8
Agent Rennie keek nors. ‘Ligt het aan mij, of is het weer zelfs nog beroerder geworden?’
Logan keek hoe de ruitenwissers over het glas rammelden en piepten. Regen roffelde op het dak van de poolauto van de recherche, vormde uitdijende plassen op de oneffen trottoirs, deed de takken van een hoge haagconifeer trillen. Het doodlopende straatje was rustig, alleen een paar kinderen werden in auto’s geduwd om op het laatste moment naar school te worden gereden. ‘Heb je het bevel?’
Rennie diepte het uit zijn jaszak op. Zijn korte blonde haar stak alle kanten op, alsof hij net uit bed was gevallen, en zijn gezicht had het soort onnatuurlijk oranjebruine nepglans waar iedere vierderangs beroemdheid trots op zou zijn. ‘Dacht dat de nachtploeg dit zou afhandelen.’
Logan las het papierwerk vluchtig door – alles naar behoren genoteerd en goedgekeurd. ‘Ben je klaar?’
‘Nee.’
‘Jammer.’ Hij opende het portier en haastte zich het pad naar het halfvrijstaande huis op, hink-stap-springend om de diepste plassen te vermijden; agent Rennie plonsde achter hem aan.
Onder het kleine afdakje kropen ze bij elkaar, terwijl Rennie met zijn duim op de deurbel drukte. ‘Argh… het druppelt langs mijn nek!’
‘Kijk maar uit dat je bruine kleurtje er niet afspoelt. Straks ben je helemaal gestreept.’
‘Hé, ik heb tenminste…’
De voordeur ging open. Er gluurde een jongeman naar hen: blauw oog, gekneusde wang en gezwollen lip, één arm van de elleboog tot de handpalm in het gips. Volgens het computersysteem van de nationale politie was hij achttien, maar hij leek veel jonger. ‘Ja?’
‘Meneer Walker? Douglas Walker?’
Hij kromp ineen en bracht een hand omhoog om zijn gekneusde gezicht te beschermen. ‘Sla me niet!’
Logan stak zijn legitimatiekaart omhoog. ‘Politie.’
Walker liet zijn schouders hangen. Zuchtte, draaide zich om en hinkte het huis weer in. ‘Doe de deur achter jullie dicht, ja?’
Binnen was het een bonte boel. Walker zakte neer op een bloemetjessofa, compleet met kantachtige antimakassars. Een gashaard siste in zichzelf, de schoorsteenmantel was bezaaid met glazen ornamenten die in het licht van een staande lamp fonkelden. Olieverfschilderijen bedekten de muren – taferelen van Aberdeen in zwaar overdreven vergulde lijsten. Walker grimaste. ‘Gaat dit over die auto?’
‘Wat denk je?’
De jongeman staarde naar de kringels op het beige tapijt. ‘Ik wist het niet, oké? Ik dacht dat het geld koosjer was.’
‘Laat me raden…’ Logan ging voorzichtig voor de haard staan en liet zijn broek dampen. ‘… zodra je ontdekte dat er een probleem was, had je zo’n haast om Kevin Middleton zijn auto terug te geven dat je een paar keer van de trap viel?’
Walker snoof. ‘Ik dien geen aanklacht in. En jullie kunnen me niet dwingen.’
Logan rekte de stilte een poosje, maar Walker hield zijn gezicht op de vloer gericht.
‘Wil je mij vertellen waar je vierenhalf mille in louche twintigjes vandaan hebt gehaald?’
Hij schudde zijn hoofd.
‘Oké.’ Logan haalde het bevel tevoorschijn. ‘Douglas Walker, volgens paragraaf vijftien van de Wet op Vervalsing en Valsemunterij uit 1981 is het een misdrijf om valse gelden uit te geven, op straffe van tien jaar gevangenis.’
Daar keek Walker wél van op. Zijn gezicht was bleek en zijn mond trilde. ‘Maar… ik…’
‘Ik heb hier een bevel voor je arrestatie. Opstaan.’
‘Jullie kunnen niet…’
‘Opstaan, meneer Walker.’
‘O jezus…’ Hij worstelde zich overeind, probeerde zijn gebroken rechterarm niet te gebruiken. ‘Ik wist het niet, echt niet!’
Logan stopte de papieren weer in zijn zak. ‘Wil je vrijwillig met ons mee gaan, of zullen we het op de harde manier regelen?’
Walker beet op zijn onderlip, waardoor die weer ging bloeden.
Rennie haalde zijn handboeien tevoorschijn, en de jongeman jammerde: ‘Vrijwillig, ik ga vrijwillig mee.’
‘Goeie zet.’ Logan krabbelde dat in zijn notitieboekje, waarna hij Walker liet tekenen. Hij wees de achttienjarige de deur. ‘Is er iets wat ik moet weten voordat ik een team hierheen haal om de tent overhoop te halen?’
‘Mijn pa en ma zijn in Corfu…’ Hij veegde met zijn hand over zijn ogen. ‘Ze zullen me vermoorden.’
Rennie grinnikte. ‘Als ik jou was, zou ik me meer zorgen maken over mijn nieuwe celmaatje.’ Hij maakte een obsceen, pokend handgebaar.
Logan keek hem dreigend aan, waarna hij zich weer tot Walker richtte. ‘Heb je nog meer vals geld in het pand?’
Snuivend staarde Walker opnieuw naar het tapijt. Hij haalde diep, trillend adem. ‘Er zit nog drie mille in een reistas in mijn kledingkast.’
Hij leidde hen de trap op naar een middelgrote slaapkamer aan de voorkant van het huis, met uitzicht op de omringende woningen en de rivier de Dee in het zuiden, die nauwelijks zichtbaar was door de regen. Voor het raam stond een schildersezel, met een in ruwe houtskoolstreken geschetst landschap van Bennachie. De hele kamer rook naar lijnzaadolie en terpentine.
Walker wees naar de kledingkast, die naast een onopgemaakt eenpersoonsbed stond. ‘Daarin.’
Rennie trok een paar blauwe nitrilhandschoenen aan en rommelde in de kast.
Logan bestudeerde het doek. ‘Zijn die schilderijen beneden van jou?’
‘Ja…’ De jongeman snoof. Wreef opnieuw in zijn ogen. ‘Ik studeer aan Gray’s Kunstacademie.’
‘Ze zijn goed.’
Hij haalde zijn schouders op, en er kroop een blos over zijn wangen. ‘Ik probeerde de…’
‘Hebbes!’ Rennie sleurde een reistas uit de massa schoenen en gympies; hij hield de hengsels wijd uit elkaar zodat Logan erin kon kijken. Een heleboel gevouwen bundeltjes, bestaande uit kraaknieuwe biljetten van twintig pond.
Logan droeg hem op de tas weer dicht te ritsen. Daarna richtte hij zich opnieuw tot Walker. ‘Weet je zeker dat je nu geen bekentenis wilt afleggen? Om ons de hele rompslomp te besparen?’
‘Ik… eh…’ Walker snoof. Keek uit het raam naar het doorregende landschap. ‘… denk dat ik met een advocaat moet praten.’
Logan zakte achterover in de bezoekersstoel en wreef met zijn handen over zijn gezicht. ‘Alsof je een kartonnen figuur verhoort.’
Inspecteur Steel plukte een van de doorzichtige plastic bewijszakken uit de stapel op haar bureau en tuurde naar de stapels biljetten. ‘Er slingert toch niet ergens nog een paar mille rond die je vergeten bent als bewijs op te tekenen?’
Logan keek haar aan. ‘Waar slaat dat op?’
Ze kwakte het geld weer op haar bureau. ‘Heb je enig idee hoeveel het gaat kosten om kleine Jasmine een fatsoenlijke school te laten doorlopen?’
‘Jasmine?’
‘Als het een meisje wordt.’ Ze opende haar bovenste bureaula en haalde er een set schroevendraaiers en een buigtang uit. ‘Wil je helpen een raamslot te vernielen?’
‘Nee.’ Logan pakte het afgedankte pakket vals geld op. ‘Valt het je op dat het allemaal drugsdealerbundels zijn? Vier twintigjes plat neergelegd, één twintigje in een hoek van negentig graden daaromheen gewikkeld, daarna het hele zwikje gevouwen…’
‘Ja, bedankt, Kapitein Sesamstraat, maar ik weet wel hoe een verdomde drugsdealerbundel eruitziet. Inspecteur, weet je nog?’
‘Ik zeg alleen dat het een beetje vreemd is, oké? Ik zou gedacht hebben dat valse biljetten in grote stapels, vers van de pers, zouden komen. Het lijkt erop dat dit partijtje voor junkies en drugsverkopers gemaakt is.’
Steel koos een platte schroevendraaier uit de set, draaide haar stoel om en boog zich over de pal van haar kantoorraam. ‘Wat zegt Wallace erover?’
‘Walker, niet Wallace. Douglas Walker. Hij zegt geen zak, wil eerst met een advocaat praten.’
‘Jezus, niet weer.’ Graaf, graaf, pook, pook…
‘Zegt dat hij hoorde over die zaak waarin het Europese Hof besliste dat iemands mensenrechten geschonden waren doordat diegene geen advocaat mocht hebben tijdens de verhoren.’
Steel zuchtte. ‘Mensenrechten m’n gerimpelde aars. Weet je, die Amerikanen hebben het goed begrepen – het hele stel waterboarden. Geef me die buigtang even aan, wil je?’
Logan deed wat hem gevraagd werd. ‘Toch zou het makkelijker zijn om naar buiten te gaan en als een normaal iemand te roken.’
‘Denk je dat die Walker-knaap zal doorslaan?’
‘Ik ga hem een paar uur in zijn eigen sop gaar laten koken. Heb hem overgehaald om mee te komen voor een kort verhoor, dus er is geen tijdslimiet. Misschien geef ik een paar hints over een akkoordje als hij ons zijn leverancier geeft. De gebruikelijke vage leugens.’ Logan keek op zijn horloge. ‘Over tien minuten hebben we die MAPPA-vergadering. Ik ga buiten een peuk roken. Wil je er een? Of blijf je hier om je inbraaktechnieken te oefenen?’
Steel snoof en kwakte de schroevendraaier vervolgens op haar bureau. ‘Ja, wat kan het mij ook verdommen.’
Buiten, op het achterste parkeerterrein, was het klappertandend koud. Het grote, u-vormige hoofdgebouw van het hoofdbureau werkte als een windbreker, maar de granieten gebouwen waar het tegenaan stond, hielden de lage zon tegen, zodat alles in diepvriesschaduwen was gehuld.
Logan stak een sigaret aan, met zijn handen als een kom om het gloeiende puntje heen om zich te warmen; Steel stond naast hem te rillen, met haar vingertoppen onder haar oksels gepropt. Stampvoetend en een stroom witte rook en adem uitvloekend.
‘Verdomme, wat is het koud.’
‘Al iets van je verklikker gehoord?’
Ze grimaste. ‘Die zak neemt zijn telefoon nog steeds niet op. Maar ik heb het gsm-spoor; het lijkt erop dat hij ergens ten zuidoosten van Balmedie verblijft.’
‘Wil je er na de MAPPA-vergadering naartoe gaan?’ Logan nam een diepe trek van zijn Benson & Hedges en proestte de rook in een rochelende hoest uit toen de achterdeur openging en de vertrouwde, varkensachtige gestalte van inspecteur Baardmans Beattie naar buiten sjokte, terwijl hij in poolontdekkingsreizigerstijl een gevoerde parka aantrok. Logan stak twee vingers omhoog in de richting van de man. ‘Rukker.’
Als Beattie het gehoord had, deed hij alsof dat niet het geval was; hij klauterde gewoon in een van de poolauto’s van de recherche en reed weg.
Steel trok de sigaret uit haar mond. ‘Weet je… het begint mensen op te vallen.’
‘Goed zo.’ Logan nam nog een trek. ‘Wat begint ze op te vallen?’
‘Je houding.’ Ze draaide zich om totdat ze naar het berijpte trapje naar het mortuarium stond te staren. ‘Er zijn klachten gekomen.’
Typerend.
‘Van Beattie, zeker? Die waardeloze rukker denkt dat ik niks beters te doen…’
‘Niet alleen van Beattie, oké? Van iedereen.’ Ze tikte de sigarettenas weg. ‘De agenten zijn het sarcasme en het geschreeuw zat. De inspecteurs zijn het zat dat jij de hele tijd klaagt en naar drank stinkt. De hoofdinspecteur is het zat dat iedereen er tegen hem over zeurt. En ik ben het zat dat ik jou de hele verdomde tijd verdedig.’
Stilte.
Logan zoog hard aan zijn sigaret. ‘Míjn sarcasme? Míjn geschreeuw? En die eikel van een Finnie dan? En…’
‘Genoeg, oké? Genoeg…’ Steel draaide zich om en staarde hem aan, ogen aan de randen gerimpeld, mond omlaag. ‘Het gaat niet over Finnie, het gaat over jou. Of je zet je beste beentje voor, of men gaat er een officiële zaak van maken.’ Ze porde hem in de borst. ‘Lijkt dat je leuk: de hele tijd terechtgewezen worden door Interne Zaken?’
Logan keek haar dreigend aan. ‘En jij bent het met hen eens? Is dat het?’
‘Godsamme, ik probeer je te helpen, hoor!’ Ze stormde een paar stappen naar voren, keerde zich om en stormde terug. ‘Vroeger was je een verdomd goeie smeris, echt waar. Een teamspeler. Maar nu ben je een in tabasco gedoopte klote-aambei. Een zetpil van gebroken glas. Een…’ Ze wachtte even. Fronste. ‘Een aarsplug van prikkeldraad!’
‘O, doe niet zo…’
‘Wat er ook met je aan de hand is, doe er iets aan. Anders word je ontslagen en zal niemand het jammer vinden om je te zien vertrekken.’
Hij liet zijn half opgerookte sigaret vallen en trapte die met de punt van zijn schoen uit. ‘Verder nog iets?’
‘Laat je haar verdomme knippen.’
Logan liep achteruit de bestuurskamer in, met een dienblad vol kartonnen bekers en een bord met gebakjes in zijn handen. Hij zette het in het midden van de lange, gepolijste tafel en iedereen staakte zijn bezigheden om zich naar de jamdonuts te haasten. Zodat hij achterbleef met een vettig ogende appelflap, een witte koffie en een chagrijnige bui.
Stelletje klootzakken. Over zijn houding klagen, alsof hij de slechtste persoon van het hele verdomde bureau was. Hij was verdomme niet eens de slechtste persoon in de kamer.
Zoals bij alle Multi-Agency Public Protection Arrangements-vergaderingen was de kamer stampvol met mensen die hun best deden om met ‘verdedigbare beslissingen’ op de proppen te komen. Beslissingen die hun niet verweten konden worden als er iets fout ging. Maatschappelijk Werk, de Raad, Sacro en de politie van Grampian, ze dekten zich allemaal in en hoopten in vredesnaam maar dat Richard Knox Aberdeen uiteindelijk zat zou worden en weer naar het zuiden zou opsodemieteren. Het probleem van iemand anders zou worden.
Inspecteur Duncan Ingram – verantwoordelijk voor het toezicht op iedere perverse figuur, verkrachter en pedofiel in het noordoosten van Schotland – stond voor in de kamer de exitstrategie voor Richard Knox met een piepende groene markeerstift op het whiteboard te schrijven. Zo nu en dan pauzeerde hij even om te controleren of zijn dunne militaire snor nog steeds bevelen opvolgde.
Het was totale tijdverspilling. Knox had geen exitstrategie nodig, hij had een exitwond nodig. Bij voorkeur met behulp van een geweer, in zijn achterhoofd.
Hoofdcommissaris Danby zat aan het andere uiteinde van de lange, gepolijste bestuurskamertafel notities te maken. Inspecteur Steel zat als een zoutzak in haar stoel in haar tanden te peuteren. En hoofdinspecteur Finnie stond in de hoek, waar hij op zijn mobieltje een gemompeld gesprek met iemand voerde.
Ingram ramde de dop weer op zijn markeerstift en controleerde zijn snor nogmaals. ‘Welnu, zoals jullie in de risicoanalysematrix kunnen zien, hebben we verscheidene omgevingsfactoren tegen ons waar het Richard Knox betreft. Het huis staat op loopafstand van een beschermde woonvoorziening, een bowlingveld en het Koninklijk Ziekenhuis van Aberdeen. Allemaal plekken waarvan we kunnen verwachten dat er op regelmatige basis oude mannen worden aangetroffen…’
Logan sloot zich van hem af.
Hoe kon iemand over zijn houding klagen?
Dit was zo verdomd typerend voor…
Iemand schopte hem onder de tafel.
‘W-’
Steel was minder subtiele gebaren in de richting van het white board aan het maken. Let verdomme op! mimede ze met haar mond.
‘… en dáárom…’ Inspecteur Ingram had HMP PETERHEAD op het bord geschreven. ‘… hebben we met een onevenredig groot aantal zedendelinquenten te kampen. Van de driehonderddrieëntwintig die momenteel in het noordoosten wonen, is ongeveer de helft als “onbestemd” geclassificeerd. Zij staan dus levenslang op de lijst…’
Logan sloot zich opnieuw voor hem af. Het was toch allemaal onzin, achtergrondinfo voor een knikkende hoofdcommissaris Danby. Dát was pas iemand met een houding die het waard was om over te klagen. Maar deden ze dat ook? Nee, ze moesten over Logan zeuren. Kennelijk zat die lul-de-behanger van een Beattie overal achter. Wilde hem uitschakelen en…
Steel schopte hem opnieuw. Daarna draaide ze zich om en meldde de aanwezigen: ‘Als brigadier McRae nu eens de surveillanceroutine met ons doorneemt?’
Stomme koe.
Logan keek haar dreigend aan; vervolgens stond hij op en beende naar de voorkant van de kamer, snaaide een rode markeerstift uit het bakje onder het whiteboard en krabbelde een ruwe schets van het huis in Cornhill dat Knox had geërfd op het bord. ‘Zonder Knox’ toestemming mogen we geen surveillancecamera’s in het huis aanbrengen, dus gaan we er een op de lantaarnpaal ertegenover plaatsen…’ Logan schetste de straat. ‘Hier, en hier nog een. Zo kunnen we heel Cairnview Terrace overzien. De eerste week krijgt hij surveillance op het eerste niveau, daarna…’
‘Maar één week?’ Danby verschoof in zijn stoel. ‘Hij zal niet plotseling genezen, begrijp je wat ik bedoel?’
Logan haalde zijn schouders op. ‘Budgetbeperkingen. Eén week surveillance op het eerste niveau: de klok rond met twee agenten in een neutraal busje. Daarna moeten we het tot het tweede niveau verlagen. We zullen proberen om de live-videobeelden in de gaten te houden… afhankelijk van de personeelsbezetting.’
‘Jullie zullen probéren om het in de gaten te houden?’
‘Hij krijgt in elk geval iemand van Sacro die de klok rond bij hem zal zijn, dus het…’
‘Een stel vrijwilligers? Dat is niet goed genoeg.’
‘Zij doen meer aan steun en toezicht op risicodelinquenten dan welke andere…’
‘Knox ontvoert en verkracht oude mannen.’ Danby tikte met een enorme vinger op de tafel om ieder woord te benadrukken. ‘Hij – heeft – constant – POLITIETOEZICHT – nodig.’
‘Nou ja, als u hem vierentwintig uur per dag en zeven dagen per week wilt bewaken, had u hem in Newcastle moeten houden, toch?’
Danby’s ogen puilden uit zijn hoofd. ‘Wat?’
‘Kijk, wij hebben hier geen bodemloze zakken, oké? Iedereen dumpt zijn verdomde zedendelinquenten bij ons en wij moeten ons er maar over buigen en het op ons nemen.’ Logan tikte met zijn stift tegen het bord. ‘Dit is het beste wat we kunnen doen. Wilt u meer? Laat de politie van Northumbria haar steentje bijdragen en ervoor opdraaien. Hij is júllie viezerik.’
Steel begroef haar gezicht in haar handen. ‘O gloeiende tering.’
Hoofdcommissaris Danby kwam overeind; zijn gezicht was rood, zijn vuisten rustten op het tafelblad. Zijn stem een zwaar, donker gerommel. ‘Het kan me niet schelen of iedereen hier aan jouw onzin gewend is, brigadier, maar op mijn legitimatiekaart staat “hoofdcommissaris”. En als je iemand wil om je over de knie te leggen, zal ik dat verdomme wel doen.’
Stilte.
‘Eh… ja.’ Inspecteur Ingram schraapte zijn keel en streek zijn snor opnieuw recht. ‘Hoe dan ook, als we klaar zijn met surveillance, kunnen we misschien doorgaan met responstijden en rampenplanning?’