemerkt. Echt iemand met oor voor anderen en oog voor de wereld om zich heen. Bewonderenswaardig. Zulke mensen kom ik helaas niet veel tegen in mijn werk.' 'Ja, hij kon goed luisteren. Wat is uw werk?' Het moest iets zijn waarbij de man met haar vader te maken had gehad. 'Daar hebben we het misschien nog een keer over. Er zijn veel mensen die u willen condoleren.' Hij maakte een gebaar naar de rij achter hem en liep in de richting van de tafel met thee, koffie, jus d'orange en cake. Fransien keek hem na. Hij had licht krullend, donkerblond haar en droeg een donkergrijs, goed gesneden pak. Ze kon zich niet herinneren hem eerder te hebben ontmoet. Waarschijnlijk een zakelijke kennis van haar vader. Hij had zijn naam niet genoemd, misschien had ze die moeten vragen. Werktuiglijk schudde ze de hand van een achterneef. Al eerder, voor de plechtigheid, was hij naar haar toe gekomen en had zich voorgesteld: Evert. Al jaren had ze hem niet meer gezien. Zijn vader en haar vader waren neven. Uit een ooghoek zag ze dat de onbekende man bij het raam naar buiten stond te kijken. '... en in die zomervakanties hebben ze toen samen op een zeilschool gezeten. Mijn vader kon daar heel smakelijk over vertellen. Leuke anekdotes, bijvoorbeeld die keer dat ze in een sluisje...' Achter Evert leken de wachtenden ongeduldig te worden, bemerkte Fransien. Mensen die lang in de rij hadden gestaan, zoals deze achterneef, meenden daaraan het recht te ontlenen om hun condoleance flink uit te breiden door oude verhalen op te dissen over gemeenschappelijke ervaringen met de overledene. Waarom verdwenen al die mensen niet? De kramp in haar kaken vanwege de glimlach waarmee ze probeerde te luisteren, werd pijnlijker. Gelukkig, Tosca reikte haar een glaasje jus d'orange aan. Een mooi moment om het verhaal van Evert af te breken. Rob had haar zien kijken. Het bewees nog niets, alleen dat hij haar nieuwsgierigheid leek te hebben gewekt. Jus d'orange... hij voelde een sterke behoefte aan iets anders. De rouwplechtigheid had hij verveeld uitgezeten: hij was vooral geïnteresseerd in informatie waarmee hij later zijn voordeel zou kunnen doen. Ja, van alles over die werf, over de fantastische manier waarop Wagtendonk zijn dochter had opgevoed, het goede voorbeeld dat hij had gegeven, blablabla... Op de kist had een foto van de oude baas gestaan, zodat Rob tenminste wist hoe hij eruitzag. Allemaal onbekenden om hem heen, oude kennissen die elkaar na lange tijd weer zagen, mensen die gedempt converseerden. In zijn hoofd repeteerde hij wat hij tegen haar zou zeggen. Nieuwsgierigheid van haar kant was een begin, hij moest vooral sympathie zien te wekken.

~

Het was alsof er geen einde kwam aan de rij, alsof iedereen die haar had gecondoleerd achteraan aansloot om het nogmaals te kunnen doen. En nogmaals. De eeuwige condoleance, het oneindige rouwbeklag. Ze was doodmoe, meer dan afgepeigerd. Het was niet alleen haar lichaam, maar vooral haar hoofd. De voortrazende gedachten die haar hadden uitgeput, de brij van herinneringen die haar geen seconde rust gaf, maar natuurlijk daarnaast het gebrek aan slaap. Ze had elke avond een slaappil genomen, maar zelfs die hadden niet hun normale zegenrijke werk kunnen doen. Yvo had een ander type voorgeschreven, Normison, maar dat bood nauwelijks soelaas. Nooit waren de minuten 's nachts zo tergend traag verlopen. Ze keek zoekend om zich heen. De enkele stoelen in deze ruimte waren bezet. De achterneef zag zijn kans schoon en liep weer op haar toe. 'Jouw vader en mijn vader hebben toen wel...'begon hij. 'Sorry, ik moet even zitten.' De ruimte begon al gevaarlijk te kantelen. 'Ik zoek wel een stoel.' 'In de gang,' bracht ze met moeite uit. Evert kwam terug met twee klapstoelen, die hij gedienstig neerzette. 'Ik wil graag even alleen zijn,' zei Fransien. 'Natuurlijk... alle emoties, al het verdriet. Slopend, lijkt me. Destijds, toen mijn moeder kwam te overlijden, toen had ik...' 'Alsjeblieft. Rust graag, ik moet een beetje tot mezelf komen.' 'O ja, sorry. Ik dacht dat ik... nou ja. Ik zie je straks misschien nog wel.' Fransien knikte lusteloos. Ze dronk van haar jus d'orange. Een wijntje, daar had ze meer zin in, een lekker glas witte wijn. Of rode. Maakte niet uit. Maar 's middags om halfdrie was het daar een beetje te vroeg voor. Er stonden enkele mensen in groepjes te praten. Af en toe leek iemand een blik op haar te werpen, alsof hij bang was dat ze stiekem zou verdwijnen. Net als het personeel van de werf, was dat van de praktijk voltallig aanwezig: Yvo, Marloes en Rachida. Ze was zelf op de praktijk gebeld toen het gebeurd was. In één klap was hij dood geweest, maar niet net alsof hij door een bliksemflits was geveld, nee, hij was daadwerkelijk getroffen vanuit de hemel, toen hij van zijn auto naar de ingang van het werfkantoor liep, niet meer dan dertig meter. Dood en ernstig verbrand. Daarom was de kist gesloten geweest. Ondersteund door een medewerker van het mortuarium had Fransien hem gezien, in een flits, maar die flits bleek zo indringend, dat het beeld van het aangetaste gezicht nu niet meer van haar netvlies wilde wijken. Eén troost: hij had waarschijnlijk niets gevoeld. De onbekende man in het donkergrijze pak, die mogelijk niemand van de andere aanwezigen kende, staarde nog altijd naar buiten. Het leek erop dat de dood van haar vader hem behoorlijk had aangegrepen. Fransien stond op en liep naar hem toe. 'Ik had uw naam niet verstaan.' Het was of de man iets moest wegslikken. Hij veegde met zijn hand over zijn ogen en snoot zijn neus, zich discreet afwendend van Fransien. 'Rob,' zei hij daarna, 'Rob Laarman.' Terwijl ze zich afvroeg of dat nodig was, gaf ze hem een hand. ' Fransien Wagtendonk.' 'Ja, die achternaam kende ik natuurlijk, vanwege uw vader.' 'Maar, eh... mag ik vragen. Waar kende u mijn vader van?' Rob schraapte zijn keel; het leek of hij moeite had zijn emoties te beheersen. 'Een jaar of vijf geleden, dacht ik. Toen het niet zo goed ging met de werf... weinig opdrachten en zo. U kunt het zich misschien herinneren.' Fransien haalde haar schouders op. Haar vader was altijd tamelijk gesloten geweest over de gang van zaken op de werf. Als hij een nieuwe, mooie of interessante opdracht had wilde hij er graag enthousiast over vertellen, maar tegenslagen hield hij liever voor haar verborgen. Vaag kon ze zich voor de geest halen dat de werf zich op een gegeven moment was gaan concentreren op een bepaald type kleine motorjachten. Ja, nu kwam het weer naar boven. Al die mensen die met pensioen gaan, die willen een motorbootje om door Nederland te varen,' had haar vader gezegd. Was dat een jaar of vijf terug geweest? 'Of hebt u dat misschien een beetje verdrongen?' vroeg hij. 'Kan ik me goed voorstellen. Zeker in deze omstandigheden.' 'Nee, dat is het niet. Maar ik weet het niet precies meer. Wat was toen uw relatie met de werf? Leverancier of zoiets?' Rob glimlachte. 'Nee, geen leverancier, maar adviseur. Consultant mag je... mag u ook zeggen. Ik heb destijds eerst een quickscan gemaakt van het bedrijf, de problemen en de risico's in kaart gebracht, financieel, logistiek, procesmatig. Daarna heb ik een aantal opties geformuleerd. Keuzes en de consequenties daarvan voor de bedrijfsvoering doorgerekend.' 'Dus dat idee van een specialisatie op die kleine motorjachten, dat was van u?' ' Nou j a...' Rob wipte een beetje verlegen van zijn ene op zijn andere been. 'Misschien wel. Maar... en dat moet ik er eerlijk bij zeggen... de uitwerking kwam helemaal van uw vader. Ik heb hem misschien een beetje op weg geholpen, maar niet meer dan dat.' 'Dat is wel heel belangrijk geweest voor de werf,' zei Fransien. 'Gelukkig maar. Dat wist ik niet van tevoren. Maar, eh... uw moeder... hoe is zij...? Zeis hier niet, dacht ik.' Vreemd, dacht Fransien. Deze Rob had toch een jaar of vijf geleden met haar vader en de werf te maken gehad? Haar moeder was toen al zo'n zeven jaar eerder met een nieuwe vriend, die later haar nieuwe echtgenoot zou worden, naar Australië vertrokken. Fransien had haar gemaild over de dood van haar vader. Haar moeder had teruggebeld en op haar bekende zakelijke toon gezegd dat het voor haar niet voor de hand lag om nu plotseling de rouwende ex-echtgenote uit te gaan hangen, en dat ze daarom had besloten om niet naar Nederland te komen voor de begrafenis. Mooi, lekker rustig. Vrijwel direct na haar vertrek naar down under had Fransien haar moeder al uit haar leven geschrapt. Dat ze haar, gespreid over die twaalf jaar, drie keer had gezien (één keer in Australië, twee keer in Nederland) veranderde daar niets aan. Haar moeder werd een ver, vaag familielid met twee kinderen van haar nieuwe man. Ze had misschien te lang gewacht met reageren, want Rob vroeg of het pijnlijk was dat hij naar haar moeder had geïnformeerd. 'Nee, niet pijnlijk,' zei Fransien, 'maar ze is al twaalf jaar geleden naar Australië vertrokken... voorgoed.' 'O, sorry. Dan moet ik me vergist hebben en een andere vrouw met uw moeder hebben verward.' Het leek of Rob schuldbewust zijn hoofd boog. 'Sorry, echt, het spijt me... een pijnlijke vergissing.'


Rob was zo lang mogelijk gebleven. Hij had uit verveling een paar glaasjes jus d'orange naar binnen gegoten, maar kreeg nu last van de wrange, zure smaak in zijn mond. Bier, een borrel, dat zou helpen. Hij hield haar onopvallend, maar consequent in de gaten. Een tijdje had hij staan praten met een man die zich had voorgesteld als Evert Wagtendonk, een achterneef van Fransien. Die had hem aan zijn kop gezeurd met allerlei stomme verhalen over zijn en haar vader. Een blunder was het geweest, die vraag over haar moeder, maar ze leek het niet op te merken. Dat soort dingen, daar moest hij voorzichtiger mee zijn. Nooit beginnen over zaken waarover je niet zeker bent. In de rouwadvertentie, die hij in zijn binnenzak had zitten, stond alleen de naam van één vrouw, Fransien Wagtendonk. Zij had de echtgenote kunnen zijn, die haar meisjesnaam niet had vermeld, maar gelukkig bleek het de dochter van de overledene, zijn enige kind. Hij had zelf kunnen weten dat er dus geen echtgenote was en het was onvoorzichtig geweest om toch naar haar te informeren. Het adres stond in de advertentie, en het had niet veel moeite gekost wat gegevens boven water te krijgen. Onder de rouwadvertentie van de dochter stond die van de werf. 'Diep verslagen zijn we, nu de directeur van onze werf zo volkomen onverwachts van ons is weggenomen...' Een werf, een niet onaardig bedrijf misschien, en een alleenstaande dochter die vermoedelijk alles zou erven. Gister, aan het eind van de middag, was hij al naar de werf van Wagtendonk bv gefietst om een beetje rond te kijken. Op internet had hij het een en ander gevonden over het bedrijf en de boten die ze er bouwden. Het was geen superonderneming, maar groot genoeg. Nu moest hij verder zien te komen, anders zou hij voor niks een halve dag vrij hebben genomen. Voor de school was het geen probleem. Op zo'n donderdagmiddag kon Otto het heel goed alleen af, maar zijn vrije dagen waren kostbaar. In feite waren het investeringen die ooit iets zouden moeten opbrengen. Eerst investeren, later incasseren, dat was zijn motto. Hij keek naar de slanke gestalte van Fransien. Ze droeg een eenvoudig zwart jurkje. In haar oren een paar kleine, onopvallende oorbellen. De ring aan haar rechterringvinger leek hem kostbaar. Haar donkerblonde, steile haar had ze opgestoken. Toch opvallend dat ze alleen was. Geen vriend en zeker geen man, want dan zou die naast haar hebben gestaan om haar te ondersteunen. Ze stond nu te praten met iemand die hij vanaf het begin in haar buurt had gezien. Het was een wat grote, stevige vrouw, die steeds om zich heen keek alsof ze wilde controleren of alles goed ging. Ze droeg kleding die zo te zien uit een exotisch land afkomstig was. Een donkere lange jurk met over haar rechterschouder een kleurige sjaal of doek gedrapeerd. Aan haar polsen had ze een aantal zilveren armbanden. Zelfs van zo'n tien meter afstand kon hij ze tegen elkaar horen klingelen. Hij zag dat Fransien haar blik opnieuw door het zaaltje liet gaan en aanstalten maakte om op te stappen. Ze moest nog een paar handen schudden, en dat gaf hem de gelegenheid net iets eerder buiten te staan. Op het parkeerterrein keek hij zoekend om zich heen, wierp een blik op zijn horloge, haalde een agenda uit zijn zak en vervolgens zijn mobiel, waarop hij zogenaamd controleerde of er een sms'je was binnengekomen. Zij stapte nu naar buiten, met de vrouw die haar leek te vergezellen. Dat was een streep door de rekening, maar hij besloot zich daar niets van aan te trekken. Barrières waren er om te overwinnen. Ze stonden minder dan een meter van hem af. Hij borg zijn mobiel weg en knikte in haar richting. 'Lastig om nu een taxi te krijgen.' 'Waar moet u naartoe?' 'Het station. Mijn auto is toevallig bij de garage voor een grote beurt. Zoiets komt altijd slecht uit.' 'U kunt wel met ons meerijden, hè Tosca?' 'Nou ja, we moeten...' begon Tosca. 'Het is maar een klein stukje om. Meneer Laarman heeft papa tenslotte zo goed geholpen dat we hem wel iets verschuldigd zijn.' 'Is het echt niet te lastig?' vroeg Rob. 'Misschien wilt u nu, na de plechtigheid geen vreemde in de auto. Het is toch een persoonlijke en aangrijpende situatie, die u misschien alleen of met een goede bekende, een vriendin...' hij wees naar de andere vrouw,'... wilt verwerken.' 'Nee, hoor, rijdt u maar mee.' Ze liepen naar een Peugeot 207. Ze waren dus met eigen auto's naar de begraafplaats gekomen. Hij had haar op een grotere auto ingeschat, maar misschien ging ze zuinig met haar geld om. Geen slechte gewoonte, maar wel een waarin verandering kon komen. 'Laat mij maar rijden,' zei de vrouw die dus Tosca heette. Even was Rob bang dat ze een lesbisch duo vormden, maar dan zouden ze anders met elkaar omgaan. Rob ging achterin zitten. Tijdens de rit naar het station zwegen ze alle drie. Rob had meer met Fransien willen praten, maar hij vreesde de interventies van Tosca. Voorlopig was het beter als er zo weinig mogelijk andere mensen waren betrokken bij zijn pogingen om het eerste gesprek een vervolg te geven. Maar hij kon niet zomaar de auto uit stappen zonder iets te hebben gedaan wat tot nieuw contact kon leiden. Toen ze bij het station waren, haalde hij een stapeltje visitekaartjes uit zijn binnenzak en lette zorgvuldig op dat hij het goede gaf. 'Als u advies nodig hebt. Voor de werf, bedoel ik natuurlijk.' 'Dank u.' 'Misschien dat u bepaalde ideeën hebt voor het bedrijf, wat er nu mee moet gebeuren. Ik ben altijd bereid om daarover mee te denken. Ook uit respect voor wijlen uw vader.' Q-Advice... Waar staat dat voor?' 'Dat is het bureau waarbij ik werk.' Q-Advice... het had hem niet veel tijd gekost om dat te bedenken. 'De Q staat voor "question", dus de vraag van de klant, van de opdrachtgever. U vraagt en wij geven advies, dat is de bedrijfsfilosofie. Meteen onze missie.' Fransien boog zich iets meer naar hem toe. 'Bedankt voor het aanbod.' 'En u voor dit ritje. We zien elkaar misschien nog weleens.' 'Ja, misschien,' zei Fransien. Hij stapte uit en keek de auto na, die weer invoegde in het verkeer. De neiging om te zwaaien wist hij te onderdrukken. Met de trein terug. Ruim een kwartier, dan was hij in de stad. Dit was perfect, dat hij niet in dezelfde plaats woonde als Fransien Wagtendonk, maar wel dichtbij.