ZESTIEN

ELVIS COLE

Larkin Conner Barkley wilde niet met hem praten. Cole vroeg naar de huiseigenaren en huurders in de omgeving van haar loft, maar hij had net zo goed tegen een muur kunnen praten. Ze tuitte nadenkend haar lippen en keek de weg af alsof Pikes auto een glinsterende luchtspiegeling was geweest.

‘Dat is toch niet te geloven, dat hij zomaar weggaat? Hij heeft me gewoon laten staan.’

‘De brutaliteit. Wat een eikel,’ zei Cole.

‘Val dood, man.’

‘Dat zal ik maar niet doen. Geeft zo’n troep…’

Larkin stak de straat over zonder op hem te wachten en liep rechtstreeks naar Coles auto. Sommige mensen hielden niet van een grapje.

Cole besloot haar even met rust te laten, dus reden ze terug in stilte. Hij kon het haar niet kwalijk nemen dat ze er genoeg van had vragen te beantwoorden en het voortdurend over dezelfde onderwerpen te hebben, en hij wilde niet onaardig tegen haar doen omdat ze liet merken dat het haar allemaal te veel werd. Hij wilde haar nog meer vragen, maar dat kon wel wachten.

Op de weg terug naar Echo Park ging hij langs bij een kleine supermarkt in Thai Town omdat hij ervan uitging dat de kans groter was dat ze in een kleine etnische winkel niet zou worden herkend. Hij verwachtte dat ze met hem in discussie zou gaan toen hij haar vroeg mee naar binnen te komen, maar dat deed ze niet. Ze scheen inmiddels te zijn bedaard. Ze inspecteerde zwijgend de vreemde etiketten en merkwaardige pakjes, terwijl hij twee tasjes vulde met etenswaren, melk, een tekenblok, een plastic liniaal en twee flessen pruimenwijn. Ze zei alleen iets toen ze de wijn zag.

‘Ik drink niet.’

‘Dan mag je toekijken. Wil je nog iets speciaals? Fruit? Een dessert?’

‘Ik wil niets.’

Meer zei ze niet. Haar ogen werden weer mat en Cole kreeg het nog meer met haar te doen. In de auto zocht hij zijn iPod op in het dashboardkastje en gooide die op haar schoot.

‘Weet je hoe hij werkt?’

‘Die mag ik toch niet hebben van hem.’

‘Deze wel.’

Larkin hield het apparaatje vast, maar maakte geen aanstalten het aan te zetten.

Toen ze weer in het huis waren, nam ze een bad. Ze zei niets tegen hem, ook niet dat ze een bad ging nemen; ze liep de badkamer in en even daarna hoorde hij de kraan lopen. Cole ruimde de boodschappen op en ging met het tekenblok en zijn notities aan tafel zitten. Hij had de achterkant van alle bladzijden van het rapport van het ongeluk volgeschreven met gedetailleerde aantekeningen over de gebouwen en bedrijven in de wijk van Larkin Barkley. Cole begon een kaart te tekenen, die hij blok voor blok opbouwde, één blok per vel. Hij verdeelde de zijden van elk blok in rechthoekjes die gebouwen met een adres moesten voorstellen. In elke rechthoek beschreef hij het gebouw en noteerde hij de namen van bedrijven die hij had gezien, evenals hun telefoonnummer en eventuele andere aantekeningen die hij had gemaakt.

Toen hij de laatste hand legde aan de eerste kaart, ging hij zich zorgen maken. De kraan liep niet meer. Hij liep al een hele tijd niet meer, maar Larkin was nog steeds in de badkamer.

Cole liep naar de deur en klopte. ‘Alles goed?’

Ze gaf geen antwoord.

Cole wilde de deur openen, maar hij zat op slot. Hij klopte nog een keer. Harder. ‘Larkin?’

‘Ik lig te weken.’

Ze was tenminste niet bezig zelfmoord te plegen.

Cole liep terug naar de tafel en ging weer aan het werk. Het bad gorgelde toen het leegliep en de kraan ging weer lopen, maar hij liet haar rustig weken. Als ze eruit wilde zien als een gedroogde pruim, moest ze dat zelf weten. Na een tijdje kwam ze met een handdoek om zich heen geslagen de badkamer uit, ging haar slaapkamer in en sloot de deur. Cole maakte de kaart van haar straat af en begon daarna de omliggende straten op papier te zetten. Hij was ervan overtuigd dat Meesh en de Kings niet zomaar in de wijk waren geweest. Ze waren onderweg van of naar een zekere bestemming, en die bestemming was waarschijnlijk een van de gebouwen of bedrijven op zijn kaart. Cole was er ook van overtuigd dat de federale overheid hetzelfde dacht; twaalf van de zestien mensen die Cole had gesproken, waren ook ondervraagd door agenten van het ministerie van Justitie. Pitman, Blanchette en minstens twee andere agenten hadden hun vragen gesteld over het ongeluk, de Kings en Meesh.

Cole zocht er verder niets achter tot hij zijn aantekeningen doornam om een tijdlijn van de gebeurtenissen op te stellen. Toen ontdekte hij een tegenstrijdigheid.

Cole werkte bijna een uur gestaag door voor Larkin de slaapkamer uit kwam. Ze stapte met de iPod in haar hand de woonkamer in, gekleed in een spijkerbroek van vijfhonderd dollar en een strak, zwart T-shirt van de Ramones. Ze zag er fris en schoon uit zonder make-up en sieraden en ze liep op blote voeten. Ze ging languit op de bank liggen met haar benen over de leuning en sloot haar ogen, luisterde naar muziek op de iPod en bewoog haar rechtervoet mee op de maat.

‘Zeg,’ zei Cole.

Haar ogen gingen open en ze keek hem aan.

‘Justitie wist niet dat Meesh Meesh was tot jij hem identificeerde?’

‘Nee.’

‘Dat zeiden ze tegen je?’

‘Ja. Ze werden helemaal opgewonden toen we uiteindelijk wisten hoe hij heette.’

Cole keerde terug naar zijn tijdlijn, maar deed daarna niet echt veel meer. De twaalf mensen die door agenten van de federale overheid waren ondervraagd, waren allemaal de dag na het ongeluk verhoord. De volgende dag al. Alle twaalf verklaarden dat de agenten van Justitie foto’s van twee mannen hadden laten zien en ze hadden alle twaalf dezelfde twee foto’s beschreven. Het was net of Pitman voor hij het meisje ontmoette al wist of vermoedde dat Meesh de ontbrekende man was en had gelogen over wat hij wist.

Twintig minuten later zag Cole iets bewegen en hij keek op. Larkin kwam van de bank af, liep naar het raam en keek naar buiten. De avond viel en ze zouden zo de gordijnen dicht moeten doen.

‘Als je honger begint te krijgen, ga ik koken. Ik wil dit alleen even afmaken,’ zei Cole.

Ze hoorde hem niet. Ze keek de straat in en veranderde toen van plaats om de andere kant op te kijken.

Cole frommelde een vel papier in elkaar en gooide het tegen haar rug. Toen ze zich omdraaide, raakte Cole zijn oor aan om haar duidelijk te maken dat ze de koptelefoon moest afzetten.

‘Zei je iets?’ vroeg ze.

‘Als je honger hebt, ga ik koken.’

‘Moeten we niet op hem wachten?’

Hem.

‘Hij is misschien pas laat terug.’

‘Ik heb nog geen honger.’

Ze ging terug naar de bank en nam dezelfde houding weer aan, alleen bewoog haar voet nu niet. Cole ging verder met zijn werk.

‘Is hij echt in Afrika geweest?’

Cole keek op. Ze lag nog altijd languit op de bank met haar benen over de leuning, maar ze keek nu naar hem. Het verbaasde Cole dat Pike haar over Afrika had verteld. Pike had het nooit over die tijd en had er zelfs in de periode dat hij die tochten maakte, zelden over gesproken. Het ging altijd heel anders. Pike zei zoiets van: ik ben een tijdje weg, waarop Cole zei: oké, en een paar dagen later was Pike dan verdwenen. Na enkele weken belde Pike, zei zoiets als: alles goed? Cole antwoordde: tuurlijk, het gaat prima hier, en dan zei Pike: ik ben er weer als je me nodig hebt.

Larkin interpreteerde Coles zwijgen verkeerd en lachte cynisch. ‘Dat dacht ik wel. Ik wist dat hij zat te liegen.’

Cole legde de vellen papier op een stapel en leunde naar achteren. Hij had hard aan de kaart gewerkt en had nu meer vragen dan antwoorden.

‘Wat heeft hij je verteld?’

‘Dat hij had gezien dat een vrouw haar eigen vingers afsneed. Wie zegt er nu zoiets walgelijks? En dan zou ik daarvan onder de indruk moeten raken. Wat een walgelijke, afschuwelijke manier om me bang te maken.’

‘Ben je al van gedachten veranderd over het eten? Ik ben hier wel klaar mee.’

‘Nee.’

Ze sloeg haar armen over elkaar en staarde naar het plafond.

‘Is hij getrouwd?’

‘Nee.’

‘Geweest?’

‘Ben je verliefd aan het worden op Joe? Volgens mij is Larkin verliefd aan het worden op Joe.’

‘Ik heb het hem gevraagd, maar hij gaf geen antwoord. Dat doet hij wel vaker. Ik zeg iets en ik weet dat hij me hoort, maar hij negeert me. Ik hou er niet van als iemand me negeert. Dat is onbeschoft.’

‘Ja, dat is waar.’

‘Waarom doet hij het dan?’

‘Dat heb ik hem een keer gevraagd, maar hij negeerde me.’

Larkin vond het niet grappig. ‘Dus hij is de man die niet wil praten en jij bent de man die overal een grapje van maakt.’

‘Misschien geeft Joe je geen antwoord omdat hij vindt dat het antwoord je niet aangaat.’

‘Maar hij zou toch zo beleefd kunnen zijn om een normaal gesprek te voeren? Nu zit ik opgescheept met een man die niet wil praten. Hij lacht nooit. Hij glimlacht nooit. Zijn gezicht staat altijd even strak.’

‘Jee, als hij bij mij is, maakt hij altijd de grootste pret. Ik kan hem nooit stil krijgen.’

‘Je bent niet grappig. Je bent zo iemand die denkt dat hij leuk is, maar het niet is. Ik verveel me en dan regelt hij dit huis voor ons zonder televisie.’

‘Ja. Zonder televisie zitten is verschrikkelijk.’

‘Was te verwachten dat je zoiets zou zeggen. Je bent zijn vriend.’

Cole lachte. ‘Je bent waarschijnlijk gewend aan mensen die indruk op je willen maken; ze proberen grappig te zijn, of je aandacht te trekken, of bij je in een goed blaadje te komen. Dat moet je niet verwarren met interessant zijn. Want dat is het niet. Pike is een van de interessantste mensen die je ooit zult ontmoeten. Hij heeft alleen geen zin je te vermaken, dus doet hij dat niet.’

‘Het blijft vervelend.’

‘Ga lezen. Mooie rijke meiden kunnen toch wel lezen, hè?’

Haar mondhoeken krulden. ‘Jij praat veel. Wil dat zeggen dat je me probeert te vermaken?’

‘Dat wil zeggen dat ik mezelf probeer te vermaken. Jij bent nogal saai.’

Larkin stond op van de bank en liep weer naar het raam.‘Had hij al niet terug moeten zijn?’

‘Het is nog vroeg.’

Ze keerde terug naar de bank, maar nu trok ze haar benen op en ging in kleermakerszit zitten. Cole zag aan haar dat ze het niet wilde laten rusten. Ze zat hem met gefronst voorhoofd aan te kijken alsof hij iets voor haar achterhield.

‘Is het nou waar? Is hij in Afrika geweest?’

‘Hij is heel vaak in Afrika geweest. Hij is over de hele wereld geweest.’

‘Waarom doet hij zoiets?’

‘Joe heeft haar vingers niet afgesneden.’

‘Ik bedoel huursoldaat worden. Dat je opgeroepen wordt voor militaire dienst, dat snap ik, maar ik vind het ziek dat je je laat betalen om soldaatje te spelen.’

‘Voor Joe was het geen spelletje. Het was zijn beroep.’

‘Ik vind het walgelijk. Iemand die dat soort dingen leuk vindt, is gek.’

‘Dat hangt volgens mij af van wat je doet en waarom je het doet.’

‘Je zit hem alleen maar te verontschuldigen. Je bent waarschijnlijk net zo ziek als hij.’

Cole vond haar stelligheid zo roerend, dat hij moest lachen.

‘Dat verhaal dat hij over die vrouw heeft verteld, heeft hij ook gezegd waarom hij daar was?’

‘Natuurlijk niet.’

‘Wil je dat nog horen?’

Ze keek hem aan alsof het een strikvraag was, maar toen ze eindelijk knikte, vertelde hij het haar. Hij vertelde haar dat ene verhaal. Hij had er meer kunnen vertellen.

‘Een groepering die zichzelf het Verzetsleger van de Heer noemde, was actief in Centraal Afrika, met name in Oeganda. Ze ontvoerden meisjes. Ze overvielen afgelegen dorpen, schoten alles overhoop met machinegeweren, plunderden de huizen en namen de jonge meisjes mee. Niet een of twee, maar allemaal. Ze hebben honderden meisjes ontvoerd. Ze maakten slavinnen van ze, verkrachtten ze, noem maar op. Het is de Derde Wereld, Larkin. Het is daar niet zoals hier. Het is op het grootste deel van de planeet niet zoals hier. Snap je?’

Ze knikte wel, maar Cole zag dat ze het niet begreep, en niet kon begrijpen. Ze hadden geen politie; ze hadden krijgsheren. Ze hadden geen Republikeinen en Democraten; ze hadden stammen. In Rwanda richtte een stam zich tegen een andere en slachtte in minder dan drie maanden een miljoen mensen af. Hoe kon een Amerikaan zoiets nou begrijpen?

‘De mensen in die dorpen zijn boeren en hebben misschien een paar stuks vee, maar soms maken die dorpen afspraken en leggen hun geld bij elkaar. Ze bedachten dat ze professionele mensen nodig hadden om een einde te maken aan de overvallen, dus ging Joe erheen. Joe en zijn mannen – volgens mij had hij die keer vijf man bij zich – kwamen ’s middags aan. De ochtend van de dag dat ze arriveerden, had het Verzetsleger net weer een dorp kapotgeschoten en meisjes meegenomen. De echtgenoot van die vrouw en haar zonen waren die ochtend vermoord. Dat was het eerste wat Joe zag toen ze die dag het dorp in kwamen rijden, die arme vrouw die zichzelf verminkte.’

Larkin keek hem aan alsof ze meer verwachtte, maar toen Cole alleen maar terugkeek, bevochtigde ze haar lippen. ‘Wat heeft hij toen gedaan?’

Cole wist het, maar hij hield het simpel. ‘Joe deed zijn werk. Er kwam een einde aan de overvallen.’

Larkin keek even naar de ramen aan de voorkant, maar het was nu donker en door het licht in de kamer kon je niet naar buiten kijken.

‘Ik heb honger. Wil je al eten?’ zei Cole.

Cole wilde naar de keuken. Hij wilde een glas wijn drinken en koken, maar het meisje staarde naar de ramen en likte langs haar lippen.

‘Heeft hij dat vaak gedaan?’

‘Hij is over de hele wereld geweest.’

‘Waarom?’

‘Waarom hij zichzelf verhuurde?’

Ze knikte.

‘Hij is een idealist.’

Eindelijk keek ze hem weer aan. ‘Ik vind het nog steeds eng. Hij zou dat soort dingen niet doen als hij er niet van genoot.’

‘Nee, waarschijnlijk niet. Maar hij geniet er waarschijnlijk niet zo van als jij bedoelt. Kom, dan gaan we koken.’

Ze draaide haar hoofd weer naar de ramen. ‘Ik wacht.’

Cole ging naar de keuken, maar hij begon nog niet aan het eten. Hij dacht na over Pitman. Pitman had Larkin en haar vader een versie van de gebeurtenissen verteld die niet meer met de feiten overeenkwam en waarschijnlijk nooit met de feiten was overeengekomen. Cole had Pitman op een leugen betrapt en nu vroeg hij zich af of Pitman ook over andere dingen had gelogen.