5
‘Wacht even, misschien helpt dit…’ Agent Guthrie rukte de gordijnen open, waarbij hij een stofwolk ontketende. Er sijpelde bleekgrijs ochtendlicht door de smoezelige erker naar binnen. Daardoor zag de kamer er zo mogelijk alleen nog maar slechter uit.
Ooit waren de gordijnen waarschijnlijk warmrood, maar nu hadden ze de kleur van opgedroogd bloed. Het behang was een verzameling van verwelkte rozen en wijnranken; de hoeken van de kamer waren vergeven van de bekende zwarte beschimmelde spinnenwebben. Staande lampen met kwastjes aan de randen, een doorgezakte bank, een set bijzettafels, een schoorsteenmantel, beladen met stoffige porseleinen beeldjes.
De zure lucht van oude kattenpis.
Steel trok haar neus op. ‘Niet bepaald Better Homes and Gardens, hè?’
Dat moest Logan beamen. Het hele huis leek op de inventaris van een rommelmarkt, anno 1975. ‘Kan wel een poetsbeurt gebruiken.’
Richard Knox stond in het midden van een versleten vloerkleed, met één hand op de rugleuning van een krakkemikkige leunstoel en glimlachte. ‘Ik vind het perfect…’
Het was een vervallen vrijstaand huis in Cornhill, met een overwoekerde voortuin, doorzakkende goten, een bemost dak en afbladderend verfwerk.
Aan de muur boven de open haard hingen twee zwartwitfoto’s, een van een stug kijkende man in een ouderwets pak, de andere van een strenge vrouw met een jarenvijftigkapsel en een norse blik.
‘Ik heb m’n echte grootvader nooit ontmoet.’ Knox staarde hen aan. ‘De Heer nam hem tot zich toen m’n moeder nog een klein meisje was. Maar oma Murray was een verschrikking, weet je? Dramde altijd maar over Jezus dit en de Bijbel dat.’ Knox glimlachte. ‘Ik wou dat ik naar haar had geluisterd toen ik de kans had. Ik wed dat het heel anders voor ons was afgelopen als ik God had gevonden voordat de duivel me vond.’
Eng rotzakje. Sinds ze bij het slonzige oude huis waren aangekomen, was hij bijna vurig enthousiast.
Ze volgden hem van de ene kamer naar de andere, openden de gordijnen, verstoorden het stof en de schimmel, belandden in een dubbele slaapkamer aan de achterkant van het huis, die uitkeek op een lange achtertuin vol struiken en onkruid. In het midden stond het grote bed met zijn mottige en door een kat bekrabde sprei. Knox ging op de rand zitten, met dezelfde oude versleten boodschappentas tegen zijn borst geklemd.
Er stak een vrouwenhoofd om de deur: John Lennon-bril, mollige wangen, kort rossig krulhaar. Een hamster in een houthakkershemd, die zich had voorgesteld als agent Zusofzo van de Delinquenten Management Unit. ‘Qua locatie lijkt het me wel oké, maar ik ben nog steeds niet blij met Richards verblijf hier. Kan een beetje riskant zijn gezien het feit dat het huis van een familielid is en zo.’
Hoofdcommissaris Danby schudde zijn hoofd. ‘Daar hoef je je geen zorgen over te maken. Euphemia Murray is hertrouwd na de dood van Knox’ grootvader. Zelfs als iemand achter de meisjesnaam van zijn moeder komt, zal die niet dezelfde zijn als die van de oude vrouw.’
Knox glimlachte. ‘Ze heeft twee mannen overleefd, hè? Daar moet je wel bewondering voor hebben.’
De hoofdcommissaris haalde een vel papier uit zijn zak. ‘Voordat we jou in de bekwame handen van agent Irvine en haar team achterlaten, moeten we de bepalingen van je verordening doornemen.’
Knox kreunde en plofte achterover op de sprei neer, zodat er weer een stofwolk van het oude weefsel opstoof. ‘Moet dat? Ik bedoel…’
‘Ja, dat moet.’ Danby overhandigde het papierwerk aan Logan. ‘Wil je de honneurs waarnemen, brigadier?’
Logan schraapte zijn keel. ‘Preventieverordening Zedendelinquenten voor Richard Albert Knox, Cairnview Terrace vijfendertig, Aberdeen.
Aangevraagd door hoofdagent Brian Anderson en goedgekeurd door rechter McNab. Deze verordening is vanaf vandaag vijf jaar geldig en legt…’
‘Zullen we,’ zei Danby, ‘de papierrommel overslaan en naar de voorwaarden gaan?’
‘O, juist… eh… U mag niet binnen tweehonderd meter komen van een bejaardentehuis of recreatiecentrum waar oudere mannen kunnen samenkomen. U mag geen contact opnemen met andere geregistreerde zedendelinquenten.’
Knox slaakte een theatrale zucht. ‘Weet je, de macht van God kan een man écht veranderen. Er is geen zondaar zo hopeloos dat hij niet verlost kan worden.’
Inspecteur Steel lachte, terwijl haar duimen het toetsenpaneeltje van haar mobiele telefoon bestookten. ‘Ja, hoor.’
‘U mag buiten uw verblijfplaats geen alcohol consumeren.’
‘Pffffff… Het verbaast me dat jullie dát erdoor hebben gekregen bij een rechter.’
‘U mag geen andere burgers lastigvallen…’
Frons. ‘Wat?’
Danby’s stem dreunde vanuit de hoek. ‘Dat betekent dat als jij met iemand alleen bent, en je geeft diegene een ongemakkelijk gevoel, wij jou voor vijf jaar kunnen opsluiten.’
‘Dat is niet eerlijk! Ik kan het toch niet helpen als iemand zich ongemakkelijk voelt?’ Knox zwaaide naar hem. ‘Trouwens, hoe zit het met de biecht? Ik moet alleen zijn met m’n priester, niet?’
Danby fronste. ‘Jij bent protestant, jullie hébben geen biecht.’
‘Nou… hoe zit het met de mensen die ons in de gaten houden? M’n bewakers?’
Agent Hamster friemelde met haar bril. ‘Daar hoef je je geen zorgen over te maken, Richard, er zullen er altijd twee zijn. We hebben een specialistenteam van Sacro dat een oogje in het zeil zal houden. Het komt wel goed.’
‘U mag geen voertuig besturen zonder dat er een lid van uw toeziend team aanwezig is.’
Knox haalde zijn schouders op, zakte achterover en ging naar het plafond liggen staren; zijn benen bungelden over de zijkant van het bed. De matras kraakte.
‘Ik herinner me dat ik ze hier hoorde toen ik klein was. Oma Murray en opa Joe. Ze moeten in de zestig of zeventig zijn geweest, maar ze deden het nog steeds elke vrijdagnacht, met de regelmaat van de klok. Je kon het gepiep van de veren in m’n kamer horen…’
Hij slingerde met zijn benen, zodat hij de matras in de maat met de bewegingen deed kreunen.
‘Die twee deden het hier terwijl ik in de kamer hiernaast was. Ik denk niet dat ze er echt van genoot, maar het was haar plicht, weet je? De behoeften van de ouwe man bevredigd houden.’
‘Juist.’ Inspecteur Steel duwde zich van de muur af en schoof haar mobieltje weer in haar zak. ‘Voor één ochtend heb ik genoeg griezeltheater gehad. Zijn we hier klaar?’
Logan controleerde de lijst met voorwaarden. ‘Nog twee: u mag geen homobars, -clubs of -verenigingen bezoeken. En u mag de inspanningen van welke toeziende instantie dan ook niet belemmeren. Dat is het. Begrijp je deze beperkingen?’
Het spichtige mannetje zwaaide een arm voor zijn ogen. ‘Ik neem aan van wel.’
Logan gaf het papierwerk aan Danby terug. ‘Wilt u een lift naar het bureau?’
‘Wat?’ Knox ging rechtop zitten. ‘Je verlaat ons toch niet, Graeme? Je was heel rustig in het vliegtuig. Ik hoopte dat je met ons mee zou eten: je weet wel, een lekkere curryschotel en wat papadums halen? We kunnen een beetje bijpraten. Herinneringen aan de goeie ouwe tijd ophalen. Jij, ik, en Billy Adams…’
Danby verstijfde, draaide zich vervolgens om en keek uit het slaapkamerraam. ‘Een lift zou mooi zijn.’
‘Nou…’ Steel opende het passagiersraampje op een kier en wierp een discus van gekauwde kauwgum naar een passerende taxi. ‘… wilt u ons vertellen waarom een hoofdcommissaris het halve land afsjouwt om als babysit voor een kleine slonzige verkrachter als Richard Knox op te treden?’
Danby haalde zijn enorme schouders op terwijl hij naar het voorbijglijdende landschap zat te staren. ‘Misschien had ik gewoon zin in een snoepreisje naar Aberdeen.’
‘Ja, en misschien is mijn reet van Toblerone gemaakt.’
Logan, die met de hoofdcommissaris achterin zat, probeerde zich dat niet voor te stellen.
Ze lieten agent Guthrie rijden. Hij voegde zich bij het verkeer dat stond te wachten om links af te slaan naar Westburn Road; op een paar centimeter van de achterkant van een harmonicabus kwam hij schuddend tot stilstand.
Er was een park langs de kant van de weg, compleet met vijver en verveeld ogende eenden, het duistere gekrabbel van kale bomen. Afgezien daarvan was het park bijna leeg, alleen een moeder en haar kleine kind, die een blaffende terriër over de wijde bruiniggroene uitgestrektheid trokken.
Danby snoof. ‘Ik kan niet geloven dat jullie geen sneeuw hebben. Wij zaten er vanmorgen in Newcastle tot onze oren in.’
‘Laten we dit op een andere manier proberen, oké?’ Steel haal de een pakje nicotinekauwgum tevoorschijn en drukte een wit tablet uit de strip. Ze kauwde met haar mond open. ‘Wie is Billy Adams?’
‘Dat is niet belangrijk.’
‘Klonk belangrijk.’
Danby’s gezicht verhardde. ‘Hou erover op, begrijp je wat ik bedoel?’
‘Is dat een bevel, meneer?’
‘Noem het een verzoek.’ Hij wendde zich tot Logan. ‘Kunnen die Sacro-lieden Knox in de gaten houden?’
‘Sacro: Safeguarding Communities – Reducing Offending. Het is een liefdadige organisatie, de grootste verschaffer van gesubsidieerde accommodatie voor delinquenten in Schotland, heeft teams van vrijwilligers die in het hele land mensen zoals Knox in de gaten houden. Nou, misschien niet exáct zoals Knox, maar ja, ze kunnen het.’
Steel draaide haar raampje weer omhoog. ‘Weet u, ik kom er uiteindelijk wel achter, dus u kunt net zo goed uit de school klappen.’
Stilte.
‘Kijk, ik ben zogezegd een hardnekkig sodemietertje.’
Meer stilte.
‘Serieus, ik kan echt strontvervelend zijn als ik mijn aandacht richt op…’
‘Genóég, inspecteur. Jij doet jouw werk en ik zal het mijne doen, begrijp je wat ik bedoel?’
En ditmaal duurde de stilte de hele terugweg naar het bureau.
‘Ik ben dol op een goed mysterie.’ Inspecteur Steel zat achter haar bureau, met één hand onder haar shirt, de inhoud van haar beha te herschikken. ‘God heeft me een neus gegeven met een reden – zodat ik hem in andermans zaken kan steken. Wie denk je dat die “Billy Adams” is?’
Logan haalde zijn schouders op en dumpte de plastic tas van Marks & Spencer op het bureau van de inspecteur. ‘Ze hadden geen grote meer.’ Hij maakte ruimte vrij tussen de inbraakrapporten en procesdocumenten en haalde vervolgens twee doosjes sushi, een zak cheeseonionchips en een fles cola light tevoorschijn.
Steel trok de zak chips open, propte een handvol in haar mond en liet er een California-maki op volgen. ‘Misschien is hij Danby’s vriendje?’
Logan tastte nog een keer in de tas: garnalensalade en koolzuurhoudend mineraalwater.
Steel keek hem fronsend aan. ‘Salade? Jezus, al die tijd heb ik nooit geweten dat jij een rugtoerist werd. Maar toch…’ Er verspreidde zich een glimlach over haar gezicht. ‘… als dat betekent dat dat lekkere hapje van je wel wat actie kan gebruiken…?’
‘Ik ben op dieet, oké?’
‘Dat werd tijd. Je bent een vette kleine sodemieter geworden.’ Er bliepte iets in haar zak. Steel haalde haar mobiele telefoon eruit en keek fronsend naar het scherm. ‘Gloeiende tering… Dacht dat het mijn verklikker was. Probeer hem al de hele dag te pakken te krijgen.’ Met een mondvol cola light spoelde ze een zalmnigiri weg. ‘Eet je homo salade op en ga daarna aan de slag: ik wil weten wie die Billy Adams is, en ik wil weten hoe hij met hoofdcommissaris Dikke Schreeuwlelijk in verband staat: alles wat je maar kunt vinden.’
‘Beattie wil dat ik…’
‘Kan me niet schelen.’ Ze stak haar vingers in haar oren. ‘La-la-lala-la. Kun je zien dat het me niet kan schelen?’
‘Jij bent niet degene tegen wie hij verdomme de hele tijd loopt te zeuren.’
‘Welk deel van “La-la-la-la-la” begrijp je niet?’ Ze stak een vingernagel wasabi in haar mond en trok een poosje gekke bekken. ‘Dan zullen we iets aan die valse twintigjes moeten doen.’
‘Ik bedoel, waarom hebben ze hem promotie gegeven? Mijn reet zou een betere inspecteur zijn.’
‘Ga naar die bank toe. Zeg ze dat ik beveiligingscamerabeelden wil, kijken of we kunnen ontdekken wie de storting heeft gedaan.’
‘Lees je het spul dat ik je geef nooit?’ Logan spitte in de stapel papierwerk in het brievenbakje van de inspecteur en kwam met de uitdraaien die hij voor de ochtendbriefing op haar bureau had gesmeten op de proppen. ‘Hier.’ Hij probeerde ze aan te reiken, maar Steel had in haar ene hand een komkommermaki en in haar andere een bergje chips.
‘Ben aan het eten. Lees jij het maar.’
‘We hebben al iemand geïdentificeerd – die vent probeerde het geld op zijn eigen rekening te storten. Kevin Middleton. Zijn enige misstap is dat hij twaalf jaar geleden onder invloed heeft gereden en zijn Jaguar om een lantaarnpaal in Cults heeft gevouwen na een of andere liefdadigheidsveiling.’
Steel glimlachte al kauwend. ‘Perfect. Arresteer die stomme eikel, dan kunnen we allemaal met ons leven doorgaan. Heb je er trouwens nog over nagedacht om peetvader te worden?’
Logan stikte bijna in zijn salade. ‘Ik… eh…’ Mondvol water. ‘Ik weet niet of… ahum.’ Korte stilte. ‘Hoe dan ook, waarom houdt de zedenpolitie zich niet met Knox bezig? Waarom is dit ons probleem?’
De ogen van de inspecteur versmalden, zodat alle rimpels duidelijk uitkwamen. ‘Onze heer en meester hoofdinspecteur Finnie denkt dat de Delinquenten Management Unit iemand met meer dienstjaren nodig heeft om persoonlijk toe te zien op Knox’ zaak. Kénnelijk is het een nogal publieke zaak. Kénnelijk heb ik ervaring met seksuele delinquenten. Kénnelijk ben ik de beste persoon om de Smurfen in deze moeilijke en delicate operatie bij te staan.’
Ze verfrommelde haar lege chipszak en wierp hem naar de prullenbak. Miste. ‘Wat betekent dat Kikkerkop Finnie weet dat Knox een hatelijk schijtventje is, en als er iets verkeerd gaat, ben ik degene die ervoor opdraait.’
‘Misschien zal het niet zo erg zijn?’
‘Natuurlijk wel, verdomme: Knox zal iemand nodig hebben om hem in de gaten te houden tot de dag waarop hij doodgaat. Dus zal ik pas van hem af zijn als ik met pensioen ga. Daar ben ik verdomme lekker mee.’ Steel keek dreigend. ‘Maar maak je geen zorgen: ik zál wraak nemen. Ondertussen ga jij kijken wat je kunt vinden over die Billy Adams over wie Danby zo geheimzinnig doet.’