31 Nogmaals Philadelphia

1982

==

De aarde is ons aan het insluiten,

duwt ons door de laatste doorgang,

en we rukken onze ledematen af om die te kunnen passeren … Waarheen moeten wij gaan na de laatste grenzen?

Waarheen moeten de vogels vliegen na de laatste hemel?

==

– Mahmoed Darwiesj, ‘The Earth Is Closing on Us’, geschreven in de nasleep van het vertrek van de plo uit Libanon.[94]

Om negen uur, in de ochtend van 16 mei 1982, zesentwintig uur na mijn vertrek uit Beiroet, arriveerde ik in Philadelphia, in de vreugdeloze leegte van het daar niet willen zijn. Het leek wel in een vorig leven dat ik voor het eerst in die stad was geweest, onzeker lopend, bang dat een roltrap me zou meesleuren, en jaloers vanwege Lisa Haddads haar.

Er was werk aan de winkel en dus belde ik meteen dr. Mohammed Maher, Madjids vroegere mentor in Engeland, die nu als professor in Philadelphia werkte.

‘Amaal, ik verwachtte je telefoontje al’, zei hij, met een hese stem, waar zijn leeftijd en een welgemoedheid in doorklonken. ‘Wacht alsjeblieft op me bij de bagageafhaalruimte. Ik ben er binnen een half uur.’

Wat ik niet wist was dat Madjid al maandenlang met dr. Maher had gecorrespondeerd om van alles te regelen. Ik had zelfs al een baan. Ik zou klinische-testrapporten opstellen ten behoeve van federale audits.

‘Het wordt goed betaald. Ik moet alleen een bewijs overleggen van je afstuderen. Maar als je iets anders wilt gaan doen, dan help ik je.’

Hij beschouwde Madjid als een zoon. Dus: ‘Alsjeblieft, ik zou het fijn vinden als je me Ammoe noemt, of gewoon Mohammed als je daar de voorkeur aan geeft. Maar niet van dat doctorgedoe.’

Ik was geroerd en wist even niet wat ik moest zeggen. ‘Dank u wel’ was veel te gebrekkig om mijn dankbaarheid te uiten. Ik zei in het Arabisch: ‘Moge Allah u genadig zijn en u een overvloed aan goedheid schenken. Uw vriendelijkheid, doctor … Ammoe Mohammed, ik word er verlegen van.’

Het leven was hier veel sneller. Dat was ik vergeten. Binnen twee weken had ik een training achter de rug voor mijn werk, was ik bij een verloskundige geweest en was ik vijfmaal bij de immigratiedienst langsgegaan. Mijn man mocht de Verenigde Staten binnenkomen, maar het zou nog ‘minimaal een maand’ duren voor er besloten werd of Fatima een visum kreeg of niet.

De dame van de ins, die talloze strakke Afrikaanse vlechtjes had en een vriendelijke glimlach, zei: ‘Ik weet dat het hier een puinhoop is. Maar ik doe wat ik kan om de zaak te bespoedigen.’

‘Dank u wel.’ Moge Allah naar je glimlachen met overvloed en liefde.

De stad was veranderd tijdens mijn afwezigheid. West-Philadelphia was vervallen tot een miasma van door drugs geplaagde armoede. In de gezichten van de zware matriarchen, die nog steeds hun dagen sleten op hun veranda, overheerste nu wanhoop waar zich vroeger gezag had doen gelden.

Oude vrienden – Angela Haddad, Bo Bo en Jimmy. ‘Fijn om je weer te zien, Amaal.’ Een flatje in het noordoostelijke deel van de stad, omdat ik de Mahers niet tot last wilde zijn.

Terwijl ik in afwachting was van mijn familie, en mijn dagen doorkwam met hardnekkige hoop en sporadische telefoongesprekken met mijn man of Fatima, namen Ammoe Mohammed en zijn vrouw Elizabeth de rol op zich van surrogaatfamilie. Ze waren bijna vijftig jaar getrouwd. Ze hadden in de gezondheidszorg gewerkt, hij als arts en zij als verpleegster, en op de vlaktes van Afrika geleefd van de bescheiden salarissen van hulporganisaties. Terug in de Verenigde Staten, met een royaal inkomen, voelden ze een grote rusteloosheid, en een verlangen naar kinderen om hen heen. Hoewel ze voor hun leeftijd, ruim over de zeventig, nog in goede conditie verkeerden, was hun lichaam brozer geworden en minder vitaal en waren ze gedwongen hun tempo wat te laten zakken. Ze rekruteerden nu jonge gezondheidswerkers om hun werk bij Artsen Zonder Grenzen voort te zetten. Een taak die ze met liefde op zich namen, maar het was niet voldoende. Mijn komst, met een groeiend leven in mijn buik, gaf hun een nieuwe impuls. De instinctieve affiniteit van mensen op leeftijd voor baby’s en kinderen, latent en onloochenbaar, was voor hen nu een bron van genoegen en ze waren heel beschermend ten aanzien van mij en mijn opzwellende buik.

Elizabeth zag erop toe dat ik goed at, vitamines innam en regelmatig voor controle ging. Ze bleef altijd in de buurt wanneer ik nummers in Libanon of van de ins draaide en weer draaide, om de teleurstelling met me te delen als ik weer eens geen verbinding kreeg of er nog steeds geen uitsluitsel was.

Haar grijzende blonde haar, kort boven de nek, krulde achter haar oren op een manier die ijdelheid uitsloot. Haar lange lijf bewoog zich met rechte rug door haar dagen, en haar slanke, lichtelijk artritische vingers kregen zelden respijt van haar vastberadenheid om de wereld te redden en intussen het leven van haar man op orde te houden. Haar ochtenden begonnen met koffie, iets wat ze zich de afgelopen veertig jaar had onthouden. Dan maakte ze het rode vlinderdasje van Ammoe vast, dat net zo bij hem hoorde als zijn hazelnootbruine ogen. Ze namen afscheid met een bruine lunchzak en een zoen, een ritueel van hun liefde dat in al de jaren van hun huwelijk niet veranderde.

Elizabeth was met pensioen gegaan toen Ammoe een baan aannam aan de universiteit van Pennsylvania. Ze spendeerde haar tijd aan hun medische liefdadigheidswerk, aan behandelingen in kuuroorden – een vorm van decadentie die ze onlangs had ontdekt – en drie keer per week aquarobics. Mijn komst bracht verandering in dat patroon en naarmate de datum van de bevalling naderbij kwam, besteedde ze meer en meer tijd aan mij en ons moeder-dochtercontact. Nog steeds sliep ik vaker bij hen in de logeerkamer dan in mijn eigen appartement.

De dagen zonder bericht van Madjid, Joessoef, Fatima en de ins begonnen zich rondom me op te stapelen. Een geheel van leegte en onheilspellende voorboden in het avondnieuws. En toen, op 6 juni 1982, stortte alles in elkaar.

Israël viel Libanon aan.

Ik schonk geen aandacht aan het kleine televisieschermpje in de keuken. Maar Ammoe wel en ik zag de verandering op zijn gezicht voor ik het nieuws hoorde. We hadden allemaal al wekenlang onze adem ingehouden en nu bewoog wat we hadden gevreesd zich traag, als een wolk, over Ammoes gelaat, het onttrok de kleur aan zijn gezicht en maakte dat het bij de hoeken van zijn kaken slap neerhing.

Ik hoorde het schrille geluid van de tv terwijl ik hem in zijn droevige ogen keek.

‘Een grootscheepse invasie.’ ‘Hevige luchtbombardementen.’ ‘Een negentigduizend man sterk invasieleger trekt op langs de kust van Libanon.’ De televisie had als kop ‘Operatie Vrede voor Galilea’ gekozen. Onder die naam werd het in de geschiedenis bekend.

Operatie, zo werden woorden geweld aangedaan. Madjid voerde operaties uit om levens te redden.

Vijf eindeloos durende uren lang bleef ik zijn nummer draaien, maar de telefoonlijnen in Libanon raakten overbelast door de bezorgdheid van familieleden die elkaar probeerden te bereiken, terwijl Israël met de systematische vernietiging begon van de communicatiemiddelen in het land. Eindelijk spleet de hemel open. Een straal van zoete genade raakte mijn wereld toen ik mijn man aan de lijn kreeg en ik zijn stem hoorde.

‘Habiebati. O God, jouw stem is alles wat ik nodig heb om me deze hel te helpen doorstaan’, zei hij, alsof hij regels in mijn eigen hart las. Ik had hem te pakken gekregen in het ziekenhuis, dat was omgeven door het oorlogsgeweld. Ik kon het gedreun van bommen horen, gedempt door de afstand, en het loeien van de sirenes van ziekenwagens. Het gegil van angst ver weg, waar ik wilde zijn.

‘Madjid, kom nu, alsjeblieft’, smeekte ik.

‘Habiebati, er worden honderden gewonden binnengebracht en het ziekenhuis heeft al een groot personeelstekort. Ze hebben me nodig. Er zijn al zo veel artsen weggegaan. Blijf alsjeblieft waar je bent en zorg voor onze baby. Ik kom … Ik beloof dat we gauw samen zullen zijn.’

Niet wetend wanneer we elkaar weer zouden kunnen spreken, bleven we aan de lijn, we vulden elke seconde met een liefde die naar we zwoeren altijd zou blijven bestaan. Hij beloofde dat hij in het ziekenhuis zou blijven.

‘Ik heb gedroomd dat je van een meisje beviel, kleine Sara, en dat we aan de kust bij Sidon picknickten. Weet je nog dat we onze namen daar in het zand hebben geschreven?’

Ik kon nauwelijks iets uitbrengen. ‘Natuurlijk weet ik dat nog’, zei ik huilend. ‘Ik heb haar gezien bij de echoscopie.’

‘Haar?’

‘Ja. We krijgen een meisje. We krijgen Sara.’

Er volgde een lange stilte. ‘Alles welbeschouwd ben jij de enige die telt. Jij bent degene aan wie ik iets verschuldigd ben, meer dan wie dan ook hier. Is het niet, liefste? Ik hou meer van je dan je je kunt voorstellen. Misschien heb ik hier alles gedaan wat ik kan.’

Kleine Sara.

Al gauw was het tijd om op te hangen, een taak die leek op het draaien aan een ventiel waardoor de lucht in één keer uit mijn longen zou wegstromen. Maar Madjid zou nu naar me toe komen en het zou een kwestie van dagen zijn, hoogstens een week.

Ik wendde me tot God met de directheid van een vrouw die een serieuze eed aflegt. Als U mijn familie in deze moeilijke tijd behoedt, zal ik zo leven dat ik Uw barmhartigheid verdien. Ik bad en bad. Zoals Dalia in een andere tijd en op een andere plaats had gebeden. In een andere oorlog.

Hun telefoonlijnen bleven afgesneden.

Iedere dag haalde ik spinnewebben weg van de duistere voorgevoelens die ik ’s nachts had en ik slofte door mijn dagen, het nieuws op de voet volgend. Ik draaide en draaide maar telefoonnummers, aangestoken met doodsangst. Ariel Sharon liet zijn leger Libanon binnenmarcheren – ‘de oase van het Midden-Oosten’ genoemd omdat het er zo mooi was – en belegerde twee slopende maanden lang Beiroet, waarbij Israël de bevolking water, elektriciteit en medische zorg onthield.

Mijn hart werd metalig, verlood met kranteninkt en de blikkerige klank van nieuwslezers. In de lounge van ons kantoor, een televisieverslaggever: ‘Humanitaire organisaties waarschuwen voor …’ Ik kon er niet naar luisteren.

‘De directie zou eens wat moeten doen aan het eten hier’, zei een van mijn collega’s. Anderen beklaagden zich over het gebrek aan parkeerplaatsen: ‘Het is te ver, verdorie, zeker als het regent.’

Ik had geen contact meer met Madjid en voelde me alsof ik ook het contact met het leven aan het verliezen was.

Bommen en nog meer mensen op wie ze vielen. Ik bad en belde het Rode Kruis. Belde de ins. Alstublieft. Ze deden wat ze konden, en nee, ik kon er niet heen. Alle vluchten waren opgeschort. Hoe moet mijn familie dan hierheen komen? De bbc toonde hoge flatgebouwen die als droge, gebarsten klei verkruimelden; iedereen die zich binnen bevond werd verpletterd.

‘Israël slaat terug tegen de plo, een terroristische organisatie die tot doel heeft Joden af te maken, zoals de atleten in München.’ Israëls doel was, volgens de officiële verklaringen, zichzelf te verdedigen; het verjagen van de plo, een zesduizend leden tellende verzetsbeweging.

In augustus was het resultaat: zeventienenhalfduizend burgers gedood, veertigduizend gewond, vierhonderdduizend ontheemd en honderdduizend dakloos. Libanon bleef verwoest en verkracht achter, zonder een infrastructuur voor voedsel of water. Israël beweerde dat het was gedwongen tot de inval om de vrede te bewaren. ‘Wij zijn hier voor de vrede. Dit is een vredesmissie.’

Tientallen jaren later, nog steeds op zoek naar het lot dat me was vergeten, ploos ik de vredesverslagen door. In zijn epische memoires, Pity the Nation, The Abduction of Lebanon, beschreef de Britse correspondent Robert Fisk Israëlische fosforgranaten:

==

Het verhaal dat dr. Shammaa deed was gruwelijk, en haar stem brak terwijl ze het vertelde. ‘Ik moest de baby’s pakken en ze in emmers water zetten om de vlammen te doven’, zei ze. ‘Toen ik ze er een half uur later uit pakte, stonden ze nog steeds in brand. Zelfs in het mortuarium hebben ze nog urenlang gesmeuld.’ De volgende ochtend haalde Amaal Shammaa de lichaampjes op uit het lijkenhuis om ze te begraven. Tot haar afschuw vlogen ze toen weer in brand.

Ronald Reagan zond Philip Habib als bemiddelaar; hij wist een staakt-het-vurenakkoord te bereiken waarin werd bepaald dat de plo Libanon zou verlaten. Joessoef moest vertrekken of sterven. Hij vertrok, want dat was de enige manier waarop Fatima en de baby’s buiten gevaar zouden blijven. Zeiden ze.

De plo trok zich pas terug uit Libanon nadat vs-gezant Philip Habib en Alexander Haig een expliciete garantie hadden gegeven dat de Verenigde Staten van Amerika – met het gezag en de belofte van de president, Ronald Reagan – de veiligheid zou garanderen van de vrouwen en kinderen die weerloos in de vluchtelingenkampen zouden achtergebleven. Philip Habib ondertekende het document persoonlijk.

Zo werd de plo naar Tunesië verbannen, met de zwart-op-wit gestelde belofte van de Verenigde Staten op zak. Het lot van mijn dierbaren lag in de vouwen van deze belofte van Ronald Reagan.

[94] Mahmoed Darwiesj, geliefd en befaamd hedendaags Palestijns dichter.