46

 

 

 

 

 

 

Beron trok zijn schild maar net op tijd op om mijn aanval af te weren, maar het vuur verschroeide wel Eris’ arm, dwars door de stof heen. En ook de prachtige, bleke arm van Luciens moeder.

De anderen vlogen schreeuwend overeind, maar ik kon niet meer nadenken; ik hoorde alleen Berons woorden maar, zag alleen de gebeurtenissen Onder de Berg voor me, de nachtmerrieachtige aanblik van Amarantha die Rhys meevoerde door de hal en wat Rhys had moeten doorstaan…

Feyre.

Ik negeerde hem en stond op. En ik joeg een golf water uit de vijver op Beron af die een bol om hem en zijn stoel vormde. Een bol zonder lucht.

De vlammen beukten ertegenaan en veranderden het water in stoom, maar ik duwde nog harder.

Ik wilde hem vermoorden. Ik zou hem vermoorden, dan waren we eindelijk van hem af.

Feyre.

Ik wist niet of Rhys het hardop schreeuwde of langs de band prevelde. Misschien wel allebei.

Berons vlammenbarrière klapte zo hard tegen mijn water aan dat zich daar rimpelingen vormden waar sissend stoom uit opsteeg.

Ik ontblootte mijn tanden en stuurde een vuist van wit licht op dat schild van vuur af – het witte licht van Dag. Vloekverbreker. Spreukverbreker.

Beron sperde zijn ogen wijd open toen zijn schilden begonnen te rafelen en er water naar binnen gutste.

Opeens voelde ik handen op mijn gezicht. Zag ik violetblauwe ogen in die van mij staren, kalm en toch dwingend. ‘Het is nu wel duidelijk wat je bedoelt, mijn lief,’ zei Rhys. ‘Als je hem doodt, neemt die vreselijke Eris zijn plaats in.’

Dan dood ik hen allemaal.

‘Hoewel dat een heel interessant experiment zou zijn, zou de huidige situatie er alleen maar ingewikkelder door worden,’ zei Rhys sussend.

In mijn geest fluisterde hij: Ik hou van je. De woorden van die hufter doen me niets. Hij heeft geen vreugde in zijn leven. Niets wat goed is. Wij wel.

Langzaam maar zeker begon ik weer dingen te horen: het klotsende water in de vijver, het geknetter van vlammen, de gejaagde ademhaling van de aanwezigen om ons heen, het gevloek en getier van Beron, die nog steeds zat opgesloten in de steeds strakker wordende cocon van licht en water.

Ik hou van je, zei Rhys nog een keer.

Toen liet ik mijn magie los.

Berons vlammen explodeerden als een ontluikende bloem, maar ketsten zonder schade aan te richten af op het schild dat Rhys om ons heen had opgetrokken.

Niet om ons te beschermen tegen Beron.

De andere Edelheren waren nu ook opgestaan.

‘Zo ben je dus door mijn spreuken heen gekomen,’ mompelde Tarquin.

Beron hijgde zo hevig dat het net leek of hij vuur zou gaan spuwen.

Helion wreef over zijn kaak en ging weer zitten. ‘Ik vroeg me al af waar het was gebleven – dat kleine beetje. Het was minuscuul, als een vis die één schub mist. Toch voelde ik het steeds wanneer er iets langs de lege plek schuurde.’ Een grijns voor Rhys. ‘Geen wonder dat je haar Edelvrouwe hebt gemaakt.’

‘Ik heb haar Edelvrouwe gemaakt omdat ik van haar hou,’ zei Rhys eenvoudigweg. Hij haalde zijn handen van mijn gezicht, maar bleef wel naast me staan. ‘Haar kracht was wel het laatste wat ik heb laten meewegen in die beslissing.’

Ik kon niets zeggen, voelde niets. Helion vroeg aan Tamlin: ‘Was jij op de hoogte van haar krachten?’

Tamlin had alleen oog voor Rhys en mij, en de woorden van mijn metgezel hingen tussen ons in. ‘Dat gaat je niets aan,’ zei Tamlin tegen Helion. Tegen hen allemaal.

‘De kracht is van óns. Het gaat ons dus wel degelijk iets aan,’ antwoordde Beron ziedend van woede.

Mor wierp Beron een blik toe die gewone mannen op de vlucht zou hebben gejaagd.

De Vrouwe van Herfst klemde haar arm vast. Er zaten knalrode vlekken op de maanwitte huid. Op haar gezicht was echter nog geen glimp van pijn af te lezen. Ik nam weer plaats op mijn stoel en zei tegen haar: ‘Het spijt me.’

Ze hief haar ogen, die groot waren als schoteltjes, op naar die van mij.

Beron snauwde tegen me: ‘Waag het niet tegen haar te praten, menselijk uitschot.’

Rhys drong door Berons schild, vuur en verdediging heen.

Hij barstte erdoorheen als een steen die door een ruit vloog en ramde zo hard met zijn duistere kracht tegen Beron aan dat deze achteroverviel in zijn stoel. Toen viel de stoel onder hem uit elkaar in een zwarte, glinsterende stofwolk.

Beron landde op zijn kont op de vloer.

Het fonkelende gitzwarte stof zweefde op een fantoomwind weg, maar liet vlekken achter op Berons donkerrode jas en kleefde als asresten in zijn bruine haar.

‘Waag het niet om ooit nog eens zo tegen mijn metgezel te praten,’ zei Rhys, die nu zijn handen in zijn zakken stak.

Beron deed geen enkele moeite om het stof af te kloppen, maar krabbelde overeind en kondigde aan: ‘Deze vergadering is afgelopen. Ik hoop dat Hybern jullie allemaal aan mootjes hakt.’

Toen stond Nesta op van haar stoel. ‘Deze vergadering is helemaal niet afgelopen.’

Zelfs Beron hield zijn mond bij het horen van de klank in haar stem. Eris schatte de afstand in tussen mijn zus en zijn vader.

Ze stond kaarsrecht voor ons als een pilaar van staal. ‘Jullie zijn alles wat er is,’ zei ze tegen Beron en de rest. ‘Jullie zijn het enige wat er staat tussen Hybern en het eind van alles wat goed en mooi is.’ Ze liet haar blik onbevreesd en vastberaden op Beron rusten. ‘U hebt het tijdens de vorige oorlog tegen Hybern opgenomen. Waarom doet u dat nu dan niet?’

Beron weigerde antwoord te geven. Maar hij vertrok ook niet. Eris gebaarde onopvallend naar zijn broers dat ze weer moesten gaan zitten.

Nesta zag het gebaar en aarzelde. Het was alsof het opeens tot haar doordrong dat ze inderdaad hun volle aandacht had. Dat elk woord telde. ‘Jullie mogen ons best haten. Daar kan ik me echt niet druk om maken. Waar ik me wél druk om maak is dat jullie onschuldige mensen willen laten lijden en sterven. Neem het in elk geval voor hen op. Voor jullie eigen volk. Want Hybern zal hen – en ons – gebruiken om een voorbeeld te stellen.’

‘Hoe weet jij dat nou?’ zei Beron minachtend.

‘Ik ben in de Ketel geweest,’ zei Nesta koeltjes. ‘Daar heb ik zijn hart gezien. Hij zal de muur omverhalen en iedereen aan de andere kant daarvan vermoorden.’

Ik kon niet zeggen of dit de waarheid was of een leugen. Nesta’s gezicht gaf niets prijs. Maar niemand durfde haar tegen te spreken.

Ze keek naar Kallias en Viviane. ‘Ik vind het echt verschrikkelijk dat jullie de kinderen zijn verloren. Het verlies van één kind is al afschuwelijk.’ Ze schudde haar hoofd. ‘Maar ik heb ten zuiden van de muur met eigen ogen gezien dat kinderen, dat hele gezinnen, de hongerdood stierven.’ Ze gebaarde met een rukje van haar kin naar mij. ‘Als mijn zus er niet was geweest… dan zou ik daar een van zijn geweest.’

Mijn ogen brandden, maar ik knipperde het gevoel weg.

‘De mensen ten zuiden van de muur lijden en sterven al veel te lang, terwijl hier in Prythian welvaart heerst. Natuurlijk niet tijdens de heerschappij van die… die koningin.’ Ze kromp in elkaar, alsof ze het vreselijk vond om Amarantha’s naam alleen al uit te spreken. ‘Maar lange tijd daarvoor. Als jullie voor iets vechten, vecht dan nu om degenen te beschermen die jullie zijn vergeten. Laat hen merken dat ze niet vergeten zijn. Voor deze ene keer.’

Thesan schraapte zijn keel. ‘Hoewel het een lovenswaardige gedachte is, is in de voorwaarden in het Verdrag niet opgenomen dat we voor onze menselijke buren moeten zorgen. We moesten hen met rust laten. Daar hebben we ons aan gehouden.’

Nesta bleef staan. ‘Dat was in het verleden zo. Het is mij te doen om de weg die voor ons ligt. Het is mij erom te doen dat we ervoor zorgen dat de kinderen, zowel van de Fae als van de mensen, niets overkomt. De bescherming van dit land is aan jullie toevertrouwd.’ Ze liet haar blik over de gezichten om haar heen glijden. ‘Waarom willen jullie er dan niet voor vechten?’

Bij de laatste woorden keek ze naar Beron en zijn gezin. Alleen de Vrouwe en Eris leken na te denken over wat ze had gezegd, en leken zelfs een beetje onder de indruk te zijn van de vreemde vrouw die met ingehouden woede voor hen stond.

Ik kon geen woorden vinden om uit te drukken wat ik in mijn hart voelde. Zo te zien gold dat ook voor Cassian.

Beron zei slechts: ‘Ik zal erover nadenken.’ Hij wierp een blik op zijn gezin en ze verdwenen.

Eris was de laatste die weg wiekte en op zijn gezicht was een tweestrijd af te lezen, alsof dit niet de afloop was die hij voor ogen had gehad. Die hij had verwacht.

Toen was ook hij weg en was de plek waar ze hadden gezeten leeg, op dat zwarte, glinsterende stof na.

Nesta ging langzaam zitten. Haar gezicht stond weer kil, alsof het een masker was dat verborg wat er na Berons vertrek in haar woedde.

Kallias vroeg zacht aan mij: ‘Beheers je het ijs?’

Ik knikte kort. ‘Helemaal.’

Kallias wreef over zijn gezicht en Viviane legde een hand op zijn arm. ‘Maakt het echt iets uit, Kal?’

‘Dat weet ik niet,’ gaf hij toe.

In een mum van tijd was het bondgenootschap uit elkaar gevallen. En dat allemaal door mijn gebrek aan zelfbeheersing, mijn…

Als het dit niet was geweest, was er wel iets anders geweest, zei Rhys, die naast mijn stoel stond en met de stroken stof aan de achterkant van mijn jurk speelde. Beter nu dan later. Kallias zal niet buigen – hij heeft gewoon wat tijd nodig om eruit te komen.

Maar Tarquin zei: ‘Jij hebt ons Onder de Berg gered. Het verlies van een beetje van mijn kracht lijkt me een waardige beloning.’

‘Volgens mij is het wel meer dan slechts een beetje,’ sputterde Helion tegen. ‘Ondanks zijn afwerende spreuken was Beron door haar toedoen maar een paar seconden verwijderd van de verdrinkingsdood.’ Misschien was het me wel gelukt ze te omzeilen omdat ik was Gemaakt en daardoor iets was wat de afwerende spreuken niet herkenden.

Helios’ kracht kroop door de lucht tussen ons in en streek warm en helder langs het schild. Alsof hij op zoek was naar een connectie. Alsof ik een parasiet was die kracht uit hem zoog. Een connectie die hij met alle liefde zou afbreken.

Thesan zei ferm: ‘Gedane zaken nemen geen keer. We kunnen er verder niets meer aan doen, tenzij we haar doden.’ Rhys’ kracht golfde bij de laatste woorden woest door de kamer.

Zijn stem had niet helemaal verzoenend geklonken. Vreedzame woorden, maar zijn stem klonk gespannen. Alsof hij zou hebben overwogen om me vast te binden op een altaar, me open te snijden om te zien waar zijn kracht was gebleven en te bedenken hoe hij deze kon terugnemen, als Rhys en zijn kracht er niet waren geweest.

Ik ging rechtop zitten en keek Thesan recht aan. Daarna keek ik naar Helion. Tarquin. Kallias. Precies zoals Nesta ook had gedaan. ‘Ik heb jullie kracht niet van jullie afgenomen. Die hebben jullie me zelf gegeven, tegelijk met het eeuwige leven. Ik ben dankbaar voor beide. Maar ze zijn nu van mij. En ik doe ermee wat ik wil.’

Mijn vrienden waren opgestaan en hadden zich achter me opgesteld. Nesta stond links van me en Rhys kwam aan mijn rechterkant staan, maar hij raakte me niet aan. Hij liet me het in mijn eentje tegen hen opnemen.

Ik zei zacht maar zonder aarzeling: ‘Ik zal deze krachten, míjn krachten, gebruiken om Hybern met de grond gelijk te maken. Ik zal hen verbranden, verdrinken en bevriezen. Ik zal deze krachten gebruiken om gewonden te genezen. Om dwars door de afwerende spreuken van Hybern heen te rammen. Dat heb ik al eens gedaan en dat zal ik opnieuw doen. Als jullie denken dat het feit dat ik een klein deel van jullie kracht bezit jullie grootste probleem is, dan hebben jullie je prioriteiten niet goed op een rijtje.’

Trots kroop langs de band naar me toe. De Edelheren en hun gevolg zeiden niets.

Toen knikte Viviane met opgeheven kin, en ze stond op. ‘Ik vecht met jullie mee.’

Een seconde later volgde Cresseida haar voorbeeld. ‘Ik ook.’

Ze keken naar de mannen van hun hof.

Tarquin en Kallias stonden eveneens op.

En toen Helion, die Rhys en mij grijnzend aankeek.

Thesan was de laatste – samen met Tamlin, die me volkomen negeerde en de afgelopen minuten amper had bewogen of gesproken. Zolang iedereen stond, kon het me geen zier schelen.

Zes van de zeven. Rhys grinnikte langs de band. Niet slecht, Vloekverbreker. Helemaal niet slecht.

Hof van vleugels en verwoesting
CoverPage.xhtml
section-0001.xhtml
section-0002.xhtml
section-0003.xhtml
section-0004.xhtml
section-0005.xhtml
section-0006.xhtml
section-0007.xhtml
section-0008.xhtml
section-0009.xhtml
section-0010.xhtml
section-0011.xhtml
section-0012.xhtml
section-0013.xhtml
section-0014.xhtml
section-0015.xhtml
section-0016.xhtml
section-0017.xhtml
section-0018.xhtml
section-0019.xhtml
section-0020.xhtml
section-0021.xhtml
section-0022.xhtml
section-0023.xhtml
section-0024.xhtml
section-0025.xhtml
section-0026.xhtml
section-0027.xhtml
section-0028.xhtml
section-0029.xhtml
section-0030.xhtml
section-0031.xhtml
section-0032.xhtml
section-0033.xhtml
section-0034.xhtml
section-0035.xhtml
section-0036.xhtml
section-0037.xhtml
section-0038.xhtml
section-0039.xhtml
section-0040.xhtml
section-0041.xhtml
section-0042.xhtml
section-0043.xhtml
section-0044.xhtml
section-0045.xhtml
section-0046.xhtml
section-0047.xhtml
section-0048.xhtml
section-0049.xhtml
section-0050.xhtml
section-0051.xhtml
section-0052.xhtml
section-0053.xhtml
section-0054.xhtml
section-0055.xhtml
section-0056.xhtml
section-0057.xhtml
section-0058.xhtml
section-0059.xhtml
section-0060.xhtml
section-0061.xhtml
section-0062.xhtml
section-0063.xhtml
section-0064.xhtml
section-0065.xhtml
section-0066.xhtml
section-0067.xhtml
section-0068.xhtml
section-0069.xhtml
section-0070.xhtml
section-0071.xhtml
section-0072.xhtml
section-0073.xhtml
section-0074.xhtml
section-0075.xhtml
section-0076.xhtml
section-0077.xhtml
section-0078.xhtml
section-0079.xhtml
section-0080.xhtml
section-0081.xhtml
section-0082.xhtml
section-0083.xhtml
section-0084.xhtml
section-0085.xhtml
section-0086.xhtml
section-0087.xhtml
section-0088.xhtml
section-0089.xhtml
section-0090.xhtml
section-0091.xhtml
section-0092.xhtml