65
Dit was een nieuwe hel. Een nieuwe nachtmerrie. Ik ging zelfs zover dat ik probeerde mezelf wakker te schudden.
Maar ze stonden er toch echt. In hun nachthemd van bevuilde, gescheurde zijde en kant.
Elain snikte zachtjes en de doek voor haar mond was kletsnat van haar tranen. Nesta’s haar zat helemaal in de war, alsof ze had gevochten als een bergkat, en ze staarde nu hijgend naar ons. Naar de Ketel.
‘Je hebt een enorme fout gemaakt,’ zei de koning tegen Rhysand, mijn metgezel die zijn armen om me heen had geslagen, ‘toen je achter dat boek aanging. Ik had het niet nodig. Ik had er geen enkel probleem mee om het verborgen te laten blijven. Maar vanaf het moment dat jouw krachten begonnen rond te snuffelen… besefte ik dat ik me geen betere contactpersoon voor het mensenrijk kon wensen dan mijn pas wedergeboren vriend Jurian. Hij had net een maandenlang herstel achter de rug van dat proces en wilde dolgraag zien wat er van zijn oude huis was geworden, dus hij was maar al te graag bereid een lang bezoek af te leggen aan het vasteland.’
De koninginnen glimlachten nu naar hem, en ze bogen hun hoofd. Rhys’ armen verstrakten zich in een zwijgende waarschuwing om me heen.
‘De dappere, listige Jurian, die aan het eind van de Oorlog zo vreselijk had geleden, was nu mijn bondgenoot. Hij zou me helpen de koninginnen over te halen me te steunen. Uiteraard moest daar wel iets tegenover staan, maar wat dat was, doet er nu niet toe. Bovendien was het slimmer om samen te werken met mijn mannen en mij dan toe te staan dat jullie, de monsters van het Nachthof, zouden heersen en aanvallen. Jurian had gelijk toen hij de Majesteiten waarschuwde dat jullie zouden proberen het Boek in handen te krijgen – dat jullie hun leugens zouden voorschotelen over liefde en goedheid, terwijl hij met eigen ogen had gezien waartoe de Edelheer van het Nachthof allemaal in staat was. De held van de menselijke troepen, wedergeboren als mijn gebaar van vertrouwen naar de mensenwereld. Ik ben niet van plan het vasteland binnen te dringen, ik wil alleen maar met hen samenwerken. Mijn krachten beschermden hun hoven tegen nieuwsgierige ogen, zodat ze de voordelen ervan zouden inzien.’ Een spottende grijns naar Azriel, die zijn hoofd niet eens kon optillen om kwaad terug te kijken. ‘Wat een indrukkende pogingen om hun heilige plek binnen te dringen, schaduwzanger. En uiteraard het overtuigende bewijs voor de Majesteiten dat jullie hof bij lange na niet zo welwillend is als jullie willen doen geloven.’
‘Leugenaar,’ siste ik woest. Ik deed een stap bij Rhys vandaan en draaide me om naar de koninginnen. ‘Zij zijn de leugenaars en als jullie mijn zussen niet laten gaan, dan vermoord ik jullie.’
‘Horen jullie de dreigementen, de taal die ze in het Nachthof gebruiken?’ zei de koning tegen de sterfelijke koninginnen. Hun lijfwachten hadden zich inmiddels in een halve cirkel om ons heen opgesteld. ‘Ze hebben het over vermoorden, ze stellen ultimatums… Zij willen levens beëindigen. Ik wil juist leven géven.’
De oudste koningin, die had geweigerd mijn aanwezigheid en mijn woorden te erkennen, zei nu tegen hem: ‘Laat het ons zien. Laat ons het geschenk zien waarover u het had.’
Rhysand trok me weer tegen zich aan. Hij zei zacht tegen de koningin: ‘U bent een dwaas.’
De koning onderbrak hem: ‘Is dat echt zo? Waarom zou je gebukt gaan onder ouderdom en kwaaltjes wanneer datgene wat ik te bieden heb zoveel beter is?’ Hij gebaarde met een hand naar mij. ‘Eeuwige jeugd. Wil je soms ontkennen dat daar voordelen aan verbonden zijn? Een sterfelijke koningin die verandert in iemand die wellicht eeuwig kan regeren. Natuurlijk zijn er risico’s aan verbonden. De overgang kan… lastig zijn. Maar iemand met een sterke wil kan het overleven.’
De jongste koningin, die met het donkere haar, glimlachte even. De arrogantie van de jeugd – en die van verbitterde ouderdom. Alleen de twee anderen, de twee in het wit en het zwart, leken te aarzelen en gingen iets dichter bij elkaar staan, iets dichter ook bij hun lange lijfwachten.
De oude koningin hief haar kin. ‘Laat het ons zien. Toon ons dat het mogelijk is, dat het veilig is.’ Ze had het al eens eerder over eeuwige jeugd gehad en me toen vinnig toegesproken. Verraderlijk kreng.
De koning knikte. ‘Waarom denkt u dat ik mijn goede vriendin Ianthe heb gevraagd te achterhalen wie Feyre Archeron graag voor de eeuwigheid bij zich zou willen hebben?’ Hoewel mijn afschuw mijn oren vulde met een overweldigende stilte wierp ik toch een blik op de koninginnen en mijn vraag was ongetwijfeld van mijn gezicht te lezen. ‘O, ik heb het eerst aan hen gevraagd. Ze vonden het kennelijk te… onbehouwen om twee jonge, misleide vrouwen te verraden. Beschouw hen maar als mijn huwelijkscadeau aan jullie samen,’ voegde hij er tegen Tamlin aan toe.
Tamlins gezicht verstrakte. ‘Wat?’
De koning hield zijn hoofd schuin en genoot wat elk woord. ‘Volgens mij was de hogepriesteres van plan het je na je terugkeer vertellen, maar heb jij je nooit afgevraagd waarom zij dacht dat ik de afspraak kon ontbinden? Waarom ze het idee zo vaak ter sprake bracht? De hogepriesteressen hebben duizenden jaren lang moeten gehoorzamen aan de Edelheren. Tijdens de jaren die ze in dat buitenlandse hof doorbracht… stond ze echt heel erg open voor nieuwe dingen. Zodra we elkaar hadden leren kennen, zodra ik haar had verteld hoe het zou zijn als Prythian was bevrijd van de Edelheren en de hogepriesteressen met hun gratie en wijsheid zouden heersen… Tja, er was niet veel overredingskracht voor nodig.’
Ik kon elk moment gaan overgeven. Het strekte Tamlin tot eer dat hij keek alsof dit voor hem ook gold.
Luciens gezicht was betrokken. ‘Ze heeft hen verraden. Ze heeft Feyres familie aan u overgeleverd.’
Ik had Ianthe van alles over mijn zussen verteld. Ze had ernaar gevraagd. Had gevraagd wie ze waren, waar ze woonden. En ik was zo dom geweest, zo in de war… Ik had haar alles verteld.
‘Overgeleverd?’ De koning snoof minachtend. ‘Of juist gered van de ketens van een sterfelijke dood? Ianthe heeft me verteld dat het twee wilskrachtige vrouwen waren, net als hun zus. Ze zullen het ongetwijfeld wel overleven. En aan de koninginnen tonen dat het inderdaad mogelijk is. Zolang je maar sterk genoeg bent.’
Mijn hart stond stil. ‘Wáág het niet…’
De koning liet me niet uitspreken. ‘Ik raad jullie aan om je schrap te zetten.’
Toen brak de hel los in de zaal.
Een witte, oneindige, afschuwelijke kracht beukte op ons in.
Het enige wat ik wist was dat Rhysands lichaam dat van mij afschermde toen we op de vloer werden gesmeten en hij een harde kreet van pijn slaakte toen de kracht van de koning hem vol trof.
Cassian draaide zich half om en spreidde zijn vleugels uit om Azriel te beschermen.
Zijn vleugels… zijn vleugels…
Cassians vleugels werden compleet aan flarden gereten door klauwen van pure kracht en zijn schreeuw was het afschuwelijkste geluid dat ik ooit had gehoord. Mor vloog op hem af, maar het was al te laat.
Rhys kwam vrijwel meteen weer in beweging, alsof hij op de koning wilde afstormen, maar toen raakte de kracht ons weer, en nog eens. Rhys viel met een harde klap op zijn knieën.
Mijn zussen krijsten dwars door de doek voor hun mond heen. Elains schreeuw was echter een waarschuwing. Een waarschuwing om…
Tamlin kwam van rechts, mijn onbeschermde kant, op me af rennen om me eindelijk te kunnen vastpakken.
Ik wierp een mes naar hem, zo hard ik kon.
Hij moest wegduiken om het te ontwijken. Toen hij zag dat ik het tweede al klaar had in mijn hand, deinsde hij achteruit en staarde hij met open mond van mij naar Rhys, alsof hij het metgezelverbond tussen ons opeens kon zien.
Ik draaide me met een ruk om naar de soldaten die nu dichterbij kwamen en ons insloten. Tijdens mijn draai zag ik dat Cassian en Azriel op de grond lagen, en dat Jurian zachtjes lachte bij het zien van het bloed dat uit Cassians uiteengereten vleugels gutste.
Er waren nog slechts wat repen van over.
Ik kroop naar hem toe. Mijn bloed. Misschien was het wel genoeg…
Mor, die op haar knieën naast Cassian had gezeten, stoof nu met een wraakzuchtige brul op de koning af.
Hij stuurde een straal kracht op haar af. Ze ontweek hem, had al een mes klaar in haar hand en…
Toen slaakte Azriel een kreet van pijn.
Ze verstijfde en bleef op een halve meter van de troon staan. Haar mes kletterde op de vloer.
De koning stond op. ‘Wat ben je toch een krachtige koningin,’ zei hij zacht.
Mor deinsde achteruit. Stapje voor stapje.
‘Echt een aanwinst,’ zei de koning, die haar nu met zijn donkere ogen verslond.
Azriel hief zijn hoofd op uit de plas van zijn eigen bloed op de vloer en snauwde met ogen vol woede en pijn tegen de koning: ‘Raak haar niet aan.’
Mor keek naar Azriel, en in haar ogen was echte angst te lezen. Angst, en nog iets anders. Ze hield pas stil toen ze geknield naast hem zat en een hand tegen zijn wond drukte. Azriel siste, maar bedekte haar bebloede vingers met die van hem.
Rhys ging tussen de koning en mij in staan toen ik me op mijn knieën naast Cassian liet vallen. Ik rukte het leer weg dat mijn onderarm bedekte.
‘Stop de mooiste er maar eerst in,’ zei de koning, die Mor alweer was vergeten.
Ik draaide me om, en werd onmiddellijk van achteren vastgegrepen door de bewakers van de koning. Rhys stond direct naast me, maar Azriel slaakte meteen een kreet en kromde zijn rug, omdat het gif van de koning zijn lichaam binnen drong.
‘Haal je alsjeblieft geen domme dingen in je hoofd, Rhysand,’ zei de koning. Hij glimlachte naar mij. ‘Als iemand van jullie probeert in te grijpen, gaat de schaduwzanger eraan. Jammer van de vleugels van dat andere beest.’ Hij maakte spottend een buiginkje voor mijn zussen. ‘Dames, de eeuwigheid wacht. Bewijs aan de Majesteiten dat de ketel veilig is voor… voor wilskrachtige personen.’
Ik schudde mijn hoofd, niet in staat om te ademen, om een uitweg te bedenken.
Elan snikte bevend toen ze naar voren werd gesleurd. In de richting van de Ketel.
Nesta spartelde hevig in de armen van de mannen die haar vasthielden.
Tamlin zei: ‘Stop.’
De koning luisterde niet.
Lucien, die naast Tamlin stond, legde opnieuw een hand op zijn zwaard. ‘Hou op.’
Nesta brulde oorverdovend tegen de bewakers en de koning toen Elain stapje voor stapje naar de Ketel werd gedwongen. De koning zwaaide met zijn hand en de Ketel vulde zich tot de rand toe met vloeistof. Nee, nee.
De koninginnen keken zwijgend en met een roerloos gezicht toe. Rhys en Mor werden door de bewakers bij me weggehouden, en durfden geen spier te verroeren.
Tamlin beet de koning nijdig toe: ‘Dit was niet de afspraak. Hou hier ogenblikkelijk mee op.’
‘Dat kan me niets schelen,’ zei de koning slechts.
Tamlin sprong op de troon af alsof hij hem aan stukken wilde scheuren.
De withete magie trof hem keihard, smeet hem op de grond en legde hem vast aan een ketting. Tamlin rukte aan de halsband van licht om zijn nek, aan de ketting om zijn polsen. Zijn goudkleurige kracht laaide op, maar kon niets uitrichten. Ik rukte aan de vuist die mijn eigen kracht nog steeds vastgreep, hakte er steeds opnieuw op in.
Toen Elain door twee bewakers werd vastgegrepen en opgetild, deed Lucien wankelend een stap naar voren. Ze schopte huilend om zich heen en haar voeten raakten de zijkant van de ketel alsof ze hem omver wilde duwen, alsof ze hem op de grond kon gooien.
‘Zo is het wel genoeg.’ Lucien dook op Elain en de ketel af.
De kracht van de koning bond hem ook vast. Toen hij met zijn ene oog wijd opengesperd naast Tamlin op de grond lag, staarde Lucien met een blik vol afschuw van Elain naar de Edelheer.
‘Alstublieft,’ smeekte ik de koning, die gebaarde dat Elain in de vloeistof moest worden gestopt. ‘Alstublieft, ik wil alles voor u doen, u alles geven.’ Ik vloog overeind, liep weg bij Cassian, die nog altijd uitgestrekt op de vloer lag, en keek naar de koninginnen. ‘Alstublieft. U hebt helemaal geen bewijs nodig, ik ben zelf het bewijs dat het werkt. En Jurian vormt het bewijs dat het veilig is.’
De oude koningin zei: ‘Jij bent een dief en leugenaar. Je hebt samengezworen met onze zus. Jij hoort dezelfde straf te krijgen als zij. Beschouw dit dus maar als een plaatsvervangend geschenk.’
Elains voet raakte de vloeistof en ze slaakte een ijselijke gil – een gil van angst die me zo diep raakte dat ik begon te huilen. ‘Alstublieft,’ zei ik in het wilde weg.
Nesta probeerde zich nog steeds los te wurmen en schreeuwde nog altijd door de doek voor haar mond.
Elain, voor wie Nesta bereid was geweest om te doden, haar lichaam te verkopen, te stelen. Elain, die lief en zachtaardig was geweest. Elain, die zou gaan trouwen met de zoon van een Lord die de elfiden haatte…
De bewakers duwden mijn zus in een vloeiende beweging in de Ketel.
Toen Elains hoofd onder water verdween, was het geluid van mijn schreeuw nog niet eens weggestorven.
Ze kwam niet meer boven.
Nesta’s gekrijs was het enige geluid. Cassian vloog er blindelings naartoe – naar haar, naar haar pijnlijke gekreun.
De koning van Hybern maakte een buiginkje voor de koninginnen. ‘Ziehier.’
Rhys, die nog altijd door een muur van bewakers van me werd gescheiden, balde zijn hand tot een vuist. Hij durfde zich echter niet te bewegen, net zomin als Mor en ik, zolang de koning Azriels leven in zijn handen had.
Toen viel de ketel op zijn zij alsof hij door onzichtbare handen werd opgeduwd.
Een enorme hoeveelheid water, veel meer dan mogelijk leek, kwam in een vloedgolf naar buiten. Zwart, beroet water.
Elain spoelde met haar gezicht naar beneden op de stenen vloer alsof ze door een golf was weggesmeten.
Haar benen waren bleek, breekbaar. Ik kon me niet herinneren wanneer ik ze voor het laatst bloot had gezien.
De koninginnen drongen naar voren. Leven, ze moest leven, ze moest de wil hebben gehad om te leven.
Elain haalde diep adem en haar tengere rug rees op onder haar dunne, natte nachthemd.
Ze verhief zich met de doek nog altijd voor haar mond op haar ellebogen van de vloer en draaide zich om zodat ze mij kon aankijken.
Nesta begon weer te brullen.
Haar bleke huid begon te gloeien. Haar gezicht was op een of andere manier nog mooier geworden – onaards mooi en haar oren… onder het kletsnatte haar waren Elains oren nu puntig.
De koninginnen hapten naar adem. Ik moest even aan mijn vader denken. Wat zou hij doen, wat zou hij zeggen wanneer zijn oogappel hem met het gezicht van een Fae aankeek?
‘We kunnen het dus inderdaad overleven,’ fluisterde de donkerharige jongste koningin met glinsterende ogen.
Ik liet me snikkend op mijn knieën vallen en de bewakers namen niet de moeite om me vast te pakken. Wat hij had gedaan, wat hij had gedaan…
‘Nu graag die helleveeg,’ zei de koning van Hybern.
Ik draaide mijn hoofd met een ruk om naar Nesta, die nu zweeg. De Ketel ging uit zichzelf weer rechtop staan.
Cassian bewoog zich even, maar zakte toen languit op de vloer. Alleen zijn hand schokte nog, in de richting van Nesta.
Elain lag nog steeds rillend op de vloer; het nachthemd was tot halverwege haar bovenbenen opgekropen en haar kleine borsten waren duidelijk zichtbaar onder de natte stof. De bewakers gniffelden.
Lucien snauwde ondanks de bijtende magie rond zijn keel tegen de koning: ‘Laat haar verdorie niet zo op de koude vloer liggen.’
Er volgde een lichtflits en een krassend geluid, en toen liep Lucien, die was bevrijd van zijn ketens, naar Elain toe. Tamlin lag nog steeds geboeid op de grond met een doek van witte, glanzende magie voor zijn mond. Hij volgde Lucien echter met zijn ogen toen hij…
Toen Lucien zijn jas uittrok en voor Elain neerknielde. Ze deinsde achteruit voor de jas en voor hem.
De bewakers sleurden Nesta nu naar de Ketel.
Er waren verschillende manieren om iemand te martelen, begreep ik nu.
De marteling die ikzelf had ondergaan, de marteling die Rhys had ondergaan. En dan had je deze.
De marteling die Rhys vijftig jaar lang uit alle macht had geprobeerd te vermijden; de nachtmerries die hem achtervolgden. Dat jij je niet kunt bewegen, niet kunt vechten, terwijl jouw dierbaren worden vernietigd. Mijn ogen vonden die van mijn metgezel. Er golfde een diepe pijn door zijn violetblauwe blik – woede, schuldgevoel en een intens verdriet. Een echo van die van mijzelf.
Nesta verzette zich met hand en tand.
Ze maakte het hun niet gemakkelijk. Ze krabde, schopte en bokte.
Toch was het niet genoeg.
En wij waren niet sterk genoeg om haar te redden.
Ik zag dat ze werd opgetild. Elain lag nog steeds rillend op de vloer met Luciens jas over zich heen gedrapeerd. Ze keek niet naar de Ketel achter haar en niet naar Nesta’s trappelende voeten toen deze in het water belandden.
Cassian bewoog zich weer even, zijn verscheurde vleugels schokten en sproeiden bloed, en zijn spieren trilden. Bij het horen van Nesta’s geschreeuw en getier gingen zijn ogen knipperend open, glazig, zonder iets te zien, een reactie op een roep in zijn bloed, een belofte die hij haar had gedaan. Hij verloor echter het bewustzijn weer vanwege de hevige pijn.
Nesta werd tot haar schouders in de vloeistof gezet. Ze verzette zich zo heftig dat het water alle kanten op spatte. Ze maaide om zich heen en krijste woedend, uitdagend.
‘Duw haar onder water,’ siste de koning kwaad.
De bewakers deden hun best en duwden tegen haar smalle schouders, op haar goudbruine hoofd.
Terwijl ze haar hoofd omlaagduwden, sloeg ze nog een laatste keer om zich heen en haar lange, bleke arm kwam vrij. Nesta wees met ontblote tanden met één vinger naar de koning van Hybern.
Eén vinger, als een vervloeking en een dreigement.
Een belofte.
Toen Nesta’s hoofd onder water werd geduwd en die hand ruw omlaag werd gedrukt, keek de koning van Hybern zowaar een beetje zenuwachtig.
De donkere vloeistof klotste even. Toen kwam het wateroppervlak tot rust.
Ik gaf over op de vloer.
De bewakers stonden eindelijk toe dat Rhys naast me neerknielde in de steeds grotere plas van Cassians bloed – ze stonden toe dat hij me tegen zich aan trok toen de Ketel opnieuw kantelde.
Het water stroomde naar buiten en Lucien tilde Elain op in zijn armen om haar uit de weg te halen. Tamlins ketens verdwenen, evenals de doek voor zijn mond. Hij sprong onmiddellijk overeind en gromde tegen de koning. Zelfs de vuist om mijn geest ontspande zich tot een lichte streling. Alsof hij wist dat hij had gewonnen.
Het kon me niet schelen. Niet nu Nesta languit op de stenen vloer lag.
Ik wist dat ze anders was.
Hoe Elain ook was Gemaakt… bij Nesta was het anders.
Ik voelde het al voordat ze weer voor het eerst ademhaalde. Alsof de Ketel meer van zichzelf had moeten geven dan hij wilde toen hij haar maakte. Alsof Nesta zich zelfs onder water was blijven verzetten en had besloten de Ketel mee te sleuren als zij naar de hel werd gesleept.
Alsof die ene vinger waarmee ze had gewezen een dodelijke belofte aan de koning van Hybern was geweest.
Nesta ademde diep in. Toen ik mijn zus zag met haar uitvergrote schoonheid en haar oren… En toen Nesta naar mij keek…
Woede. Kracht. Sluwheid.
Plotseling was alles verdwenen, vertrok haar gezicht van afschuw en schrik, maar ze aarzelde niet, bleef niet liggen. Ze was vrij – ze was los.
Ze stond op, struikelde bijna over haar iets langere, iets slankere benen en trok de doek weg van haar mond.
Nesta gaf Lucien zo’n harde zet dat hij bijna achteroverviel, trok Elain uit zijn armen en schreeuwde tegen hem: ‘Laat haar los!’
Elains voeten gleden uit op de vloer, maar Nesta hield haar overeind en streek met haar handen over Elains gezicht, haar schouders, haar haren. ‘Elain, Elain, Elain,’ zei ze snikkend.
Cassian bewoog zich weer. Hij probeerde op te staan, te reageren op Nesta’s stem toen ze mijn zus vasthield en telkens opnieuw haar naam riep.
Elain staarde echter over Nesta’s schouder.
Naar Lucien. Naar zijn gezicht, dat ze nu eindelijk in zich opnam.
Donkerbruine ogen ontmoetten het ene roodbruine oog en het andere van metaal.
Nesta huilde nog steeds, tierde nog steeds, bekeek Elain nog steeds aan alle kanten.
Luciens handen hingen slap langs zijn lichaam.
Hij fluisterde met haperende stem tegen Elain: ‘Jij bent mijn metgezel.’