44

Die verdomde Schotten zijn waardeloos.

Hoofdcommissaris Graeme Danby zit op het voeteneinde van het bed, in de witte donzige badjas die bij zijn tuttige hotelkamer hoort. Afstandsbediening in zijn ene hand, mobiele telefoon tussen zijn oor en schouder geklemd, zodat hij even goed aan zijn zak kan krabben.

‘Ik weet het echt niet, Val, lieverd. Alles hangt af van hoe lang het duurt om hier dingen te regelen, begrijp je wat ik bedoel?’

Elf uur. Er begint een film op Sky, maar hij kan zich niet langer dan vijf minuten concentreren. Dus zapt hij langs de zenders en komt hij telkens uit bij Sky News en hun verslag van Richard Knox’ ontsnapping.

Hysterisch – in beide betekenissen van het woord.

Graeme zakt achterover op het bed, zodat de badjas openvalt. Er is hier toch niemand om te klagen?

‘En ik heb een leuke blauwe bikini gevonden.’ Haar stem gaat op en neer, met dat sexy Zuid-Schotse accent van haar dat aan de tele foon altijd uitgesprokener wordt. ‘Het zal zo fijn zijn om het weer warm te krijgen.’

Graeme zapt langs de zenders: sport, muziek, documentaire over Hitler, Amerikaanse sitcom… dan weer naar het nieuws.

‘Maar je zult het bovenstukje niet nodig hebben: je wilt toch geen witte delen?’

Hij kan de glimlach in haar stem horen. ‘Jij bent een slechte man, Graeme Danby.’

Er wordt op de deur geklopt. Graeme bromt.

‘Wat?’

‘Wacht even…’

Hij staat op, bindt de badjas dicht en schuift zijn voeten in de bijbehorende pantoffels.

‘Wanneer kom je thuis?’

Graeme beent naar de deur en haalt de klink eraf. ‘Dat heb ik je al gezegd: als ik hier klaar ben.’

Er wordt nogmaals geklopt. ‘Meneer Danby? Onderhoudsservice, hebt u een probleem met uw douche?’

‘Maar de vluchten zijn geboekt voor…’

‘Val, het is geen probleem, begrijp je wat ik bedoel?’ Hij doet de deur open. ‘Ik kan altijd naar je toe komen daar, en…’

Zijn hoofd klapt achterover. Graeme struikelt, er schiet pijn door zijn neus. ‘Kolere…’ Alles smaakt naar bloed. Nog een dreun, hard tegen zijn borst, waardoor alle lucht uit zijn longen wordt geslagen.

Hoofdcommissaris Danby wankelt tegen het bed.

Dreun – een stekende pijn in zijn nieren.

Tandenknarsend deelt hij een vuistslag uit; zijn ogen tranen te veel om te richten; hij doet het gewoon instinctief.

Mist.

Er knalt iets hards tegen zijn achterhoofd. De wereld wordt wit en krakerig; dan schiet het tapijt hem tegemoet en slaat tegen zijn wang.

Zijn telefoon vliegt onder het bed; Vals stem klinkt blikkerig en ver weg, terwijl ze plannen maakt voor hun reis naar Nieuw-Zeeland. Zijn vervroegd pensioen. Hun gelukkige leven samen.

Er beukt een laars tegen zijn ribben. ‘Opstaan, dikke klootzak.’ Een Newcastle-accent. O jezus, nee… Niet nu. Niet nu hij er zo dichtbij was!

Graeme schuift zijn rechterarm onder zijn lichaam en duwt zichzelf op zijn knieën. ‘Verdomde klootzakken…’ De woorden komen er niet goed uit, zijn gezichtsspieren functioneren niet.

Hij krabbelt overeind en schommelt heen en weer op zijn hakken. De kamer draait om hem heen. Knipper. Hij veegt met zijn enorme vuist over zijn wazige ogen. ‘Maak jullie verdomme…’

Er zweeft een vorm in beeld. Vrouw. Klein. Blond haar op schouderlengte. Jasje, spijkerbroek, cowboylaarzen. Een weerwolfglimlach. ‘Hoofdcommissaris Danby, wat leuk om u weer te zien. Hoe gaat het met de vrouw en kinderen?’

Hij wankelt een stap achteruit. ‘Jij?’

Ze kijkt opzij. ‘Neil?’

Er slaat iets tegen Graemes hoofd.

Duisternis.

Ze dragen hem langs de diensttrap aan de achterkant van het gebouw naar beneden. Ze kunnen de liften niet gebruiken, vanwege de beveiligingscamera’s.

Neil kreunt, met zijn armen om Danby’s torso geslagen. ‘Christus, hij is loodzwaar…’

Hij ziet er ook niet al te geweldig uit: zijn gezicht zit onder het bloed, op de achterkant van zijn glanzende hoofd zit een grote bult, en de kneuzingen beginnen al donker te worden.

Op de volgende overloop pauzeren ze even, om weer op adem te komen.

Danby’s witte badjas is helemaal roodgevlekt aan de voorkant. Flapt open.

Tony fronst. ‘Bah…’

‘Wat?’

‘Ik kan zijn lul zien.’

‘Kijk dan verdomme niet.’

Julie staat onder aan de trap op hen te wachten, bij een klein parkeerterrein en een paar grote afvalbakken. Tony tuurt door de deur naar de vallende sneeuw.

‘Camera’s?’

‘Zit daar maar niet over in, liefje: allemaal geregeld…’ Ze fronst. ‘Waarom steekt zijn pik eruit? Zijn jullie halverwege de trap soms verliefd geworden?’

Neil grimast. ‘Met alle respect, maar deze eikel is zwaar.’

‘Okidoki.’ Ze leidt hen naar het neutrale witte busje dat ze eerder hebben gestolen, waarvan de nummerborden een beetje met zwarte elektrotape zijn bewerkt. Nou ja, je zou wel compleet gestoord moeten zijn om je eigen auto te gebruiken, toch? Een of andere nieuwsgierige eikel of CCTV-camera ziet altijd wel iets.

Julie doet de achterdeuren open en ze kieperen Danby naar binnen; zijn handen zijn met dikke zwarte bindstrips achter zijn rug vastgebonden, zijn benen bij de enkels samengesnoerd, en er zit een knevel van isolatietape over die grote harige smoel van hem.

Ze duikt op de passagiersstoel en komt terug met een kussensloop uit hun kamer. Ze trekt hem over Danby’s gehavende hoofd heen en maakt nog een bindstrip om zijn hals vast, net onder zijn kin.

Tony verplaatst zijn voeten. ‘Weet je zeker dat…’

‘Maak je geen zorgen, lieverd, hij zal niet stikken.’ Ze glimlacht. ‘Je kunt voor de zekerheid achterin gaan zitten, als je wilt?’

Tony kijkt naar de beschadigde, roestige metalen vloer van het busje en vervolgens naar de voorstoelen. ‘Eigenlijk denk ik…’

‘Je kunt achterin gaan zitten.’ Julie glimlacht niet meer.

Tony schraapt zijn keel. Staart even naar de grond. Klautert dan het koude metalen interieur in en trekt de deuren achter zich dicht.

Julie en Neil stappen voorin.

Het busje glijdt met heen en weer bonkende ruitenwissers het parkeerterrein af.

Oké, achterin is het oncomfortabel en koud, maar het stelt niks voor vergeleken bij wat Danby te wachten staat, toch?

Je moet het altijd van de zonnige kant bekijken…

Het maanlicht werpt een koude witte streep over het bed; het schijnt door de opening tussen de gordijnen en maakt de kriebelige ruitjesdeken onder zijn blote ellebogen effen. Handen samen. Hoofd in gebed gebogen.

Onze Vader die in de hemelen zijt,

Hij kan de oude man in de andere kamer horen vloeken. Moet wel pijn doen, al dat geweld – het geransel, het gebijt, de vuistslagen.

Uw naam worde geheiligd,

Er plopt een traan op de deken, die door de duisternis wordt opgeslokt.

Kan dit niet meer doen.

Wil dit niet meer doen.

Uw wil geschiede,

Dat is het scheermesje in de verboden appel, hè?

Richard staat op, veegt met zijn handpalm over zijn natte wangen. Zijn hand doet pijn, de knokkels zijn gezwollen en gebarsten, zitten onder de kneuzingen. Met zijn hand tegen zijn borst gevlijd loopt hij voorzichtig door het donker naar het raam en staat daar in het messcherpe maanlicht dat over zijn naakte lichaam snijdt. De huid is zo bleek dat die dood lijkt.

Uw koninkrijk kome,

Hij tuurt door de opening in de gordijnen naar buiten. Er staat een auto op de besneeuwde oprit, een nieuw ogende spacewagon. Richard weet niet of die van de oude man is of niet.

Gelijk in de hemel alzo ook op de aarde…

Doet er eigenlijk ook niet toe, toch? Te riskant om de auto te pakken – ze zouden het te weten komen. De politie heeft nu van die camera’s die je nummerbord fotograferen en het in een of andere database natrekken.

Richard buigt zich voorover en ademt op het glas, zodat het wit wordt; vervolgens tekent hij er met een vinger op: maakt een cirkel met een kruis in het midden. Het is pas een crucifix als Jezus eraan hangt, weet je? Zijn oma Murray zou zijn achterwerk hebben afgerost als hij zulke afgodsbeelden tekende, dus is het alleen een kruis.

Leeg.

Wachtend op zijn offer.

Condenstranen huilend.

Het maanlicht doet het gloeien… en dan komen de wolken weer aandrijven en is de maan verdwenen, de wereld aan de schaduwen overlatend. IJzige sneeuw ratelt tegen het raam.

Richard huivert, heeft kippenvel op zijn bleke, blote huid.

Er zij duisternis.