32
Shahrake Nasiri-Astara, eindelijk! Noah had in zijn jaren vele exotische oorden bezocht, maar dit gebied in het noordoosten van Iran hoorde daar niet bij. Op de hoge torens van de oliebronnen en aan de aanpalende petroleumvlekken na zag het er zo doodnormaal uit dat het evengoed het platteland van Arkansas had kunnen zijn; Noah had echter geen tijd om zich te vervelen. Een uur geleden was hij door Black River gebeld met de mededeling dat Dondie Parker, de man die hij erop uit had gestuurd om Humphry Bamber te vermoorden, zich niet op de voorgeschreven wijze had gemeld na het uitvoeren van zijn opdracht. Noah trok hier twee conclusies uit. Ten eerste was Bamber dus nog in leven. En ten tweede had hij dus gelogen dat hij weg was bij Moira, want in zijn eentje had hij de aanslag van Dondie Parker nooit kunnen overleven. Het verder doortrekken van deze beide hypotheses leverde een volgende hypothese op, die voor hem van vitaal belang was en waar hij onmiddellijk mee aan de slag moest: de mogelijkheid dat de nieuwste versie van Bardem was vergiftigd op een manier die hij nooit zou kunnen ontdekken. Gelukkig dwong zijn aangeboren achtervolgingswaan hem tot het kopiëren van alles, zelfs van zijn eigen computer. Zijn vijanden hoefden niet te weten dat hij ze zo dicht op de hielen zat. Hij klapte de laptop dicht waar Bamber de vergiftigde software op had geïnstalleerd en schakelde over op zijn volledig bijgewerkte tweede laptop, waar de voorgaande versie van Bardem op draaide.
Hij zat in een tent op een klapstoeltje, en stelde zich voor dat Julius Caesar op dezelfde wijze zijn succesvolle veldtochten had voorbereid, vele eeuwen geleden. In plaats van een landkaart van Gallië, met de hand getekend door Griekse cartografen, draaide op zijn laptop een met de hand vervaardigd software-programma dat deze meest olierijke regio van de wereld analyseerde. Caesar, die een briljante generaal in elk tijdperk zou zijn geweest, zou meteen geweten hebben wat hem te doen stond, daar twijfelde hij geen moment aan.
Drie scenario’s liet hij tegelijkertijd op Bardem draaien, met minieme maar cruciale verschillen. Veel hing af van de reactie van de Iraanse regering op de verrassingsaanval – als ze er al op tijd achter kwamen. Alles draaide om de timing. Het was één ding om je op Iraans grondgebied te bevinden, maar heel iets anders om daar een militaire operatie te starten. Operatie Pinprick draaide juist om de minimale voetafdruk, vandaar de naam. Kon een olifant een speldenprik wel voelen? Natuurlijk niet. Of de Iraanse regering operatie Pinprick wel of niet zou voelen, daar zou Noah helaas pas achter kunnen komen op het moment dat Arkadin met zijn twintig vertrouwelingen een bruggenhoofd had weten te slaan en ze een begin hadden gemaakt met het omleggen van de pijpleiding.
Het doel van Pinprick was altijd de olie geweest van de Iraanse olievelden van Shahrake Nasiri-Astara, verder was er daar niets van enige waarde. Dat was juist het briljante van het plan van Danziger – het bezetten van deze rijke olievelden onder de dekmantel van een breder opgezette verrassingsaanval van Amerika, samen met een flinke coalitie van bondgenoten, als reactie op een vermeende oorlogsdaad van Iran tegen Amerika, tegen alle beschaafde naties eigenlijk. Als de Iraniërs een Amerikaans passagiersvliegtuig konden neerschieten in het Egyptische luchtruim, wat zou ze dan beletten vliegtuigen neer te schieten van alle andere naties die zich tegen hun nucleaire programma hadden gekeerd? Dat was de hoeksteen geweest van de argumenten die de president had gebruikt bij de Verenigde Naties, en dat argument was zo overtuigend gebleken dat het had afgerekend met al het voorspelbare en onzinnige pacifistische getreuzel waar dit internationale lichaam van navelstaarders en andere nietsnutten doorgaans door geteisterd werd.
In de ogen van de wereld had Iran met al deze machinaties bewezen dat het werkelijk een schurkenstaat was. Des te beter voor iedereen. Het bewind van dit land vormde een bedreiging; alsof de rest van de wereld een pittige prikkel nodig had om het luie achterste te verheffen en in actie te komen, tja, zo zat de wereld nu eenmaal in elkaar. Een van de specialiteiten van Black River – een onderscheidende kwaliteit vergeleken bij andere particuliere firma’s op het gebied van risicomanagement – was het vermogen de feiten te wijzigen en zo een werkelijkheid te scheppen die gekneed kon worden naar de wensen van de klant. Dat was wat Bud Halliday van Black River had gevraagd en daarom betaalde de NSA het bedrijf een fortuin via een van de vele onzichtbare geheime fondsen die met geen mogelijkheid teruggeleid konden worden tot de minister of wie dan ook binnen de NSA. Voor zover er een papieren spoor te vinden was – en dat was er altijd, al dan niet elektronisch, dat was een gegeven – dan zou dat uitwijzen dat de klant van Black River luisterde naar de naam Good Shepherd Holdings, PLC, op het eiland Islay in de Binnen-Hebriden, en als iemand de moeite zou nemen daarnaartoe te reizen, dan zou hij terechtkomen in een tochtig gebouw van natuursteen waar drie mannen en een vrouw verzekeringspolissen opstelden en beheerden voor plaatselijke distilleerderijen, verspreid over de hele eilandengroep.
Wat de inheemse democratische beweging betreft, waar Halliday tegen de president zo hoog over had opgegeven: die hele beweging was, compleet met de ontmoetingen tussen de leiders ervan en de medewerkers van Black River, gewoon een onderdeel van de operatie Pinprick. Met andere woorden, het was een verzinsel van Danziger. Danziger had betoogd dat het in het leven roepen van een inheemse beweging van vitaal belang was om de president verder te laten opschuiven in de richting van oorlog en zodoende vrijwel onbeperkte financiële hulpmiddelen naar Black River te kunnen kanaliseren, ter dekking van de gigantische uitgaven van de partners, Yevsen, Maslov en Arkadin, stuk voor stuk betaald door Good Shepherd.
Een van de mannen van Perlis kwam de tent binnen om te vertellen dat het vliegtuig van Arkadin binnen een kwartier zou landen. Perlis knikte en stuurde hem zonder iets te antwoorden weer weg. Hij vond het vervelend dat hij Dimitri Maslov had moeten inschakelen, niet omdat hij hem niet vertrouwde, maar gewoon omdat het hem stak dat hij Maslov nodig had om met Yevsen af te rekenen. Erger nog was dat Maslov op zijn beurt weer met Leonid Arkadin was komen aanzetten. Perlis had de man nooit ontmoet, maar diens curriculum vitae in de schaduwwereld van de huurmoord was even indrukwekkend als verontrustend. Indrukwekkend omdat hij al zijn opdrachten zonder mankeren succesvol had uitgevoerd, en verontrustend omdat hij in zijn onbesuisdheid griezelige overeenkomsten vertoonde met wijlen Jason Bourne. Beide mannen waren, zo was gebleken, onbetrouwbaar in het opvolgen van bevelen en niet in staat zich te houden aan de gegeven instructies. Allebei waren ze ook meesters in de improvisatie, onmiskenbaar een onmisbaar onderdeel van hun succes, maar tevens een nachtmerrie voor hun opdrachtgevers.
Al dat gepieker over de Russen bracht zijn gedachten weer op de inval in het hoofdkwartier van Nikolai Yevsen in Khartoum. Hij was er niet blijven hangen om uit te vinden wie er achter zat of wat er precies was gebeurd, maar had zichzelf in veiligheid gebracht door zich naar het vliegveld te reppen, waar een vliegtuig van Black River pal naast de landingsbaan op hem stond te wachten. Toen hij geprobeerd had om contact op te nemen met Oliver Liss, had hij in plaats daarvan Dick Braun te pakken gekregen. Braun was een ander lid van het driemanschap dat Black River had opgericht, maar aan hem had Perlis nog nooit eerder gerapporteerd. Braun was niet gelukkig met de zaak, maar hij wist dan ook al dat de inval was uitgevoerd door een onderdeel van de Russische FSB-2, die de handel en wandel van Yevsen, zo bleek, al twee jaar lang op het spoor was. Noah had ook vernomen dat Yevsen bij de inval om het leven was gekomen, maar in tegenstelling tot Braun vond hij dat juist goed nieuws. De dood van de wapenhandelaar betekende dat er een partner minder was, en dus ook een veiligheidsprobleem minder waarmee afgerekend moest worden. Brauns withete woede jegens Dimitri Maslov kon hij niet doorgronden en ook niet accepteren. Wat Noah betreft was de baas van de Kazanskaya grupperovka gewoon de zoveelste Russische schurk die alleen maar uit was op geld. Vroeger of later zou er met hem afgerekend dienen te worden – niet dat hij dat aan zijn baas had verteld, want dat soort commentaar kon de zaak op dit moment alleen maar verder op de spits drijven. Noch hij noch Braun kende de identiteit van de Amerikaan die vlak voor de overval van FSB-2 had weten door te dringen in het gebouw van Air Afrika. Het was nu te laat om nog te achterhalen waar die Amerikaan op uit was geweest.
Helaas voor Noah was Braun al van alles op de hoogte: voordat Noah had kunnen vragen waar Liss was, had Braun hem al gevraagd hoe het met Humphry Bamber stond, waarop Noah had geantwoord dat Bardem nog steeds even veilig was als altijd.
‘Dat betekent dus dat hij uitgeschakeld is?’ vroeg Braun botweg.
‘Ja,’ loog Noah, want hij wilde niet verzeild raken in die netelige kwestie, precies op het moment dat de operatie Pinprick op het punt stond om te beginnen. Hij verbrak de verbinding voordat Braun door kon vragen.
Heel even voelde hij een stekende bezorgdheid over de voortdurende afwezigheid van Oliver Liss, maar op dit moment kampte hij met nijpender problemen, Bardem namelijk. De drie scenario’s gaven aan dat de operatie zou slagen met een waarschijnlijkheid van respectievelijk 98, 97 en 99 procent. De inval van de militaire hoofdmacht zou geschieden in een soort tangbeweging, aan de grenzen met Irak en Afghanistan. Het ene front zou in het diepe zuiden worden geopend, het andere aan de overkant van het land, in het oosten. Alle drie de scenario’s waren identiek, op twee cruciale details na: hoeveel tijd hadden Perlis en zijn team om de olievelden te bezetten en de pijpleiding te verleggen, voor het belegerde Iraanse bewind zou ontdekken wat er aan de hand was? En punt twee: wat was de slagkracht van het leger op het moment dat de overname van het olieveld bekend zou worden? Op dat moment zou Halliday de Amerikaanse strijdkrachten al hebben laten afbuigen om zich te verenigen met de niet-bestaande inheemse beweging en met die hulp zou het gehele gebied hermetisch worden afgesloten.
Iemand anders kwam de tent binnen. Hij verwachtte opnieuw een bericht over de vlucht van Arkadin, keek omhoog en begon al, hij was er opeens zeker van dat het Moira was. Zijn hart begon te bonken, de adrenaline pompte door zijn lijf, voor hij besefte dat het Fiona maar was, een ander lid van zijn eliteteam dat met hem was meegekomen. Met haar rode haar en haar fijne gelaatstrekken, als van porselein, rijkelijk besprenkeld met sproeten, leek ze helemaal niet op Moira, maar toch had hij Moira gezien.
Jarenlang was hij er heilig van overtuigd geweest dat hij alleen lichamelijke pijn kon voelen. Niets had hij gevoeld bij het overlijden van zijn ouders of toen zijn beste schoolvriend omkwam bij een verkeersongeluk. Hij herinnerde nog hoe hij in de brandende zon, terwijl de kist naar beneden werd gevierd, naar de epische borsten van Marika DeSoto had staan staren, hun klasgenootje, en zich had afgevraagd hoe ze zouden voelen. Het was simpel om naar Marika’s borsten te staren want iedereen huilde; iedereen huilde, behalve hij.
Hij wist zeker dat er iets mis was met hem, er ontbrak een essentieel onderdeel aan hem, een cruciale verbinding met de buitenwereld, waardoor alles aan hem voorbijgleed als tweedimensionale beelden op een bioscoopscherm. Tot Moira hem op een of andere manier als een virus had geïnfecteerd. Waarom zou het hem ook maar iets uitmaken wat zij aan het doen was, of hoe hij haar had behandeld toen ze onder zijn commando stond?
Liss had hem voor Moira gewaarschuwd, of liever gezegd, voor zijn relatie met haar, die Liss had getypeerd als ‘ongezond’. ‘Ontsla haar en neuk haar,’ had Liss in zijn bekende compacte stijl gezegd, ‘of vergeet haar. Hoe dan ook, zet haar uit je hoofd voor het te laat is. Dit is je al eerder overkomen, met rampzalige gevolgen.’
Het probleem was echter dat het al te laat was: Moira had zich vastgezet op een plek in hemzelf waar hij niet bij kon. Buiten hemzelf was zij de enige persoon die driedimensionaal leek, die leefde en ademde. Hij verlangde wanhopig dat zij in zijn nabijheid was, maar had geen idee wat hij moest doen als het zover was. Als hij met haar te maken had, voelde hij zich als een kind, zijn woeste koude haat verborg zijn angst en zijn onzekerheid. Misschien zou je kunnen zeggen dat hij wilde dat ze van hem hield, maar omdat hij zelf niet van iemand kon houden, had hij ook geen enkel idee wat liefde nu precies inhield, hoe het zou voelen, en zelfs niet waarom hij er eigenlijk naar zou moeten verlangen.
Maar natuurlijk wist hij diep vanbinnen, in die bonkende kern van hem, wel degelijk wat hij verlangde, hij wist waarom hij niet hield van Moira en zelfs niet van de gedachte aan haar. Moira stond simpelweg symbool voor iemand anders, iemand wier leven en sterven een schaduw over zijn ziel had geworpen, alsof ze de duivel was, of als ze niet de duivel was, dan toch zeker wel een demon, of een engel. Zelfs nu was hij nog zo in haar ban dat hij haar naam niet kon uitspreken, of zelfs maar denken, zonder een scheut door zich heen te voelen trekken van – ja, van wat? – van angst, razernij, verwarring, mogelijk alle drie tegelijk. De waarheid was dat zij het was geweest die hem had geïnfecteerd, niet Moira. De gruwelijke waarheid was dat die onafgebroken wraakzuchtige razernij tegen Moira in feite tegen hemzelf was gericht. Hij was er zo zeker van geweest dat hij elke gedachte aan Holly voor altijd had uitgebannen, maar het verraad van Moira had de verzegelde bewaarplaats opengebroken waar hij de herinnering aan haar had opgeborgen. Precies deze herinnering bracht hem ertoe de ring aan zijn wijsvinger aan te raken met een uiterst behoedzaam gebaar, zoals dat van een kok die test hoe warm het hengsel van een gloeiende braadpan is. Hij wilde het ding niet meer zien, hij wilde dat hij het ding nooit gezien had, er nooit van had gehoord. Toch was de ring al jaren in zijn bezit en had hij hem nooit afgedaan, om wat voor reden dan ook. Het was alsof Holly en de ring met elkaar versmolten waren, alsof haar essentie in die ring was vervat, in weerwil van alle wetten van de natuurkunde, de biologie of welke wetenschap dan ook en hoe onmogelijk dat ook zou lijken. Hij liet zijn oog er weer op vallen. Dat zo’n klein dingetje hem zo totaal kon hebben verslagen.
Hij voelde zich koortsig nu, alsof het virus oprukte naar een nieuwe, dodelijke fase. Hij tuurde naar het Bardem-programma zonder zijn gebruikelijke concentratie op te kunnen brengen. ‘Onthoud mijn advies, makker,’ zo had Liss hem gezegd: ‘Vaker wel dan niet zijn vrouwen de ondergang van een man.’
Stortte het allemaal in elkaar, bestond er in de wereld dan alleen maar verlies? Hij schoof de laptop bruusk terzijde, stond op en beende de tent uit, de vreemde atmosfeer van Iran in. De architectonische spinnenwebben van de oliebronnen omsloten het gebied als gevangenistorens. Het pompende geluid vulde de olieachtige lucht met het lage, gestage gebrom van mechanische dieren die rondslopen door hun kooien. Het schurende geluid van de slecht onderhouden versnellingsbakken van de ouderwetse vrachtwagens klonk door de middaghitte en de geur van ruwe olie hing altijd in de lucht.
Daarbovenuit kwam nu het lawaai van de straalmotoren van het toestel van Air Afrika, een zilveren buis die zich aftekende tegen het wazige en gemarmerde blauw van de hemel. Arkadin en zijn mannen konden elk moment gaan landen. De lucht zou spoedig gaan knetteren van lichtspoorkogels, ontploffingen en rondvliegende granaatscherven.
Tijd om aan de slag te gaan.
‘Vertel me alsjeblieft dat dit een grap is,’ zei Peter Marks, terwijl hij samen met Willard het Mexicaanse restaurant in liep en ze de man op de achterste muurbank zagen zitten. Op die gestalte na waren Marks en Willard de enige klanten. De ruimte rook naar gefermenteerd graan en verschaald bier.
‘Ik maak nooit grappen,’ zei Willard.
‘Dat is knap balen, zeker nu.’
‘Vraag me niet om mezelf te verbeteren,’ antwoordde Willard vrij bits, ‘want dat kan ik niet.’
Ze waren in een deel van Virginia dat Marks niet kende. Dat je kon ontbijten in een Mexicaans restaurant was voor hem een verrassing. Willard hief een arm omhoog en Marks vatte dat op als een uitnodiging om door te lopen naar achteren. De man die daar in zijn eentje zat was gekleed in een duur donkerblauw maatpak, een lichtblauw overhemd en een marineblauwe das met witte bolletjes. In zijn linker knoopsgat prijkte een emaillen replica van de Amerikaanse vlag. Hij dronk iets uit een hoog glas waar een groene stengel boven uitstak. Een mint julep cocktail, zou Marks hebben gedacht, als het niet halfacht in de ochtend was geweest.
Hoewel Willard hem trachtte tegen te houden, begon Marks luidkeels te protesteren. ‘Die man is de vijand, hij is de verdomde antichrist voor de hele inlichtingengemeenschap. Zijn bedrijf spot met alle wetten en doet alles wat wij niet mogen doen en ontvangt daar ook nog eens goddeloze hopen geld voor. Terwijl wij in de buik van het beest door de stront ploeteren, zit hij hier lekker zijn Gulfstream vi’s te verkopen.’ Hij schudde zijn hoofd, koppig tot het laatste moment. ‘Echt, Freddy, ik denk niet dat ik het kan.’
‘“Elke route om hem onder onze wielen te pletten,” dat waren jouw woorden.’ Willard glimlachte triomfantelijk. ‘Wil je deze oorlog winnen of wil je blijven toekijken hoe de droom van de Oude Man door het toilet van de NSA wordt gespoeld?’ Zijn glimlach werd nu bemoedigend. ‘Je zou denken dat je na al dat geploeter door de stront in de buik van het beest, zoals jij dat noemt, wel zou snakken naar wat frisse lucht. Kom op. Na de eerste schok kan het alleen maar meevallen.’
‘Beloofd, pappie?’
Willard lachte besmuikt. ‘Dat is de juiste instelling.’
Hij nam Marks bij de arm en voerde hem mee over de vloer van linoleumtegels. Terwijl ze de bank naderden, leek de man beiden in te schatten. Met zijn donkere golvende haar, zijn hoge voorhoofd en zijn doorgroefde gelaatstrekken, zag hij eruit als een filmster. Je moest meteen denken aan Robert Frost, maar je zag ook trekjes van anderen, daar was Marks zeker van.
‘Goedemorgen, heren. Gaat u zitten.’ Oliver Liss zag er niet alleen uit als een filmster, hij klonk ook zo. Hij had een rijke, diepe stem die zijn keel uit rolde met beheerste kracht. ‘Ik heb de vrijheid genomen al wat drankjes te bestellen.’ Hij hief zijn hoge bevroren glas. Marks en Willard kregen hetzelfde geserveerd. ‘Het is chai met ijs, gekruid met kaneel en nootmuskaat.’ Hij nipte van zijn drankje en nodigde hen uit hetzelfde te doen. ‘Ze zeggen dat kaneel bij hoge doses psychedelische effecten heeft.’ Zijn glimlach wist over te brengen dat hij deze theorie succesvol had getest.
Alles aan Oliver Liss straalde trouwens succes uit, ook volgens de meest veeleisende maatstaven. Maar hij en zijn beide partners hadden Black River dan ook niet van de grond af opgebouwd met puur geluk en een paar geheime fondsen. Terwijl Marks aan zijn drankje nipte had hij het gevoel dat een nest groefkopadders zich in zijn ingewanden aan het nestelen was.
Inwendig vervloekte hij Willard: waarom had hij niet de kans gekregen zich op deze ontmoeting voor te bereiden? Hij probeerde uit zijn geheugen alles op te dreggen wat hij ooit over Oliver Liss had gehoord of gelezen en moest tot zijn verbijstering constateren dat het niet zo heel veel was. De man opereerde achter de schermen – een van de andere partners, Kerry Mangold, was degene die Black River naar buiten toe vertegenwoordigde – en er was gewoon heel weinig over hem bekend. Het schoot Marks te binnen dat hij Liss ooit gegoogeld had en dat hij slechts een onthutsend kort biografietje had weten te vinden. Liss was kennelijk een weeskind en hij was opgegroeid in een serie kindertehuizen in Chicago tot hij op zijn achttiende zijn eerste volledige baan kreeg bij een aannemersbedrijf. Het was blijkbaar een aannemer met pit en goede contacten, want in een oogwenk was Liss aan het werk voor de campagne van de senator van de desbetreffende staat, voor wie de aannemer in Highland Park een huis had gebouw van achttienhonderd vierkante meter. De man werd gekozen en nam Liss mee naar Washington D.C. De rest was geschiedenis, zoals men zegt. Liss was ongehuwd en had voor zover bekend in het geheel geen familie. Kort gezegd, hij leefde achter een gordijn van lood, waar zelfs het internet niet achter kon doordringen.
Marks probeerde tijdens het drinken van de thee geen vies gezicht te trekken. Hij was een koffiedrinker en verafschuwde elke soort thee, vooral thee die vermomd was als iets anders. Dit smaakte als een kopje Gangeswater.
Iemand anders had wellicht om het ijs te breken zoiets gezegd als: ‘Vind u het lekker?’ Maar Liss was naar het zich liet aanzien volstrekt niet geïnteresseerd in het breken van ijs of in enige andere vorm van conventionele communicatie. Hij richtte daarentegen zijn ogen, van dezelfde diepblauwe kleur als zijn das, op Marks en zei: ‘Willard vertelt me veel goeds over je. Klopt dat allemaal?’
‘Willard liegt niet,’ zei Marks.
Dit antwoord ontlokte de lippen van Liss een zweem van een glimlach. Hij bleef aan die gore thee nippen, zonder zijn blik ooit te laten afdwalen. Hij scheen nooit te hoeven knipperen met zijn ogen, altijd al een verontrustende eigenschap, maar zeker bij iemand in zijn positie.
Er werd eten geserveerd. Kennelijk had Liss niet alleen hun drankjes besteld, maar ook hun ontbijt. Dat bestond uit vers beboterde maïstortilla’s en roereieren met uien en pepers, overgoten met een oranje chilisaus waar Marks mond bijna acuut van verkoolde. Na zijn eerste nonchalante hap slikte hij stevig door en daarna smeerde hij zijn gezicht zo ongeveer vol met tortilla en zure room. Water drinken zou het brandende gevoel slechts verplaatsen van zijn maag naar zijn weinig omvangrijke darmstelsel.
Liss was zo vriendelijk te wachten tot de tranen niet meer uit Marks ogen dropen. Toen zei hij: ‘Wat Willard betreft heb je helemaal gelijk. Tegen zijn vrienden liegt hij niet.’ Het leek alsof de conversatie zonder enige onderbreking verder was gegaan. ‘Alle anderen, tja, die zien zijn leugens zo ongeveer aan voor de ziel van de waarheid.’
Willard liet niet blijken of hij zich door deze woorden gevleid voelde. Hij beperkte zich ertoe zijn voedsel op te eten, langzaam en methodisch als een priester, met een sfinxachtige blik.
‘Luister,’ zo ging Liss verder, ‘als je het niet erg vindt, vertel dan eens wat meer over jezelf.’
‘Je bedoelt een bio, een cv?’
Liss ontblootte heel even zijn tanden. ‘Vertel me iets over jezelf wat ik nog niet weet.’
Kennelijk bedoelde hij iets persoonlijks, een onthulling. Exact op dit moment besefte Marks opeens dat Willard al langer met Oliver Liss in gesprek was, mogelijk al sinds geruime tijd. ‘Het is al opnieuw opgestart,’ had Willard tegen hem gezegd, duidend op Treadstone. Opnieuw had hij het gevoel dat hij in de rug gelopen werd door de quarterback van zijn eigen team – geen goed gevoel bij zo’n belangrijke ontmoeting.
Hij haalde de schouders op. Het had geen zin ertegenin te gaan, hij was hier nu, hij kon het spel nu net zo goed gewoon meespelen. Het was trouwens Willards ding, hij liftte alleen maar mee. ‘Een week voor de eerste verjaardag van mijn trouwdag kwam ik iemand tegen – een danseres – een balletdanseres nota bene. Ze was erg jong, nog geen tweeëntwintig, ruim twaalf jaar jonger dan ik. Negentien maanden lang zagen we elkaar één keer per week, met de regelmaat van een klok en toen was het opeens zomaar voorbij. Haar gezelschap ging op tournee, naar Moskou, Praag en Warschau, maar dat was de reden niet.’
Liss leunde achterover, haalde een sigaret tevoorschijn, en stak die ook op, hoewel dat wettelijk verboden was. Waarom zou hij zich daar iets van aantrekken? dacht Marks zuur. Hij is de wet.
‘Wat was de reden dan wel?’ vroeg Liss op merkwaardig zachte toon.
‘Om je de waarheid te vertellen, dat weet ik niet.’ Marks schoof zijn etensresten over zijn bord. ‘Het is zoiets raars. Die geilheid – dat kwam opeens en was ook opeens weer weg.’
Liss blies een rookpluimpje uit. ‘Ik neem aan dat je nu gescheiden bent?’
‘Ik ben niet gescheiden. Maar ik vermoed dat je dat al weet.’
‘Waarom zijn jij en je vrouw niet uit elkaar gegaan?’
Dat hadden zijn informanten hem niet kunnen vertellen. Mark haalde zijn schouders op. ‘Ik ben altijd van mijn vrouw blijven houden.’
‘Ze heeft je dus vergeven?’
‘Ze is er nooit achter gekomen,’ zei Marks.
De ogen van Liss schitterden nu als saffieren. ‘Je hebt haar niets verteld?
‘Nee.’
‘Je voelde nooit de noodzaak haar iets te vertellen, het op te biechten?’ Hij dacht even na. ‘De meeste mannen zouden dat wel doen.’
‘Er viel haar niets te vertellen,’ zei Marks. ‘Mij is iets overkomen – zoals de griep – en daarna was het weer over.’
‘Alsof het nooit gebeurd was.’
Marks knikte. ‘Zo ongeveer.’
‘Het zijn verdomme die olievelden! Moira kletste met haar vlakke handpalm tegen haar voorhoofd. ‘Lieve hemel, waarom heb ik dat niet meteen begrepen, het ligt zo voor de hand!’
‘Het ligt voor de hand omdat je nu alles weet,’ voegde Humphry Bamber daaraan toe.
Ze zaten in de keuken van Christian Lamontierre en aten rosbief en sandwiches van volkorenbrood met havartikaas, door Bamber toebereid met behulp van wat hij had aangetroffen in de rijk voorziene koelkast. Ze besproeiden de maaltijd met Badoit, een Frans mineraalwater. Bambers laptop stond voor hen op tafel, Bardem draaide de drie scenario’s die Noah in het softwareprogramma had ingevoerd.
‘Ik vermoedde het al toen ik voor het eerst The Big Bow Mystery las van Israel Zangwill.’ Humphry Bamber slikte een mondvol sandwich door. ‘Het is het eerste echte gesloten-kamer-verhaal, hoewel Herodotus in de vijfde eeuw voor Christus ongelofelijk genoeg al speelde met het idee. Maar Zangwill introduceerde in 1892 het concept van misleiding, en dat werd vanaf dat moment de toetssteen voor alle verhalen over zogenaamd onoplosbare misdaden.’
‘En operatie Pinprick is een klassiek geval van misleiding.’ Moira bestudeerde de scenario’s met toenemende fascinatie en vrees. ‘Maar op zo’n grootscheepse schaal dat niemand zonder Bardem door zou krijgen dat het confisqueren van de olievelden de werkelijke reden was voor de inval in Iran.’ Ze wees naar het scherm. ‘Dit gebied, Noahs operatiegebied, Shahrake Nasiri-Astara – ik heb er nu een paar rapporten van de inlichtingendiensten over gelezen. Er komt ten minste een derde van de Iraanse olieproductie vandaan.’ Ze wees weer verder. ‘Valt je op hoe klein het gebied is? Dat maakt het kwetsbaar voor een aanslag met een relatief kleine troepenmacht die het juist daarom ook weer eenvoudig kan verdedigen. Voor Noah is het perfect.’ Ze schudde haar hoofd. ‘Mijn God, dit is briljant – gestoord, huiveringwekkend, onvoorstelbaar zelfs – maar beslist briljant.’
Bamber haalde nog een fles Badoit uit de koelkast. ‘Ik begrijp het niet.’
‘Ik ben nog niet zeker van alle details, maar wel is duidelijk dat Black River een pact met de duivel heeft gesloten. Iemand op een hoge positie in de regering van de Verenigde Staten heeft er bij ons op aangedrongen dat er iets moest gebeuren tegen de snelle ontwikkeling van het Iraanse nucleaire programma, dat het evenwicht in het gehele Midden-Oosten dreigt te verstoren. Wij – en andere verstandige regeringen – hebben er via de passende diplomatieke kanalen op aangedrongen dat Iran daarmee zou stoppen en de kernreactoren zou ontmantelen. Het antwoord van Iran was het trekken van een lange neus. Vervolgens hebben wij en onze bondgenoten een economische boycot geprobeerd, maar daar moeten de Iraniërs gewoon om lachen, omdat we hun olie nu eenmaal nodig hebben. Bovendien zouden zij de Straat van Hormuz kunnen afsluiten, en daarmee zouden alle olietransporten uit de opeclanden in de hele regio stil komen te liggen.’
Ze stond op, legde haar bord in de gootsteen en ging weer aan tafel zitten. ‘Iemand hier in Washington heeft besloten dat we met het oefenen van geduld weinig opschieten.’
Bamber fronste. ‘En?’
‘Dus besloten ze de zaak te forceren. Ze hebben het neerhalen van ons vliegtuig aangegrepen om een oorlog te beginnen tegen Iran, maar er is kennelijk ook een nevenoperatie.’
‘Pinprick.’
‘Precies. Wat we uit Bardem kunnen afleiden is dat een kleine groep mensen van Black River gebruik gaat maken van de chaos die ontstaat door een invasie met grondtroepen om de olievelden van Shahrake Nasiri-Astara over te nemen, met volle instemming van de regering, zodat we onze economische ontwikkeling veel meer in eigen hand krijgen. Met die Iraanse olie hoeven we niet langer te soebatten met Saoedi’s, Iraniërs, Venezuela of welk ander opecland dan ook. Amerika is dan voor wat betreft olie volledig onafhankelijk geworden.’
‘Maar dat landjepik met die olievelden is illegaal, neem ik aan.’
‘Mwah. Maar om wat voor reden dan ook lijkt niemand zich daar op dit moment druk over te maken.’
‘Wat ben je nu van plan te gaan doen?’
Dat was natuurlijk de vraag van één miljard dollar. Normaal gesproken zou ze Ronnie Hart hebben gebeld maar Ronnie was dood, daar had Noah – zij was er vrij zeker van dat het Noah was geweest – wel voor gezorgd. Ze miste Ronnie nu meer dan ooit, maar schaamde zich voor de egoïstische reden van haar emotie, en ze schroomde om dat toe te geven. Op dat moment dacht ze aan Soraya Moore. Ze had Soraya ontmoet via Bourne en ze mocht haar wel. Dat ze een gedeeld verleden hadden stoorde haar niet, ze was niet van het jaloerse type.
Hoe kon ze Soraya bereiken? Ze klapte haar telefoon open en belde het hoofdkwartier van Typhon. De directeur, zo kreeg ze te horen, verbleef in het buitenland. Toen ze vertelde hoe urgent haar telefoontje was, vroeg men haar even aan de lijn te blijven. Iets meer dan zestig seconden later was de telefonist alweer aan de lijn.
‘Geeft u mij het nummer waar directeur Moore u kan bereiken,’ zei hij.
Moira dicteerde haar mobiele nummer en verbrak de verbinding, in de vaste verwachting dat haar verzoek verloren zou gaan in de wirwar van bureaucratische rompslomp en andere berichten waar Soraya’s elektronische postvak wel voortdurend door overstroomd zou worden. Ze was dan ook verbijsterd toen er na tien minuten een logo op het schermpje verscheen dat een oproep uit het buitenland aankondigde.
Ze hield de telefoon tegen haar oor. ‘Hallo?’
‘Moira? Je spreekt met Soraya Moore. Waar ben je? Zit je in de problemen?’
Moira lachte van opluchting toen ze de stem van de andere vrouw hoorde. ‘Ik ben in D.C. en ja, ik heb in de problemen gezeten, maar dat is over. Luister, ik heb nieuws voor je.’ Snel en methodisch deed ze verslag, van wat ze wist over de moord op Jay Weston, en de moord – dat wist ze nu zeker – op Steve Stevenson, plus de dood van Ronnie Hart. ‘Het komt allemaal uit bij het softwareprogramma dat Noah Perlis besteld heeft.’ Vervolgens beschreef ze de werking van Bardem, hoe ze aan een kopie was gekomen, en wat dat onthulde over de plannen van Black River om de Iraanse olievelden te confisqueren.
‘Wat ik me niet kan voorstellen is dat zo’n complex plan is opgezet na de terroristische aanslag op dat vliegtuig bij Caïro.’
‘Dat is ook niet zo,’ zei Soraya. ‘Ik ben op dit moment in Khartoum en ik zal je nu uitleggen waarom.’ En ze vertelde Moira wat zij en Amun Chalthoum hadden ontdekt over de Iraanse Kowsar 3-raket en over het vierkoppige Amerikaanse commando dat de raket over de Soedanese grens naar Egypte had gesmokkeld. ‘Dus het is ook veel groter dan alleen Black River en bepaalde elementen binnen de regering. Zelfs Noah dringt zonder hulp van de Russen niet door tot Nikolai Yevsen.’
Moira begreep nu waarom niemand zich druk maakte over de illegale landjepik van de olievelden. Als de Russen betrokken waren bij operatie Pinprick dan zouden zij de aandacht van de wereldwijde publieke opinie in de juiste richting weten af te buigen.
‘Moira,’ zei Soraya nu, ‘die vier mannen hebben we gevonden in de buurt van Khartoum. Ze waren één keer in het hoofd geschoten, als een executie, en de lijken zijn gedumpt in ongebluste kalk. Maar we wisten van alle vier iets vreemds te redden. Het ziet eruit als hondenpenningen, maar de tekst erop is gecodeerd.’
Moira hoorde haar hart door haar borst bonken. ‘Dat klinkt als de identificatieplaatjes die Black River meegeeft aan hun medewerkers te velde.’
‘Dan zouden we kunnen bewijzen dat personeel van Black River die raket heeft afgevuurd. We zouden die onbekookte en zelfzuchtige oorlog kunnen tegenhouden.’
‘Ik moet ze zien om het zeker te weten,’ zei Moira.
‘Ik stuur ze per koerier naar je toe,’ zei Soraya. ‘Mijn kameraad hier zegt dat hij ervoor kan zorgen dat je ze morgenochtend hebt.’
‘Dat zou fantastisch zijn. Als ze inderdaad zijn wat we nu denken, dan kan ik ze binnen een paar uur laten onderzoeken. Ik moet er alleen voor zorgen dat ze niet in verkeerde handen vallen.’
‘Vermijd in elk geval CI,’ zei Soraya. ‘Er is een nieuwe directeur, M. Errol Danziger. Hoewel zijn benoeming nog niet officieel is aangekondigd, heeft hij de zaak al overgenomen en hij is de man van minister Halliday.’ Ze haalde even adem. ‘Heb je bescherming nodig? Ik kan binnen twintig minuten mijn mensen bij je hebben, waar je ook bent.’
‘Heel erg bedankt, maar voorlopig is het maar beter dat zo min mogelijk mensen weten waar ik zit.’
‘Begrepen.’ Er volgde nu een wat langere pauze. ‘Ik heb de laatste tijd veel over Jason nagedacht.’
‘Ik ook.’ Moira bedacht hoe blij ze was dat Jason dit allemaal niet mee hoefde te maken. Hij had tijd nodig om te helen, lichamelijk en geestelijk. Op een haar na sterven was niet iets waar je in een paar weken of maanden overheen kwam.
‘Er valt veel over hem te herinneren.’ Een halve wereld verder bedacht Soraya dat ze Jason meteen na dit gesprek op zou bellen om hem bij te praten.
‘Dat delen we toch?’
‘Vergeet hem niet, Moira,’ zei Soraya vlak voor ze de verbinding verbrak.