46 Stukjes van God
2002-2003
Ari kwam een paar weken later zijn belofte na en nam Sara mee naar Ein Hod. Ze hadden David ook uitgenodigd en gedrieën liepen ze door het dorp. Het terrein was bezaaid met moderne beeldhouwwerken. Enkele kunstenaars, voor het merendeel Franse Joden, zaten buiten te werken aan landschapsschilderijen en inwoners liepen rond in korte broeken en zomerjurken. ‘Dit is het huis van je familie’, zei Ari, wijzend naar een prachtig stenen huis met mooie tuinen en fruitbomen.
‘Kunnen we erin?’ vroeg Sara.
‘We kunnen het vragen.’ Ari klopte op de deur.
Een aantrekkelijke Joodse vrouw van voor in de dertig verscheen in de deuropening. Zodra ze besefte dat de aanwezigheid van de Palestijnse vreemdelingen aan haar deur een nostalgisch doel diende, weigerde ze hun de toegang.
‘Ik begrijp al waar het om gaat. Je moet weten dat dit nu óns huis is’, zei ze. ‘Trouwens, de baby ligt te slapen.’ Met die woorden deed ze de deur dicht en de aspirant-gasten vertrokken weer.
Sara nam foto’s van de stallen, ooit het onderkomen van Ghanoesj en Fatoema. Ze had haar oudoom Darwiesj beloofd een bezoek te brengen aan dat stenen gebouw, zetel van zijn dierbaarste herinneringen. Drie van zijn zoons, neven van Amaal, hadden deel uitgemaakt van het verzet en waren tijdens gevechten gedood. De anderen waren gevangengenomen en Darwiesj had in die periode gewenst dat de dood hem zou komen halen. Maar hij overleefde in zijn rolstoel – in een meest naar binnen, laagstgelegen ruimte.
David en Ari vonden het graf van Basima waar de begraafplaats was geweest, vlak boven het dorp. De meeste grafstenen waren weggehaald. Maar een groep witgestreepte rode rozen stak boven het hoge gras uit.
‘Hier ongeveer hebben we haar begraven’, zei Ari. ‘Dalia heeft deze rozen geplant.’
Sara had zich inmiddels bij Ari en David gevoegd. Tijdens hun laatste dagen samen had Amaal haar dochter over het graf en de rozen verteld. Met het verhaal nog vers in het geheugen, wist ze meteen waar de mannen naar keken.
‘Moeten we niet een Fatiha zeggen voor mijn overgrootmoeder Basima?’
‘Natuurlijk’, zei Ari.
‘Wilt u me hem leren? De Fatiha?’ vroeg David ten slotte.
‘Natuurlijk.’
Voor de dag ten einde was, reed Sara nog een stukje door naar de kust bij Haifa. Ze had haar tante Hoeda beloofd om foto’s van de zee te maken. Haar hele leven had Hoeda haar meisjeswens, naar de zee gaan, ‘gewoon om te zitten, want ik kan niet zwemmen’, niet kunnen vervullen.
In Jenin vond Sara ten slotte de uitgebreide familie waar ze naar had verlangd. Hoeda werd een moederlijke vriendin. Haar oudoom Darwiesj had een heel aantal neven en nichten voortgebracht – in de eerste, tweede en derde graad. Maar ze hield het meest van Mansoer.
Een jaar na het overlijden van haar moeder was Sara nog steeds in Jenin, ze hielp nog steeds bij de trage wederopbouw met behulp van incidentele hulpfondsen van rijke Golfstaten. Ze kreeg een baan bij een Franse ngo en woonde bij Hoeda. Haar oom David kwam vaak langs, evenals Jacob. Zo verschillend als ze allemaal waren, ze vonden elkaar in hun gedeelde verlies en de hoop op rust, en samen vormden ze een soort familie.
Na de dood van zijn zus stopte David met drinken. Dit schreef hij op Sara’s website, www.aprilblossoms.com:
==
Ik drink niet meer, zus. Dat heb ik op de een of andere manier aan jou te danken. Ik zal nooit volledig jood of moslim zijn. Nooit helemaal Palestijns of Israëlisch. Door jouw acceptatie stel ik me ermee tevreden om alleen menselijk te zijn. Jij begreep dat ik, ofschoon ik tot grote wreedheid in staat was, ook tot diepe liefde in staat ben.
Sara werd uiteindelijk uitgezet naar de Verenigde Staten, waar ze een baan kreeg bij de nieuwszender Al-Jazeera. Haar neef Jacob kwam met haar mee en ging studeren aan Temple University, Amaals alma mater. Het zag ernaar uit dat hij voor de wiskunde was geboren, net als zijn oom Joessoef.
Tijdens Sara’s verblijf in Jenin kon ze zich borg stellen voor een visum voor Mansoer, van wie ze was gaan houden als van de broer die ze nooit had gehad. Osama werd vrijgelaten uit de Israëlische gevangenis en hij en Hoeda moedigden hun zoon aan om te gaan. Kort nadat Sara was teruggekeerd naar haar huis in Pennsylvania stuurde ze hem dan ook een vliegticket, zodat hij zich bij haar en Jacob kon voegen en in het oude Victoriaanse huis kon komen wonen dat haar moeder had gerestaureerd en waar Sara was opgegroeid.
Dit schreef David hierover op www.aprilblossoms.com:
==
Ik hoorde van Hoeda en Osama dat Mansoer aan de kunstacademie studeert en parttime met Sara samenwerkt. ‘Hij doet het goed’, zei Hoeda. ‘Ik krijg alsmaar brieven. Kijk’, ze liet me een stapel post zien. ‘Moet je horen wat hij hier schrijft’, zei ze en ze las me een passage voor waarin hij schreef wat een indruk het maakte om in een wereld zonder militaire bezetting te leven. Hij had nooit een idee gehad van hoe stimulerend het voor de geest is wanneer je kunt leven zoals je zelf wilt en je je vrijelijk kunt bewegen.
Ik ga vaak bij Hoeda en Osama op bezoek. Ze maakt zulk heerlijk eten en ze zijn er erg goed in om me op het rechte pad te houden wanneer de behoefte aan drank me te machtig wordt. ‘Hier, neem een hoeka’, zegt Osama dan, en dan roken we samen moe’assal. De honingappeltabak vind ik het allerlekkerst.
Gisteren was ik er nog en Osama maakte een opmerking over hoe onze kinderen als broers en zus samen in jouw huis in Pennsylvania wonen. Een Amerikaanse, een Israëli en een Palestijn. ‘Is dat niet mooi?’ zei Hoeda, wier tijgerogen de mooiste ogen zijn die ik ooit heb gezien.
‘Ja, inderdaad’, zei ik, terwijl ik de rook van honingappeltabak inhaleerde.
==
Liefs, David
Liefs, Isma’iel