5
Donderdag 8 oktober 2009
Ik zit in Lauries kantoortje als ik iemand mijn naam hoor roepen. Ik denk aan Rachel Hines en bevries, alsof ik mezelf onzichtbaar kan maken door me niet te verroeren. Dan klinkt er nog meer geschreeuw en ik herken de stem: Tamsin.
Ik ben nog net op tijd bij de receptie om het eind van wat op een vreemde dans lijkt mee te maken. Als ik niet beter wist, zou ik denken dat Maya en Tamsin hem samen hadden bedacht: telkens als Tamsin een stap vooruit zette, ging Maya voor haar staan, of stak ze een arm uit om haar tegen te houden.
‘Fliss, wil je alsjeblieft tegen haar zeggen dat ik hier moet zijn? Ik word hier behandeld als een indringer.’
‘Doe dit nou niet, Tam,’ zegt Maya ernstig. ‘Dit is voor ons allemaal gênant. We hebben toch afgesproken dat gisteren je laatste dag was.’
‘Ik heb haar gevraagd om hier te komen,’ zeg ik. ‘Ik heb iemand nodig die me de ins en outs van de film vertelt, en aangezien er van Laurie vanochtend geen spoor te bekennen was en ik hem ook op geen enkel nummer te pakken kan krijgen... En trouwens, hij is toch...’ Ik stop, en vraag me af wat ik eigenlijk had willen zeggen. Hij is toch weg? Hij is toch niet goed snik? ‘Ik had een betrouwbare expert nodig, dus heb ik Tamsin gebeld.’
‘Ik bied mijn diensten gratis en voor niets aan,’ zegt Tamsin blijmoedig. Ze draagt een strakke, roze met oranje jurk die er nieuw en duur uitziet. Ik vraag me af hoe ik tactvol zou kunnen checken of ze soms van plan is al haar geld aan luxe zaken op te maken voor ze zich van een rots stort.
Ik ken Tamsin: ze is uiteindelijk te laf voor dat gedoe met die rots, maar vóór die tijd stort ze zich wel in torenhoge schulden om vervolgens weer een ander onzinnig plan te omarmen.
‘Kijk, ik heb zelfs mijn eigen drinken meegebracht,’ zegt ze. ‘Een oud flesje waar mineraalwater in heeft gezeten, uit de tijd dat ik me zulke dingen nog kon veroorloven, vol met lekker goedkoop kraanwater. Mjammie.’ Ze zwaait ermee voor Maya’s gezicht. ‘Zie je wel? Geen verborgen wapens.’
‘Heel fijn dat je me hierover hebt ingelicht, Fliss.’ Maya trekt haar neus op als een beledigd konijn, en zet een stap naar achteren, in de richting van haar kantoor. Ze loopt de hele ochtend al tegen me te zeiken. Ik doe allerliefst, en zeg stralend ‘hallo’ maar ik krijg alleen wat gegrom als antwoord. Binary Star is vandaag een heel ander bedrijf. Iedereen houdt zich op de vlakte, en niemand kijkt een ander aan. Het lijkt wel alsof het kantoor in de rouw is.
Vanwege Laurie.
Ik grijp Tamsin bij de arm en sleur haar door de gang naar de kamer die ik moet gaan zien als mijn nieuwe, condensvrije kantoor, en ik mompel: ‘En bedankt voor deze bijdrage.’ Ik smijt de deur achter me dicht. Als Laurie terugkomt en er in wil, heeft hij mooi pech. Hij zei zelf dat ik vanaf maandag zijn baan had, en het enige wat ik nu doe is de nieuwe situatie twee werkdagen naar voren halen. Dan komt hij me hier maar weghalen.
Laat hem alsjeblieft komen.
‘Graag gedaan.’ Tamsin ploft in Lauries stoel en legt haar voeten op zijn globe. Haar gezicht betrekt. ‘Je bedoelde het sarcastisch, hè?’
‘Nou, dat verhaal over dat je te arm bent om nog mineraalwater te kunnen kopen had je wel achterwege mogen laten wat mij betreft. Ik moet hier nog werken, Tam.’
‘Ik dacht anders dat jij vanochtend meteen je ontslag zou indienen?’
‘Ik ben van gedachte veranderd.’
‘Hoezo dat?’
Er is geen reden om het haar niet te vertellen, hoewel ik niet zeker weet of iemand anders het wel kan begrijpen. ‘Ik heb vanochtend mijn moeder gebeld en ik heb haar verteld dat ik het niet prettig vond om meer betaald te krijgen dan ik in alle redelijkheid waard ben, dat Maya en Raffi me niet zien zitten, en zulke dingen.’
‘En toen zei zij dat je je niet zo moest aanstellen?’ raadt Tamsin.
‘Niet helemaal. Ze opperde dat ik tegen hen zou kunnen zeggen dat ik het geen prettig idee vond om zo veel te verdienen en of we niet een salaris overeen konden komen ergens tussen het mijne nu en dat van Laurie, zodat we allemaal tevreden zouden zijn. En ik hoorde haar dat zeggen en ik zou zweren dat ik mezelf hoorde praten, o zo redelijk en bescheiden. Ik klonk net als zij, een bange, ambitieloze grijze muis, en...’ Ik haal mijn schouders op. ‘Laurie had gelijk. Niemand vraagt om minder geld. Het kan me niet schelen wat Maya en Raffi van me vinden, maar... ik zou mijn zelfrespect verliezen als ik niet zou proberen om hier iets van te maken.’ En ik voel me geroepen om eraan toe te voegen: ‘Ook al denk ik stiekem dat ik absoluut geen honderdveertigduizend pond per jaar waard ben.’
‘Je lijdt aan het Omgekeerde L’Oréalsyndroom,’ zegt Tamsin. ‘“Because I’m not worth it.” Dus, je gaat de film maken?’
‘Jij denkt dat ik het niet kan, hè?’
‘Als een ander het kan, kan jij het ook,’ zegt ze achteloos. ‘Waarom zou je het niet kunnen?’
Ik overweeg haar te vertellen waarom het in mijn geval anders ligt dan in het geval van Laurie of wie dan ook bij Binary Star, en waarom ik de namen Yardley, Jaggard en Hines niet kan horen zonder dat ik er ijskoude rillingen van krijg.
Ik heb mijn moeder niet over Lauries film verteld. Ik heb het wel over de promotie en de salarisverhoging gehad, maar niet over waar ik aan moet gaan werken. Niet dat ze me zou tegenhouden. Mama zou nog eerder naakt over straat dansen dan dat ze iets zou doen waar ruzie van kan komen.
Tamsin is de enige collega aan wie ik het ooit heb proberen uit te leggen. Het probleem is dat zij nooit heel lang haar klep kan houden. Dat is dit keer niet anders. ‘De vraag is, is er nog wel een film als Ray Hines je op je eigen stoep heeft laten staan? Heb je al met Paul Yardley gesproken? En heb je Sarah Jaggard alweer aan boord weten te krijgen?’
‘Ik heb nog helemaal niets gedaan.’
‘Los van het willekeurig uitspreiden van de inhoud van vijf dozen over de vloer,’ zegt Tamsin aarzelend terwijl ze naar de papieren kijkt waarmee zowel de vloer als elk ander oppervlak in de kamer bezaaid ligt.
‘Ik was ergens naar op zoek, maar ik kon het niet vinden. Zegt de naam Wendy Whitehead jou iets?’
‘Nee.’
‘Denk je dat er een kans is dat ik die ergens in deze stapel zal aantreffen? Ik had al zo veel mogelijk gescand, maar...’
‘Hou daar maar mee op,’ zegt Tamsin. ‘Ik ken alle namen, zelfs al zijn ze maar één keer genoemd. Ik ken elke getuige-deskundige, elke gezondheidszorgmedewerker, elke advocaat...’
‘En alleen Wendy? Misschien is ze getrouwd en heet ze ondertussen anders? Of is ze juist gescheiden.’
Tamsin denkt even na. ‘Nee,’ zegt ze dan. ‘Geen Wendy’s. Hoezo?’
‘Ze belde me gisteravond.’
‘Wendy Whitehead?’
‘Rachel Hines.’
Ze rolt met haar ogen. ‘Dat weet ik, daar was ik bij, weet je nog?’
‘Nee, ik bedoel later. Nadat ze weg was gereden zonder uit haar auto te stappen. Bijna meteen daarna. Ze bood haar excuses aan, en ze zei dat ze nog steeds met me wilde praten, maar dat ik naar haar toe zou moeten komen.’
‘Zei ze ook waarom ze was weggereden?’
‘Nee. Ik zag haar kijken naar iets achter mij, net alsof... Ik weet niet, het leek net of ze over mijn schouder naar iemand stond te staren, maar toen ik me omdraaide stond er niemand. En toen ik me weer naar haar omkeerde reed ze al weg.
‘Denk je dat ze iets heeft gezien wat haar heeft afgeschrikt?’
‘Wat zou ze dan gezien kunnen hebben? Ik zweer het je, er was niets te zien. Alleen ik. Er kwam niemand voorbij, en mijn buren keken ook niet door het raam.’
Tamsin fronst. ‘Dus wie is die Wendy Whitehead dan?’
Ik aarzel. ‘Misschien kun je dat maar beter niet weten.’
‘Is het zo erg dan?’
Ik weet niet hoe ik die vraag moet beantwoorden zonder het haar te vertellen.
‘Doet Joe het achter mijn rug om met iemand anders?’ Tamsin schopt de globe omver. ‘Dat kan er namelijk ook nog wel bij.’
Onwillekeurig moet ik lachen. Joe zou Tamsin nooit bedonderen. Zijn favoriete hobby is om nergens moeite voor te doen. Je ziet gewoon voor je hoe hij naar andere vrouwen kijkt en denkt: nah, laat maar, ik heb er thuis al eentje. ‘Het heeft niets te maken met jouw privéleven,’ zeg ik. Ik trek de spanning niet meer, ook al ben ik degene met de informatie, en niet degene die erop zit te wachten. ‘Rachel Hines zei dat Wendy Whitehead haar zoon en dochter heeft vermoord.’
Tamsin snuift en zakt weer achterover in Lauries stoel. Mijn stoel. ‘Er was niemand thuis toen Marcella Hines doodging behalve zijzelf en Ray. Net als in het geval van Nathaniel, vier jaar later – hij was ook alleen thuis met zijn moeder toen hij stierf. Wendy Whitehead was daar zeer zeker niet bij, als die al bestaat. Wat veel interessanter is: waarom liegt Ray Hines, en waarom nu?’ Ik doe mijn mond open maar ik ben niet snel genoeg. ‘Ik weet al waarom,’ zegt Tamsin. ‘Om jou om haar vinger te winden.’
‘Maar wat kan ik dan doen? Naar haar toe gaan? De politie bellen?’ Ik heb mezelf deze vragen vannacht ook steeds gesteld, want ik werd elk halfuur wakker.
‘Je moet zeker bij haar langsgaan,’ zegt Tamsin. ‘Ik ben wel benieuwd. Ik ben altijd al nieuwsgierig naar haar geweest – het is een vreemd mens. Ze heeft er alles aan gedaan om Laurie op afstand te houden, maar van jou krijgt ze kennelijk maar geen genoeg.’
Als er ook maar de allerkleinste kans bestaat dat dat waar is, dan zou ik het bij de politie moeten melden. En als die Wendy Whitehead echt blijkt te bestaan, maar ze Marcella en Nathaniel Hines niet heeft vermoord? Dan wordt ze misschien verhoord of zelfs gearresteerd, en dan heb ik een onschuldige vrouw in de problemen gebracht. Dat kan ik niet maken, niet zonder dat ik er zelf eerst meer over te weten probeer te komen. Niet zonder dat ik er eerst zeker van ben dat Rachel Hines mij niet voor haar karretje spant.
Waarom heeft Laurie me niet teruggebeld? Ik heb op elk nummer dat ik kon verzinnen een boodschap voor hem achtergelaten, en gezegd dat ik dringend zijn advies nodig heb.
Marcella en Nathaniel. Nu ken ik hun namen. Ik heb er nooit zo over nagedacht of ik kinderen wilde, maar als ik die zou willen, zou ik ze nooit zulke namen geven. Dat is het soort naam dat je uitkiest voor iemand die het gaat maken. Ik vraag me af of dat weer een symptoom is van mijn Omgekeerde L’Oréalsyndroom; hoe wil ik mijn kinderen dan noemen, Johnnie en Anita? Omdat ik het niet waard ben.
Wayne Jupiter Benson Nattrass. Godallemachtig, Felicity, doe normaal!
Waarom heeft Rachel Hines tot nu toe gewacht voor ze de naam van Wendy Whitehead noemde? Waarom ging ze liever naar de gevangenis dan dat ze de waarheid zei?
‘Vertel me eens wat over haar,’ zeg ik tegen Tamsin. ‘Vertel me alles wat je weet.’
‘Over Ray? Die heeft geen geluk gehad wat haar echtgenoot betreft, dat is een ding dat zeker is. Heb je de transcripten van Lauries gesprekken met Angus Hines weleens gelezen?’
‘Nog niet.’
‘Die zitten daar ook ergens tussen.’ Tamsin knikt naar de berg papier. ‘Zoek ze maar, het is de moeite waard. Je denkt dat het niet waar kan zijn dat die Angus zulke dingen heeft gezegd, tot je de krantenartikelen vindt waarin hij wordt geciteerd en waarin hij precies dezelfde dingen zegt.’ Ze schudt haar hoofd. ‘Heb je dat ook weleens, dat je iets rechtstreeks van iemand hoort, iets waar ze helemaal niet om zouden liegen, en dat je hen toch niet kunt geloven?’
‘Wat doet hij? Wat voor werk heeft hij?’
‘Hij is een soort van redacteur bij London on Sunday. Hij heeft Ray meteen aan de dijk gezet toen het vonnis werd uitgesproken. Paul Yardley en Glen Jaggard zijn totaal anders. Die hebben hun vrouw de hele rit onvoorwaardelijk bijgestaan. Ik denk dat Ray Hines daarom ook zo raar is. Die heeft natuurlijk nog een extra trauma te verwerken gehad. Helen en Sarah werden door het systeem in de steek gelaten, maar niet door hun dierbaren. Hun families hebben nooit aan hun onschuld getwijfeld. Als je eenmaal kans hebt gezien om alle aantekeningen te lezen, dan zul je zien dat Helen en Sarah het steeds over hun man hebben als hun rots in de branding, allebei. Nou, die Angus was bepaald geen rots, die was niet eens een kiezelsteentje!’
‘En de drugs?’ vraag ik.
Tamsin kijkt niet-begrijpend. ‘Sorry, had ik wat voor je mee moeten nemen?’
‘Rachel Hines is toch aan de drugs?’
Ze rolt met haar ogen. ‘Hoe kom je daarbij?’
‘Ik heb weleens een stel vrouwen over haar horen praten in de metro. En ze zegt het zelf ook ergens...’ Ik kijk om me heen op zoek naar het juiste document, maar ik kan me niet herinneren in welke hoek van het kantoor ik dat heb laten vallen, of zelfs maar hoe het er ook weer uitzag.
‘Haar interview met Laurie,’ zegt Tamsin. ‘Lees dat nog maar een keer – als je dat tenminste nog kunt vinden in de puinhopen van wat ooit mijn onberispelijke archief was. Ze bedoelde het sarcastisch, ze veegde de vloer aan met de belachelijke publieke opinie die over haar was ontstaan. Zij is net zomin...’
De deur gaat open en Maya komt binnen met twee dampende bekers op een blaadje. ‘Zoenoffer,’ zegt ze vrolijk. ‘Groene thee. Fliss, ik moet je zo snel mogelijk spreken, liefje, dus maak het niet te lang. Zeg alsjeblieft dat we nog steeds vrienden zijn, Tam. We kunnen toch gewoon nog gezellig stappen samen, of niet?’
Tamsin en ik pakken onze bekers, te verbluft om iets te zeggen.
‘O, en deze had ik per ongeluk van de receptie meegenomen, schatje.’ Maya trekt een envelop uit haar spijkerbroek en geeft die aan mij. Ze schenkt ons een weeïge glimlach, zwaait met het dienblad in de lucht en vertrekt.
Een crèmekleurige envelop. Ik herken het handschrift van die twee andere enveloppen.
‘Groene thee?’ zegt Tamsin bits. ‘Slijm is groen. Snot is groen. Thee hoort helemaal niet groen te...’
‘Vertel me eens over Ray Hines en dat ze niet aan de drugs was,’ zeg ik terwijl ik de envelop aan de kant gooi. Ik weet al dat er getallen in staan, en dat ik toch niet begrijp wat die betekenen, dus ik kan ze net zo goed vergeten. Kennelijk vindt iemand dit een goeie bak, en dan kom ik er uiteindelijk vanzelf wel achter hoe het zit. Het zal Raffi wel zijn. Die is hier de grappenmaker. Zijn favoriete gespreksonderwerpen zijn de geestige dingen die hij allemaal heeft gezegd en hoe hard iedereen daar om moest lachen. ‘Als zij geen junk is of was, waarom zei iedereen dat dan?’ vraag ik, en ik probeer te klinken alsof ik nog steeds met Rachel Hines bezig ben.
Tamsin staat op. ‘Ik moet hier weg. Jij bent op het matje geroepen, en als ik blijf, vermoord ik straks nog iemand.’
‘Maar...’
‘Laurie heeft een artikel geschreven met de titel “De dokter die loog” – het ligt hier ergens in deze puinhoop. Alles wat je over Ray Hines moet weten staat daarin.’
‘In welke krant stond dat?’
‘Het is nog niet gepubliceerd. Maar het komt in de British Journalism Review te staan en de Sunday Times gaat een verkorte versie publiceren. Maar dat gebeurt allebei pas als Judith Duffy haar zaak voor de Raad voor de Gezondheidszorg verliest.’
‘En wat als ze die zaak wint?”
Tamsin kijkt me aan alsof ze nog nooit zoiets idioots heeft gehoord. ‘Lees het artikel maar, dan weet je waarom dat nooit zal gebeuren.’ Ze loopt het kantoor uit met een parodie op Maya’s zwaai en zegt: ‘Doedoei, schatje.’
Ik kan me inhouden ook al wil ik haar smeken me niet alleen te laten. Als ze eenmaal weg is, probeer ik mezelf ervan te overtuigen de crèmekleurige envelop zonder te openen in de prullenmand te gooien, maar zonder succes, want ik ben te nieuwsgierig – ik ben nieuwsgieriger dan ik bang ben.
Doe niet zo belachelijk. Het zijn maar wat stomme getallen op een kaartje – als je daar bang voor bent, ben je echt niet goed snik.
Ik scheur de envelop open en zie de bovenkant van wat eruitziet als een foto. Ik trek hem eruit, en voel ineens een steen in mijn maag. Het is een foto van een kaart met zestien getallen erop in vier rijen van vier. Iemand heeft de kaart dicht bij de lens gehouden om deze foto te kunnen nemen; aan beide kanten van de kaart zie ik vingers. Mannenvingers of vrouwenvingers, dat kan ik zo niet zien.
Ik zoek naar een naam of naar een andere tekst, maar er staat verder niets op.
Ik stop de foto weer in de envelop en doe hem in mijn tas. Ik zou hem graag weg willen gooien, maar als ik dat doe, kan ik de vingers die de kaart vasthouden niet meer vergelijken met Raffi’s vingers, of met die van iemand anders.
Laat je hierdoor niet over de kling jagen, want dat is juist de bedoeling van wie hier ook maar achter zit.
Ik zucht, en staar wanhopig naar de papieren op de grond. Door die envelop voel ik me alleen nog maar slechter over de hele toestand. Ik heb geen schijn van kans dat die film van Laurie er ooit komt. Ik weet het; iedereen weet het. Al die interviews en artikelen, de medische dossiers, het juridische jargon... het is me allemaal te veel. Het kost me maanden, zo niet jaren, om hier greep op te krijgen. Ik word misselijk van het idee dat dit nu allemaal mijn verantwoordelijkheid is. Ik moet de kamer uit, weg van al deze stapels.
Ik doe de deur achter me dicht en loop naar Maya’s kantoor, en ik hoop ergens dat ze me gaat ontslaan.
‘Stille wateren.’ Maya vouwt haar armen over elkaar en monstert me alsof ze op zoek is naar nog meer duistere kwaliteiten.
‘Nee hoor,’ zeg ik. Dan haal ik diep adem. ‘Maya, ik weet niet of ik wel zo geschikt ben om...’
‘Ray Hines belde me een paar minuten geleden, zoals je waarschijnlijk al wel weet.’ Uit haar bureau stijgen pluimpjes rook op. Die ondersteladetheorie van Tamsin klopt, zo te zien.
‘Wat... Wat wilde ze?’ vraag ik
‘De loftrompet over jou steken.’
‘Wat?’
‘Ze heeft me nog nooit gebeld en als ik haar belde, belde ze mij nooit terug. Klaarblijkelijk – hoewel ik dit voor het eerst hoor – had ze bedenkingen tegen Laurie, die ondankbare kakmadam.’ Maya glimlacht. Als een wassen beeld zo zou glimlachen, zou je het gemaakt vinden. ‘Het spijt me, Fliss, het was niet de bedoeling om alles op jou af te reageren, maar, jeetje, wat word ik hier pissig van. Als je weet hoe hard Laurie heeft gewerkt om haar vrij te krijgen, en dan waagt ze het nog te beweren dat ze hem nooit zo hoog had zitten... alsof we op haar oordeel zitten te wachten. Alsof Laurie een omhooggevallen Niemand uit Nergenshoven is in plaats van de meest gelauwerde onderzoeksjournalist van het land. Ze zei dat hij door de bomen het bos niet zag, alleen is ze zo stom dat ze dat verkeerd om zei. “Jij ziet door het bos de bomen niet meer”, dat zei ze letterlijk. Maar als hij er niet was geweest, dan zat zij nu nog in de gevangenis. Dat is ze even vergeten.’
Ik knik op een manier waar je alle kanten mee op kunt. Ik wil precies weten wat Rachel Hines over mij heeft gezegd, maar ik vind het te gênant om dat te vragen.
‘Heb jij toevallig enig idee waar Laurie uithangt?’ vraagt Maya.
‘Geen idee. Ik probeer hem al de hele morgen te pakken te krijgen.’
‘Dan is hij verdomme al vertrokken.’ Ze haalt haar neus op en kijkt uit het raam. ‘Let op mijn woorden – die zien we nooit meer terug. Hij zou hier nog tot vrijdag blijven.’ Ze bukt zich achter haar bureau. Als ze weer tevoorschijn komt, heeft ze een boordevolle asbak in de ene hand en in de andere hand een onmiskenbare, volkomen zichtbare sigaret. ‘Geen woord hierover,’ zegt ze zogenaamd voor de grap, maar het klinkt eerder als een waarschuwing. ‘Ik rook normaal nooit op kantoor, alleen nu even...’
‘Mij maakt het niet uit. Passief roken herinnert me er vooral aan hoe lekker ik de actieve versie vroeger vond.’ Bovendien voel ik me superieur aan die arme zwakke dwazen die nog niet zijn gestopt, maar dat zeg ik niet.
Maya neemt een flinke hijs. Ik ken niemand die er zo vreemd uitziet als zij. Op een bepaalde manier is ze best aantrekkelijk. Ze heeft een geweldig figuur, grote ogen en volle lippen, maar ze heeft totaal geen als zodanig herkenbare kin en nek. Waar bij andere mensen een kin en een nek zitten, heeft zij een vleeskleurige ballon die in de hals van haar blouse is gepropt. Ze draagt haar lange donkere haren elke dag hetzelfde: steil van boven en onderaan ingewikkeld gekruld, met een rode haarband. Als een victoriaanse pop.
‘Zeg het nou maar eerlijk, snoes,’ kirt ze. ‘Heb jij Ray Hines gevraagd om mij te bellen om jou de hemel in te prijzen?’
‘Nee.’ Nee, dat heb ik verdomme niet, brutale teef.
‘Ze zei dat ze je gisteren diverse keren had gesproken.’
‘Ze belde me en zei dat ze wilde praten. Ik bel haar straks om een afspraak te maken.’ Dat over Wendy Whitehead vertel ik er niet bij, en dat van die voortijdig afgebroken ontmoeting van gisteravond ook maar niet. Pas als ik weet waarom dat gebeurde, zal ik dat met tegenzin opbiechten.
‘Ze is je een stap voor.’ Maya pakt een stukje papier van haar bureau. ‘Zal ik zeggen waar je moet zijn? Marchington House, Redlands Lane, Twickenham. Ze wil dat jij daar morgenochtend om negen uur komt opdraven. Heb je nou al eens een auto?’
‘Nee, ik...’
‘Maar je bent de vierde keer toch geslaagd voor je rijexamen?’
‘Het was pas mijn tweede keer en nee, ik ben gezakt.’
‘Ach, jammer toch. De volgende keer lukt het vast. Dan neem je maar een taxi. Twickenham is niet te doen met het openbaar vervoer – je bent nog sneller op de Noordpool. En hou me op de hoogte. Ik wil weten waar Ray het zo graag met je over wil hebben.’
Wendy Whitehead. Ik haat het om dingen te weten die andere mensen niet weten. Mijn hartslag stijgt als iemand die steeds harder gaat lopen en niet wil toegeven dat hij eigenlijk wil rennen. Tamsin heeft gelijk: Rachel Hines wil me om haar vinger winden, en ze is bang dat het niet lukt. Ik heb haar vanochtend niet meteen teruggebeld. Het is halverwege de middag en ik heb nog steeds geen contact met haar opgenomen. En dus belt zij mijn directeur, in de wetenschap dat ik wel moet komen als Maya dat van me eist.
Ze is slim. Veel te slim om per ongeluk te zeggen dat hij door het bos de bomen niet meer ziet.
‘Fliss?’
‘Hm?’
‘Wat ik zei over die Niemand uit Nergenshoven... Dat sloeg niet op jou, hoor, ook al klonk het misschien zo.’ Maya schenkt me een lachje van: och-arm-schaap. ‘We moeten toch allemaal ergens beginnen, of niet?’