68
Rhysand
Ik landde met een harde klap op de vloer van het herenhuis en Amren stond meteen naast ons met haar handen op Cassians vleugels om de schade op te nemen. Daarna onderzocht ze het gat in Azriels borst.
Zelfs haar helende krachten konden hen niet allebei genezen. Nee, we hadden voor ieder van hen een genezer nodig, en snel ook, want als Cassian zijn vleugels kwijtraakte… ik wist dat hij nog liever dood zou zijn. Zo dacht iedere Illyriaan erover.
‘Waar is ze?’ vroeg Amren indringend.
Waar is ze waar is ze waar is ze.
‘Haal dat Boek hier weg,’ zei ik, terwijl ik de delen op de vloer liet vallen. Ik vond het verschrikkelijk om ze aan te raken, om hun krankzinnigheid, wanhoop en vreugde te voelen. Amren deed niet wat ik haar opdroeg.
Mor was nog niet gearriveerd. Ze zette natuurlijk eerst Nesta en Elain af op een plek die zij veilig achtte.
‘Waar is ze?’ vroeg Amren nogmaals met een hand op Cassians vernielde rug. Ik wist dat ze niet op Mor doelde.
Het was alsof mijn gedachten mijn nicht hadden aangeroepen, want ze arriveerde nu hijgend, met een dodelijk vermoeid gezicht. Ze liet zich naast Azriel op de vloer vallen en rukte met haar bebloede handen trillend de pijl uit zijn borst, zodat het bloed op het vloerkleed spatte. Ze drukte haar vingers tegen de wond en in het licht van haar kracht heelde ze botten, vlees en aderen.
‘Wáár is ze?’ snauwde Amren nog een keer vinnig.
Ik kon het niet opbrengen om de woorden uit te spreken.
Daarom zei Mor het voor me, terwijl ze geknield naast Azriel zat. Gelukkig waren allebei mijn broers bewusteloos. ‘Tamlin had de koning onze hoofden en een vrije doortocht over zijn land beloofd als hij Feyre voor hem in de val zou lokken, haar metgezelverbond verbrak en Tamlin haar mee terug naar het Lentehof mocht nemen. Maar Ianthe had Tamlin verraden – en had aan de koning verteld waar hij Feyres zussen kon vinden. De koning had Feyres zussen gevangen laten nemen en naar zijn paleis laten brengen, om aan de koninginnen te laten zien dat hij hen echt onsterfelijk kon maken. Hij stopte hen in de Ketel. We konden niet voorkomen dat ze veranderden. Hij had ons in de houdgreep.’
De ogen met de kleur van kwikzilver gleden nu naar mij. ‘Rhysand.’
Ik kon nog net uitbrengen: ‘We hadden geen andere opties meer en Feyre wist dat. Daarom deed ze net alsof ze zich had bevrijd van de controle die ik volgens Tamlin over haar geest had. Ze deed alsof ze… alsof ze ons haatte. En ze zei tegen hem dat ze met hem mee naar huis zou gaan – als het moorden ophield. Als wij werden vrijgelaten.’
‘En het metgezelverbond?’ fluisterde Amren. Ze stopte het bloeden van Cassians wonden en zijn bloed glinsterde nu op haar handen.
Mor zei: ‘Ze heeft de koning gevraagd het metgezelverbond te verbreken. Dat heeft hij gedaan.’
Ik dacht dat ik doodging, dat mijn borst daadwerkelijk in tweeën werd gespleten.
‘Dat is onmogelijk,’ zei Amren. ‘Zo’n verbond kan niet worden verbroken.’
‘De koning beweerde dat hij dat kon.’
‘De koning is een sukkel,’ snauwde Amren. ‘Een dergelijk verbond kan helemaal niet worden verbroken.’
‘Nee, dat klopt,’ zei ik.
Ze keken me allebei aan.
Ik klaarde mijn hoofd, mijn verbrijzelde hart – dat was gebroken om wat mijn metgezel had gedaan, om wat ze voor mijn familie en mij had opgeofferd. En voor haar zussen. Omdat ze dacht… omdat ze dacht dat ze niet belangrijk genoeg was. Ondanks alles wat ze al had gedaan.
‘De koning heeft de afspraak tussen ons ontbonden. Dat is best lastig, maar hij had niet in de gaten dat het niet het metgezelverbond was.’
Mor schrok op. ‘Weet Feyre – weet ze…’
‘Ja,’ fluisterde ik. ‘En nu is mijn metgezel in handen van onze vijand.’
‘Ga haar halen,’ siste Amren woest. ‘Nu meteen.’
‘Néé,’ zei ik, ook al had ik een gruwelijke hekel aan dat woord.
Ze staarden me met open mond aan en ik kon wel brullen bij de aanblik van het bloed dat aan hen kleefde, de aanblik van mijn bewusteloze, gewonde broers op het vloerkleed voor hen.
Toch lukte het me om tegen mijn nicht te zeggen: ‘Heb je dan niet geluisterd naar wat Feyre tegen hem zei? Ze heeft beloofd hem te verwoesten, van binnenuit.’
Mors gezicht verbleekte en haar magie laaide op Azriels borst op. ‘Ze gaat naar dat huis om hem te doden. Om hen allemaal te doden.’
Ik knikte. ‘Ze is nu een spion, die direct in contact staat met mij. Wat de koning van Hybern doet, waar hij naartoe gaat, wat zijn plannen zijn: zij zal het allemaal weten. En dat aan me melden.’
Want tussen ons lag zwak en zacht, verborgen zodat niemand anders het kon vinden… een flard vol kleur en vreugde, vol licht en schaduw – een flard van haar. Onze band.
‘Ze is jouw metgezel,’ beet Amren me toe. ‘Niet jouw spion. Ga haar halen.’
‘Ze is inderdaad mijn metgezel. En ook mijn spion,’ zei ik zacht. ‘En ze is de Edelvrouwe van het Nachthof.’
‘Wat?’ fluisterde Mor.
Ik streek in gedachten over de band die nu heel diep binnen in ons verborgen lag en zei: ‘Als ze haar andere handschoen hadden uitgetrokken, zouden ze de tweede tatoeage op haar rechterarm hebben gezien. Precies dezelfde als op de andere arm. Die heb ik daar gisteravond aangebracht nadat we naar buiten waren geslopen, een priesteres hadden gevonden en ik haar als mijn Edelvrouwe liet inzweren.’
‘Niet als… gemalin,’ gooide Amren er knipperend met haar ogen uit. Ik had haar eeuwenlang niet zo verbaasd gezien.
‘Niet als gemalin, niet als vrouw. Feyre is Edelvrouwe van het Nachthof.’ In alle opzichten mijn gelijke; ze zou mijn kroon dragen en op een troon naast die van mij zitten. Nooit in een bijrol, nooit beperkt tot het baren en opvoeden van kinderen of het geven van feestjes. Mijn koningin.
Er zweefde trillend een vleugje liefde langs de band naar me toe, alsof ze antwoord gaf. Ik onderdrukte het gevoel van opluchting dat dreigde mijn gespeelde kalmte te verstoren.
‘En nu wil je dus zeggen dat mijn Edelvrouwe wordt omringd door vijanden?’ zei Mor zacht. Er sloop een dodelijke rust over haar betraande gezicht.
‘Wat ik wil zeggen...’ zei ik, en ik staarde naar het bloed op Cassians vleugels, dat stolde onder Amrens verzorging. Onder Mors handen bloedde Azriel nu ook al minder hevig. Het was genoeg om hen in leven te houden tot de genezer arriveerde. ‘Wat ik wil zeggen,’ herhaalde ik, terwijl mijn kracht groeide en tegen mijn huid en mijn botten aan schurkte, bedelend om te worden losgelaten op de wereld, ‘is dat jullie Edelvrouwe een offer heeft gebracht voor haar hof – en dat we in actie komen zodra daar het juiste moment voor aanbreekt.’
Misschien zou het helpen dat Luciens Elains metgezel was, op een of andere manier. Ik zou wel iets bedenken.
En dan zou ik mijn metgezel helpen het Lentehof, Ianthe, de sterfelijke koninginnen en de koning van Hybern aan stukken te scheuren. Heel langzaam.
‘En tot die tijd?’ vroeg Amren. ‘Wat doen we tot die tijd met de Ketel, met het Boek?’
‘Tot die tijd,’ zei ik met een blik op de deur alsof ik haar daar elk moment binnen kon zien komen, lachend, levendig en beeldschoon, ‘tot die tijd voeren we oorlog.’