28 ‘Ja’

1981

Twee dagen later ontmoetten we elkaar in het geheim. Madjid wilde mijn antwoord horen op een moment dat we alleen waren, weg van stemmen en verwachtingen. En zo kwam het dat Madjid en ik elkaar voor het eerst omhelsden op ons favoriete plekje, even buiten het schilderachtige kustdorpje Tabarja. De blauwe Middellandse Zee likte aan onze blote voeten en strekte zich uit onder een wolkenloze hemel. Je kon niet zien waar de zee eindigde en de lucht begon, en ergens in al dat blauw werd ik overspoeld door de wonderbaarlijke betovering van de liefde.

Madjid keek me aan, zijn doordringende ogen zwart in het blauwe licht.

‘Ik heb met je broer gepraat. Je weet dat ik dat eerst moest doen …’ verbrak hij de spanning.

‘Wil je met me trouwen, Amaal?’ vroeg hij in oprecht, toegewijd blauw, de zee en de lucht zijn kameraden en medesamenzweerders toen hij de vraag stelde.

Ik had gewacht tot ik hierop kon antwoorden. Ik had voor de spiegel geoefend met ‘Ja’ zeggen. Een blij verrast ‘Ja’. Een nuchter ‘Ja, natuurlijk wil ik dat’. Zo veel voorbereiding, alleen om dat ene woordje te zeggen.

Maar het enige waartoe ik in staat was, was bevestigend knikken, en mijn lichaam wierp zich in zijn armen, absorbeerde het prachtige blauw dat knisperde van liefde.

Hij streek met zijn lippen over de mijne, trok me dichter tegen zich aan en ik had het gevoel dat ik mijn hele leven geleefd had voor die kus.

‘Ik hou van je’, zei hij.

De volmaaktste woorden.

Wat je ook voelt, je houdt het binnen. Mama had ongelijk. ‘Ik hou ook van jou’, fluisterde ik in zijn oor, en ik liet me gewillig in mijn woorden vallen.

Ik luisterde naar de adem die bij me binnenkwam en me weer verliet in Madjids armen. Ik was me er nog nooit zo van bewust geweest, of zo dankbaar, dat ik leefde. Dat ik al dat blauw ervoer.

We gingen samen terug om het nieuws te vertellen. Enkele leerlingen van me voegden zich bij ons toen we door de straatjes liepen. Ze begroetten ons, giechelden, renden weg, kwamen weer terug, gilden: ‘Ad-Doektoer Madjid en al-Abla Amaal gaan trouwen!’ en renden toen weer weg.

De brede schouders van Madjid die naast me bewogen, de muziek van zijn voetstappen, het schrapen van zijn keel wekten een droom tot leven die mijn leven compleet veranderde en waardoor hij voor immer in het middelpunt zou staan.