47
De beveiligingsagente was na de eerste twee trappen achter geraakt, maar Logan wachtte niet op haar.
Hij stormde de gang door naar Beatties kantoor en viel de deur binnen. Die ketste met een luide klap tegen een archiefkast en veerde terug. Logan beende naar binnen.
Beattie zat met wijdopen ogen en de telefoon tegen zijn oor geklemd achter zijn bureau. ‘Wat…’
Logan smeet het logboek op het bureaublad, hard genoeg om een mok thee op het nieuwe tapijt te laten vallen. ‘Wat heb je verdomme gedaan?’
Beattie deinsde achteruit. ‘Ik zit aan de telefoon!’
‘Zo meteen lig je op je reet!’
De stem van de beveiligingsagente klonk achter hem in de deuropening: ‘Ik zei al dat hij het had meegenomen.’
Vervolgens een man: ‘Brigadier McRae, zou jij je nader willen verklaren?’
Logan hoefde niet om te kijken, hij wist dat het hoofdinspecteur Young van Interne Zaken was, wat betekende dat hij waarschijnlijk al de lul was.
‘Beattie heeft het logboek vervalst.’
De kin van de inspecteur ging omhoog. ‘Ik weet niet wat je…’
‘Hier!’ Logan rukte de ringmap open en zwiepte de bladzijden om totdat hij bij de eerste vervalste registratie kwam – volgens welke hij de kunststudent om kwart voor tien op maandagmorgen had verhoord. ‘Douglas Walker, uitgeschreven om nul-negen-vier-vijf maandag door brigadier McRae.’
Hoofdinspecteur Young verscheen bij Logans schouder. ‘En hoe…’
‘Om negen uur vijfenveertig was ik bezig ervoor te zorgen dat Richard Knox heelhuids door de lynchbende voor zijn huis kwam. Dat kun je natrekken bij inspecteur Steel, of een half dozijn agenten.
Het is verdomme op tv geweest!’ Hij bladerde een paar bladzijden terug. ‘Twintig over zes, zaterdagavond: ik was in Blackburn Angus Black aan het arresteren. Hier staat dat ik Walker weer aan het verhoren was. Maar volgens het computerlogboek was het Beattie!’
De inspecteur hees zich overeind. ‘Brigadier, hoe dúrf je te suggereren…’
Logan sloeg met zijn hand op de geopende ringmap. ‘Wat, kon je niet uitvogelen hoe je met de elektronische versie moest sjoemelen? Iets moeilijker dan een handtekening vervalsen, hè?’
Beattie keek hoofdinspecteur Young aan. ‘Hoofdinspecteur, ik wil een formele klacht indienen over het gedrag van brigadier McRae. U bent getuige, toch? U en…’ Hij wees naar de beveiligingsagente. ‘Jij. Hij heeft mij bedreigd, en…’
‘Ik zal verdomme meer doen dan jou bedreigen!’
Hij viel uit, maar Young was sneller, vouwde een van die enorme gelittekende handen om Logans arm. ‘Ik denk dat we allemaal moeten kalmeren, vind je ook niet?’
‘Hij probeerde me aan te vallen! U hebt hem gezien!’
Logan deed nog een poging, maar Youngs greep was stevig.
Iedereen verstijfde toen hoofdinspecteur Finnie in de deuropening verscheen. ‘Zeg eens, heren, run ik een rechercheafdeling of een speelplaats voor kinderen met gedragsproblemen?’
Stilte.
Logan trok zijn arm uit Youngs greep los. Wees naar Beattie. ‘Vertel hem wat je gedaan hebt.’
‘Brigadier McRae gedraagt zich beledigend en bedreigend…’
‘Smerige leugenaar!’
Young moest hem opnieuw in bedwang houden.
Beattie deinsde achteruit. ‘Ik wil dat hij wordt aangeklaagd, en…’
‘ZO IS HET GENOEG!’ Finnies stem deed de schilderijen aan de muur ratelen. ‘Jullie moeten je allebei als professionele politiemannen gedragen, of anders zal ik jullie schorsen!’ Hij keek op zijn horloge. ‘Hoofdinspecteur Young, zou u zo vriendelijk willen zijn om brigadier McRae naar uw kantoor te begeleiden voor een praatje over gepast werkgedrag?’ Hij richtte zich tot Logan en Beattie. ‘En ik verwacht jullie beiden om vijf uur vanmiddag in mijn kantoor, waar we jullie gedrag zullen bespreken. Begrepen?’
Logan verstijfde. ‘Meneer.’
‘Meneer, het is niet mijn schuld, hij viel binnen en…’
‘Begrépen, inspecteur Beattie?’
De bebaarde idioot dimde een beetje. ‘Ja, meneer.’
‘We hebben een loslopende verkrachter en een vermiste hoofdcommissaris. Ik stel voor dat jullie je energie gebruiken om eropuit te gaan en hen verdomme te vinden!’
Vervolgens wierp het hoofd van de recherche de beveiligingsagente een zuinige glimlach toe. ‘En Marie, ik vind het vervelend om de ouder wetse zak te moeten uithangen, maar het logboek mag de afdeling niet verlaten.’
Vanaf de witte kraag van haar overhemd kleurde ze roze. ‘Maar…’
‘Laat het niet weer gebeuren.’
‘We hebben niks gedaan.’ Wendy Leadbetter vouwde haar armen over haar boezem. Het witte forensisch Tyvec-pak dat ze haar hadden gegeven, omdat haar eigen kleren werden onderzocht, maakte ritselende geluiden toen ze op haar stoel verschoof. Van dichtbij zag ze er ouder uit dan Logan had verwacht: haar gezicht was hard en kil, en rond haar ogen en mond begonnen zich al fronsrimpels te etsen.
‘Ik laat juffrouw Leadbetter nu de bewijsstukken drie, vier, vijf en zes zien.’ Hij legde de foto’s op de verhoorkamertafel, als eerste de figuur die de benzinebom gooide, vervolgens de referentieopnamen van Wendy en haar broer in de menigte voor Knox’ huis.
Ze haalde haar schouders op. ‘Kan iedereen zijn. De gezichten zijn bedekt, weet je.’
‘We hebben benzinesporen op je jas, je handschoenen, je spijkerbroek en je schoenen gevonden, Wendy. Kijk, dan is benzine grappig, het is net lijm: blijft aan alles plakken.’
‘Misschien was ik m’n auto aan het bijvullen? Een ongelukje gehad. Daar ooit aan gedacht?’
Logan haalde de foto’s weer weg. ‘Prima. Lieg maar. Dat kan me geen zak schelen.’ Hij stond op. ‘We hebben je op de camera, we hebben getuigen, we hebben forensisch onderzoekers, en we hebben een motief. Wil je de stoere meid uithangen? Ga je gang, kijk maar hoeveel je ermee opschiet als je voor acht jaar achter de tralies wordt gezet.’
Hij gluurde over Wendy Leadbetters schouder naar agent Butler, die tegen de muur leunde. ‘Breng haar weg. We zullen haar broer aanklagen voor samenzwering; daarna kunnen we allemaal opsodemieteren naar de pub.’
Butler stapte naar voren. ‘Opstaan.’
Ze verroerde zich niet. ‘Ian was nergens bij betrokken.’
‘Ja, hoor. Hij is een onschuldig lammetje met…’ Logan bladerde het dossier door. ‘Moet je dat zien: achttien aanklachten wegens vandalisme, zes verstoringen van de openbare orde, en vier waarschuwingen voor het versturen van dreigbrieven.’ Hij keek weer naar Butler. ‘Naar de cellen.’
‘Ik zei: overeind.’
‘Wie zegt dat Ian er iets mee te maken had? Knox heeft niet alleen ónze opa verkracht, hè? Een heleboel families willen hem wel wat aandoen.’
‘Ja, nou, jullie zijn de enigen in Aberdeen, dus…’
‘Dat bewijst hoeveel júllie weten.’ Ze tikte met haar knokkels op het geschilferde formica. ‘Ik heb minstens twee anderen voor Knox’ huis gezien. Die kunnen het ook zijn geweest, weet je.’
‘Verwacht je echt dat ik geloof…’ Logan viel stil. Haalde vervolgens de foto’s tevoorschijn en legde ze opnieuw op het tafelblad – samen met alle andere die hij had afgedrukt – totdat er één grote zee was van boze gezichten die de verhoorkamer in staarden. ‘Bewijs het maar.’
Leadbetter snoof, boog zich voorover en liet haar harde groene ogen heen en weer schieten. ‘Hij.’ Haar vinger prikte tegen een bleke oudere man in een leren jas, rode Man U-sjaal om zijn hals, open mond die iets schreeuwde. ‘Lowe, of Lovie, zoiets. Knox heeft zijn pa verkracht.’ Een halve minuut later had ze er nog iemand uit gepikt: een zwaargebouwde vrouw die onder een bord met de tekst STERF – KNOX – TUIG! stond te snauwen. ‘Geen idee hoe ze heet.’
Logan wachtte, maar ze kon er niemand anders uit pikken.
Wendy Leadbetter keek hem nors aan. ‘Onze opa was een goeie man, en die zieke klootzak heeft hem gemarteld en verkracht. Jullie hebben Knox laten gaan, en nu doet hij het met andere families.’ Ze kwam eindelijk overeind. ‘Ze hadden hem in de gevangenis moeten vermoorden. Hij verdient verdomme niet beter.’
En ze had waarschijnlijk gelijk.
Terwijl Butler Leadbetter terugbracht naar de cel, bood Logan Marie, de beveiligingsagente, zijn excuses aan. Het speet hem dat hij haar logboek had gejat. Het speet hem dat hij haar bij Finnie in de problemen had gebracht. Maar het speet hem vooral dat hij inspecteur Beatties neus niet had gebroken.
Butler stond buiten de cellen op Logan te wachten; ze streek met haar hand door haar korte stekelige blonde haar. ‘Wil je dat ik de broer nu ga halen?’
Logan schudde zijn hoofd. ‘Eén gestoord familielid tegelijk is genoeg voor mij. We moeten gaan en…’ Hij fronste.
Hij haalde de plastic zak met zijn korstige notitieboekje erin tevoorschijn, trok een paar latexhandschoenen aan en bladerde de zuur ruikende bladzijden door. Iets over gestoorde familieleden…
‘Brigadier? Ik zei: waar gaan we naartoe?’
‘Hmm? O… Cove: we moeten inspecteur Steel helpen zoeken naar tekenen van Knox.’
Butler verslapte lichtjes. ‘O god, niet nog meer rondsjouwen in de sneeuw.’
‘Misschien moeten we onderweg een kleine omweg maken… Wip even naar boven en versier een poolauto voor ons, wil je?’
Ze stampte weg, terwijl hij het notitieboekje achterwaarts doorwerkte, op zoek naar zijn bezoek aan de caravan van Danny Saunders. Daarna tastte hij in zijn andere zak naar het gejatte cv waar hij sinds gistermiddag aantekeningen op had gekrabbeld, en vergeleek de twee.
Hij deed zijn ogen dicht en bromde. Wat een verdomde idioot.
Logans roestige Fiat kwam hobbelend tot stilstand voor de deels voltooide boerderij. Agent Butler trok aan de handrem, zette de motor af en zat te kijken naar het schilferende stuur, het gedeukte dashboard, het met zwart plastic en isolatietape opgelapte zijraampje, de ontwrichte motorkap. ‘Ik wed dat je alle meisjes in dit ding kunt versieren.’
‘Dan had je maar beter je best moeten doen voor een poolauto, hè?’
‘Het ging prima totdat ik tegen Grote Gary zei dat het voor jou was.’
Logan tuurde door de gesplinterde voorruit naar buiten. Danny Saunders was erin geslaagd om alle dakbalken met een huid van hechthout te bekleden. Op dit moment stond hij, boven op een lange ladder balancerend, latjes over een of ander zwart materiaal te spijkeren.
‘Alsof je een olietanker bestuurt. Heb je nooit van stuurbekrachtiging gehoord?’
‘Mazzel dat het verdomde ding het nog steeds doet.’ Vooral sinds het door een smerige grote transitbus in een greppel was geduwd. De isolatietape en het touw hielden de motorkap tenminste nog op zijn plaats. De motor had wel een zorgwekkende brandlucht ontwikkeld die uitstekend bij de grommende uitlaat paste.
Logan klauterde naar buiten, de knerpende sneeuw in. De hemel was een helderblauw deksel met donkergrijze wolken die zich boven de Noordzee opstapelden. Het zou waarschijnlijk weer een vreselijke nacht worden.
Vooral als het aan hoofdinspecteur Finnie lag. De preek van hoofdinspecteur Young over het niet aanvallen van je col lega’s was al erg genoeg geweest, maar die van het hoofd van de recherche zou veel erger worden.
Logan sloeg het portier dicht.
Danny kromp boven op de ladder ineen; de hamer en een plastic zakje met spijkers gleden over het hechthout en vervolgens over de dakrand naar beneden. ‘Ah, shit!’
Hij draaide zich om en zijn gezichtsuitdrukking verstarde toen hij zag wie het was.
Logan liep voorzichtig door de sneeuwhoopjes. ‘Morgen, Danny.’
‘Ik heb die juwelier in Huntly Street niet beroofd!’
‘Ja, dat weet ik. Daar heb ik gisteren iemand voor gearresteerd.’
Achter zich hoorde Logan agent Butler uit de auto klimmen en knerpend naar hem toe komen om hem te assisteren.
‘O ja?’
‘Heel grappig, maar die vent heette Alan Gardner. Gaat er een belletje rinkelen?’
Danny kuchte en gluurde over de dakrand van de boerderij naar de bemoste caravan, net zichtbaar om de hoek. ‘Nooit van hem gehoord.’
‘Je hebt tegen hem gezegd dat je de benen van zijn dochter zou breken als ze haar drugsschuld niet afloste.’
‘Ik moet weer aan het werk. Het dak trekt helemaal krom als het niet…’
‘Danny? Waarom hoor ik geen gehamer?’ Een vrouwenstem, bij de caravan vandaan. Logan draaide zich om en zag de zwangere verloofde staan, met haar handen op haar heupen, blozend gezicht, mond een harde streep. ‘Je weet dat we dat dak waterdicht moeten hebben voordat het weer sneeuwt. Zorg dat ik niet boven hoef te komen!’
‘O jezus…’ Hij richtte zich op en schreeuwde terug. ‘Het is de politie!’
Logan kloste door de sneeuw naar haar toe. ‘Stacy Gardner?’
‘Dat weet je maar al te goed. Wat wil je?’
‘Ik heb een heel interessant gesprek met je vader gehad, Stacy. Zegt dat het hem spijt dat hij niet met meer geld op de proppen is gekomen, maar hij is min of meer gearresteerd voor een overval op een juwelierswinkel in Huntly Street. Hij hoopt dat jouw dealer…’ Logan knikte naar de man die op het dak stond te balanceren. ‘… hem een beetje meer tijd geeft voordat hij jou iets aandoet.’
Stacy wurgde de vaatdoek in haar handen. ‘Geen idee waar je het over hebt.’
Danny zuchtte. ‘Stacy, liefje, het is niet…’
‘Hou je kop, Danny Saunders, ík handel dit af.’ Ze stapte op de besneeuwde grond. ‘De ouwe kan het niet aan sinds ma dood is. Leeft in zijn eigen wereldje.’
‘Stacy, we…’
‘Ik zeg dat ik dit afhandel!’ Ze wierp een kille glimlach in Logans richting. ‘Je ziet dus dat je geen woord van wat hij zegt kan vertrouwen. Hij is gestoord.’
Logan knikte. ‘Maar toch vertrouw je het hem toe om op Nicole te passen, niet? Hoe oud is ze, twee, drie? Wij moesten haar naar de kinderopvang brengen.’
De zwangere vrouw verstijfde. ‘Ze is mijn dochter niet meer. Ik ben een nieuw leven begonnen.’
‘Hij heeft alles voor jou verkocht, dat weet je toch? Auto, meubilair, tv, zijn pensioen geïnd – zelfs het huis staat te koop, omdat hij denkt dat jij in de problemen zit.’
Stacy draaide zich om en reikte in de caravan naar iets, wat ze door haar zwangere buik verborgen hield. ‘Hij stuurt me dus af en toe geld. Niet dat ik het niet verdien, hè? Gewoon mijn deel van mams erfenis.’
‘Het is afpersing.’
Ze draaide zich om, met beide handen achter haar rug, en snoof alsof ze een traan onderdrukte. ‘Het was niet mijn idee. Ik moest het van Danny doen!’
Op het dak viel de mond van haar verloofde open. ‘Liegende trut!’
‘Waar denk je dat pappie het idee om een moker te gebruiken vandaan had? Dat was Danny’s trucje.’
‘Ik probeerde het jou uit het hoofd te praten!’
Stacy deed een stap naar voren, op haar onderlip bijtend. ‘Sorry, Danny, maar ik kan je niet meer dekken. Het was allemaal zijn schuld, agent. Hij dwong me om het te doen.’
Logan keek achterom naar het dak.
Fout.
Stacy’s handen kwamen achter haar rug vandaan – een twintig centimeter lang voorsnijmes in de ene hand, een dampende ketel in de andere – en ze haalde uit. De ketel zwiepte langs Logan, dichtbij genoeg om de hitte op zijn wang te voelen.
Hij wankelde achteruit, met zijn armen boven zijn hoofd, toen het mes neerhouwde en de punt de mouw van zijn jas doorscheurde.
Logans hak stootte tegen iets wat in de sneeuw begraven was en voor de tweede keer in twee dagen viel hij op zijn achterwerk. Opkijkend naar iemand die hem dood wilde.
En toen een waas van zwart en fluorescerend geel: agent Butler kwam over de gegroefde grond aangestormd, waarbij haar kleppet afvloog. Stacy gromde en zwaaide het mes nogmaals met een enorme houw over haar hoofd heen.
Butler schoot toe, met haar arm omhoog. Ze blokkeerde Stacy’s stoot, maakte met haar andere hand een soort van rare jiujitsu-origami van ledematen en trok – ze dwong de arm van de zwangere vrouw buigingen te maken waarvoor die écht niet bedoeld was.
Stacy’s ogen puilden uit; ze gilde en struikelde achteruit tegen de wand van de caravan. ‘Je breekt mijn arm!’
‘Laat het mes vallen, of anders trek ik hem zo uit de kom!’
‘Laat me los, kutwijf!’
Nog één draai en het mes viel met een bons in de sneeuw, lemmet omlaag; het handvat stak in de lucht.
‘Danny! Danny, help me! Ze doen de baby pijn!’
Maar Danny zat alleen op het dak van zijn huis naar haar te staren.
Er klonk een geluid als een pistoolschot, en Logans morsige Fiatje kwam pruttelend tot stilstand op het achterste parkeerterrein, een grijze rookwolk achterlatend. Daar zou hij waarschijnlijk naar moeten laten kijken.
Agent Butler zette de motor af, voordat hij op eigen houtje uitviel. ‘Iedereen uitstappen. Nu!’
‘Als mijn baby beschadigd is door koolmonoxidevergiftiging, span ik een proces aan!’
Butler draaide zich om en staarde haar aan. ‘Hou je kop. Voor één keer in je leven. Het hele eind tot in de stad, verdomme!’
Stacy Gardner trok een pruillip. ‘Zo mag je niet tegen me praten! Ik…’
‘Godsamme!’ Danny Saunders zat knarsetandend naast haar op de versleten achterbank. ‘Hou even op, Stacy.’
‘Inderdaad – schreeuw maar tegen de zwangere vrouw in handboeien! O ja, jij bent zo’n grote man, hé, Danny? Zo’n grote…’
Logan stapte uit en sloeg het portier dicht, zich van de rest afsluitend. Agent Butler stond aan de andere kant van de gedeukte Fiat haar slapen te masseren. ‘Waarom mogen we geen prop meer bij arrestanten in de mond stoppen?’
‘Handel gewoon de procedure af en dan gaan we naar Cove. Laat iemand anders maar een tijdje naar haar gezeik en geklaag luisteren.’
Butler loerde even naar de lucht, zuchtte, zette haar kleppet op, wrikte het portier open en klapte de bestuurdersstoel naar voren. ‘Ik zei: iedereen uitstappen!’
Logan liet hen aan hun lot over.
Logan had het Huisje voor zichzelf, terwijl hij wachtte tot agent Butler Danny Saunders en zijn giftige verloofde had gefotografeerd, vin ger afdrukken en DNA-monsters bij hen had afgenomen en hen in aparte cellen had gezet.
Hij spreidde Danby’s zaken over zijn bureau uit. De uitdraaien van de nationale politiecomputer waren niet bepaald gedetailleerd, meer samenvattingen en stand-van-zakenrapporten. Twee onopgeloste moorden: een drugsverslaafde die met een kogelgat in zijn achterhoofd was gevonden; een prostituee die achter de vuilnisbakken bij een nachtclub was doodgeschopt. Een overval op een postkantoor waarbij de bende er met een bedroevend klein geldbedrag vandoor was gegaan na een gepensioneerde op de intensive care te hebben gezet – opgelost. Een chantage: een bankmanager met een voorliefde voor Filippijnse travestieten – opgelost. Twee gevallen van eisen van geld onder bedreiging…
Er begon iets te rinkelen. Het duurde een poosje voor Logan besefte dat het zijn nieuwe telefoon was. ‘McRae.’
‘LoganDaveGoulding, hoorde net van je CSI-jongens over de oude man die gisteravond is aangevallen.’
Hij had kunnen weten dat de psycholoog er niet vies van was om dat opgeblazen amerikanisme te gebruiken. ‘Wat is er met hem?’ Hij bleef lezen.
Het laatste rapport in Danby’s dossier was een drugsvangst: een lading heroïne en cocaïne, binnengesmokkeld via de internationale veerbootterminal in North Shields. Geschatte straatwaarde van eenkomma-zes miljoen.
‘Knox heeft hem niet verkracht. Hij heeft hem gebeten, hij heeft hem gemarteld, hij heeft hem geslagen, maar er is geen teken van penetratie.’
Volgens de samenvatting zouden drie mannen over vier weken voor het gerecht moeten verschijnen, alle drie betrokken bij de onderneming van Michael ‘Maffe Mikey’ Maitland.
God hebbe zijn ziel.
‘Het is dus precies hetzelfde als bij de Sacro-bewaker… Harry Weaver. Ik dacht dat de reden misschien was dat Weaver niet oud genoeg was, niet aan het slachtofferprofiel beantwoordde, maar ik begin me af te vragen of Knox misschien impotent is.’
Logan las een lijst met aanklachten door. ‘Dat is een goeie zaak, toch?’
‘Door het veroorzaken van pijn raakt Knox opgewonden, hij komt erop klaar. Als hij geen erectie kan krijgen, gaat hij gewoon nog harder zijn best doen. Het volgende slachtoffer zal het waarschijnlijk met de dood bekopen. En het zal ook geen vluggertje zijn.’
Logan hield op met lezen. Toch niet zo goed.
‘Enig idee waar hij naartoe gaat?’
Er viel een korte stilte.
‘Nou… Aberdeen is heel traumatisch voor hem geweest, compleet buiten zijn comfortzone. Hij zal vertrouwd terrein willen, ergens waar hij zich veilig voelt.’
Alle wegen leiden naar Newcastle. Dat hadden ze eigenlijk toch al verwacht. Logan bedankte de psycholoog en hing op. Hij roffelde met zijn vingers op het bureau en staarde naar het blanco computerscherm.
God: het idee dat Knox zelfs nog erger kon worden…
‘Je moet meer ruwe vezels eten.’
Logan draaide zich om en zag dat Doreen achter haar bureau ging zitten.
‘Wat?’
‘Jij hebt dezelfde uitdrukking op je gezicht als mijn zesjarig zoontje wanneer hij last heeft van constipatie.’
‘Eigenlijk zat ik aan Richard Knox te denken.’
‘Welkom bij de club. Hoofdinspecteur Finnie heeft iedereen op Knox of Danby gezet. Het is een absolute nachtmerrie als je iets anders probeert te doen.’ Ze trok haar gebreide vestje recht. ‘Weet je of ons elfenprinsesje haar opa alweer heeft gezien?’
Logan haalde zijn schouders op. ‘Ik ben een beetje…’
‘O, in vredesnaam. Ik zal het wel doen.’ Doreen trok de telefoon naar zich toe en begon te toetsen. ‘Hallo? Ja, ik wil iemand spreken over een klein meisje dat gisteravond tijdelijk is opgenomen…’
Agent Butler stak haar hoofd om de deur. ‘Ben je klaar, brigadier?’
Logan verzamelde alle dossiers en stopte ze in de map terug. ‘Hebben we een poolauto?’
Butlers uitdrukking verzuurde. ‘Raad eens.’
De Fiat kreunde van de tweede naar de derde versnelling, jengelde van de derde naar de vierde, en vertikte het de vijfde te doen. ‘Weet je.’ Butler trok de pook weer naar achteren. ‘Ik heb vrienden die een kortsluitinkje kunnen regelen, als je wilt? Op de verzekering verhalen?’
‘Dat zal ik in gedachten houden.’ Niet dat hij er veel voor zou krijgen – het ding had hem maar tweehonderd pond gekost. Logan streek met zijn vinger over het dashboard, zodat er een duidelijke grijze streep in het stof achterbleef. ‘Stel dat je een gangster was…’
‘Gaaf.’ Butler grijnsde. ‘Mag ik die gore eikel van een brigadier Mac-Donald door de knieschijven schieten?’
‘Hou je kop en luister, oké? Stel dat je een gangster was en een of andere politieman had jou net meer dan anderhalf miljoen aan drugs gekost. Hij heeft drie van je mannen achter de tralies gezet, die op hun proces wachten, en als ze tegen medeplichtigen getuigen zal dat slecht nieuws zijn voor je andere zakenbelangen. Wat doe je?’
Ze wachtte niet eens even. ‘Hen vermoorden. Een paar gestoorden naar binnen sturen om die klootzakken neer te steken. Dat brengt een boodschap over – geen verlinkers.’
Logan keek haar aan. ‘En als je loyaal bent?’
‘Het risico niet waard. Je moet het gezwel wegsnijden voor het zich uitzaait.’ Ze minderde vaart voor een hoek; de banden rolden over een klonterig mengsel van natte sneeuw en ijs. ‘Dan ga je achter het zwijn aan.’
Logan draaide zich weer naar het raam toe. ‘Dat dacht ik ook.’
‘Is hij al wakker, liefje?’
‘Weet niet. Denk je dat hij doet alsof?’
‘Eén manier om daarachter te komen.’
Er schiet pijn door de tepels van hoofdcommissaris Graeme Danby. Zijn ogen schieten open, en hij brult. Of probeert dat. Er zit iets over zijn mond heen. Iets over zijn hoofd heen, wat alles schemerig en gedempt maakt. Hij schommelt heen en weer, met een brandend gevoel in zijn borst.
‘Je moet wel van tietjeknijpen houden, weet je.’
Gloeiende tering wat doet dat píjn.
Dan klinkt de stem van de vrouw weer. ‘Hallo, schat, ken je me nog?’
Graeme probeert achteruit te deinzen, maar hij zit ergens op: kan zijn armen of benen niet bewegen… Een stoel? En het is hier ijskoud.
Hij droeg… Hij droeg de witte donzige badjas die hij in de kledingkast van de hotelkamer had gevonden – die met de bijpassende slippers in een plastic tasje. Maar nu voelt hij een bijtende tocht op zijn blote buik en dijen.
Hij draagt niet eens ondergoed.
Hij is vastgebonden aan een stoel, piemelnaakt, met een zak over zijn hoofd.
Bij háár.
Graeme probeert rechtop te zitten, zijn kin omhoog te brengen. Niet te trillen.
‘Je bent een stoute jongen geweest, hè, Danby?’ Een mannenstem, Geordie-accent.
En dan slaat er een vuist in Graemes maag, zodat hij voorover schiet. Of zover als hij dat kan, met zijn polsen aan de stoel gebonden. Hij probeert door de pijnsteken heen te ademen; de lucht fluit door zijn brandende neus naar binnen en naar buiten. Alles ruikt naar brandend koper.
‘Zie je, liefje, we weten wat jullie hebben uitgespookt. Jij en je troetelverkrachter.’
O god, niet kotsen. Als je kotst, zul je stikken. Stikken en sterven. Naakt, aan een stoel vastgebonden met een ZAK OVER JE HOOFD VERDOMME!
Langzaam hijst hij zich weer op, ogen stijf dichtgeknepen. Slikt het door.
‘Neil? Wil jij me een plezier doen, lieverd, ik haat het om iemand te ondervragen als ik zijn ogen niet kan zien.’
Gefriemel. Het geritsel van stof tegen zijn gezicht. Dan een koele luchtstroom.
Graeme doet zijn ogen open, knippert. Kijkt omlaag naar zijn bleke, naakte lichaam – de grote deuk in zijn rechterbeen waar het bot jaren geleden doorheen stak.
‘Dat is beter, hè?’
Julie. Ze is niet veel veranderd sinds de laatste keer: draagt nog steeds dezelfde cowgirl-spijkerbroek-en-laarzencombi. Die gepolijste scheermesglimlach.
Boven zijn schouder doemt iemand in beeld op – Elvis-vetkuif, grote neus, borstelige wenkbrauwen. ‘Middag, baas. Zit je lekker?’ Elvis heeft een geruite kussensloop in zijn hand. Hij laat die op de vloer vallen.
Julie schuift een stoel bij, verkeerd om, en gaat er wijdbeens op zitten. Kijkt glimlachend naar Graemes kruis. ‘Dacht niet dat het zó koud was.’
Hij neemt zijn beste dreigende politiecommissarisblik aan, maar ze lacht alleen.
‘Neil?’
Er slaat een vuist tegen de zijkant van Graemes hoofd. Gesuis in zijn oren. De smaak van bloed. Lichten die aan en uit flitsen. Dan een bonzende pijn.
‘Nu, liefje, moet je hier heel hard over nadenken, want als je het antwoord fout hebt, verlies je tien punten en gaan we door naar de waterronde. En geloof me, je zal de waterronde níét leuk vinden. Begrepen?’
Graeme staart haar aan. Knikt dan.
‘Goed. Neil, je mag de knevel eraf halen.’
Een ruw scheurend geluid, tranentrekkende pijn. ‘Kut…’
Elvis houdt de isolatietape grijnzend omhoog. ‘Heb zijn halve baard er in één keer af! Kunnen we nu zijn wenkbrauwen doen?’
‘Klootzakken…’ Sissende adem tussen knarsende tanden.
‘Oké, liefje: hier is je startvraag voor tien.’
Hij hoort haar stoel dichterbij schrapen.
‘Waar is Richard Knox?’
‘Nee, ik kan je nauwelijks verstaan.’ Logan stak zijn vinger in zijn oor, terwijl ze schuddend de heuvel op reden langs de afgeknotte piramide van het Shell-gebouw, naar het zuiden. Een zware achttienwieler passeerde hen op de buitenbaan en bespatte de hele auto met smerig grijsbruin stuifwater; de ruitenwissers worstelden om het weg te vegen, lieten twee diarreekleurige regenbogen op het glas achter.
‘Ik zei: waar ben je in sodemietersnaam?’
‘Nigg-rotonde. Kan over tien minuten bij je zijn.’
Als de auto het dan niet had begeven.
‘Luister, ik heb een mogelijk motief voor de ontvoering van Danby gevonden – anderhalf miljoen aan in beslag genomen…’
‘Kan me niet schelen. Ik heb net een telefoontje van Susan gekregen, ze heeft buikkrampen…’
O nee.
Logan slikte. ‘Alles goed met haar?’
‘Natuurlijk niet, ze heeft verdomme buikkrampen!’ Stilte. ‘Wat als ze de baby kwijtraakt?’
Meer stilte.
‘Het komt vast wel goed met haar. Het komt allemaal wel goed.’ Dat hoorde je te zeggen, toch?
Steel kuchte. Snoof. Schraapte haar keel. ‘Verrek maar, ik breng haar naar de eerste hulp. Jij hebt de leiding: geef het onderzoek nog een paar uur en neem dan gas terug. Laat het lijken alsof we het geprobeerd hebben.’
‘Wil je…’
Maar Steel was verdwenen. Hij praatte tegen een dode lijn.
‘Verrek maar.’ Logan porde met zijn duim op de sigarettenaansteker van de auto, en toen die tevoorschijn floepte trok hij een sigaret uit het pakje en zoog er leven in.
Butler begon onmiddellijk overdreven hoestgeluiden te maken. ‘Prima…’ Logan drukte de sigaret in de uitpuilende asbak uit. ‘Tevreden?’
‘Het is al erg genoeg dat ik deze rammelkast moet besturen zonder jouw tweedehands rook in te ademen.’
‘Rij gewoon maar, oké?’
De strooiwagens waren in groten getale aanwezig – twee ervan, enorme roestige gele dingen met oranje zwaailichten bovenop, waren beide rijbanen van de vierbaansweg met zout en zand aan het bestoken. Alle auto’s hielden afstand om de lak niet van hun motorkappen af te laten slaan.
Butler nam de tweede afslag op de volgende rotonde, reed Cove binnen en zigzagde door de voorstedelijke straten naar de zuidoosthoek.
Het huis van Jimmy Evans stond op zichzelf aan het eind van een lange, gegroefde oprijlaan; kuilen en ijs deden Logans sjofele Fiatje glibberen en schokken, terwijl Butler hen zo dicht mogelijk bij het helder verlichte huis bracht.
Vanaf een besneeuwde oprit werd de laan geblokkeerd door een sliert patrouillewagens en politiebusjes.
‘We zullen vanaf hier moeten lopen.’
Uit een kristalblauwe hemel schoot zonlicht naar beneden dat de velden deed glinsteren, de sneeuw onder de voeten deed knerpen en het geluid van honden en politiegeklets in de heldere lucht deed weergalmen.
De politieonderzoeksadviseur stond hen, krabbend aan een oksel, bij de voordeur op te wachten. Met zijn dunnende, slordige blonde haar en puntige neus leek hij een beetje op een stokstaartje met schurft. ‘Nou.’ Hij tuurde naar Logan. ‘Is het waar dat jij nu de leiding hebt?’
‘Is dat een probleem?’
‘Hé, zolang je de overuren noteert, ben ik tevreden.’ Hij reikte een stapel rapporten aan, en Logan bladerde ze door.
‘Wil je dit voor mij samenvatten?’
Nog meer gekrab. ‘Nergens een teken van Knox.’
Wat een verrassing. ‘TR?’
De adviseur haalde zijn hand lang genoeg onder zijn oksel vandaan om naar een vertrouwd smerig transitbusje te wijzen. ‘Nog bezig met de logeerkamer. De familie is opgehoepeld, dus we hebben het huis tot onze beschikking.’
‘Buurtonderzoek?’
Hij knipperde met zijn ogen en maakte een langzame draai van driehonderdzestig graden, naar de besneeuwde velden starend. ‘Eh… Er woont niemand in de buurt, als je de schapen niet meetelt, dus…’
‘Daarginds, waar de laan op de hoofdweg uitkomt. Daar staan huizen die op de ingang uitkijken – misschien hebben ze een auto zien komen of gaan.’
De rest van agent Stokstaartjes gezicht werd net zo roze als zijn neus en oren. ‘Ah, oké. Ik zal dat regelen…’
De portofoon aan Butlers schouder begon te bliepen, en ze liep een paar stappen weg om te antwoorden; daarna kwam ze terug en overhandigde het ding aan Logan. ‘Controle.’
‘McRae.’
‘Ja, wacht effe, verbind je door…’
Klik.
‘Brigadier, met dr. Frampton, we hebben elkaar ontmoet op de…’
‘Plaats delict van Steve Polmont, ja, ik weet het nog.’
‘Ik heb geprobeerd om contact op te nemen met inspecteur Steel, maar het schijnt dat ze niet beschikbaar is?’
‘Ja….’ Volgens het papierwerk was er zelfs nog geen voetafdruk achter de achtertuin.
‘We hebben een uitslag van het bodemmonster dat we gisteren hebben genomen, van de flat waaruit Knox ontsnapt is. Een voetafdruk net in de hal?’
‘Uh-huh?’ Logan gaf de onderzoeksrapporten aan de adviseur terug. Steel had gelijk – het onderzoek was tijdverspilling, maar het leek tenminste of ze iets deden. Knox was allang weg.
‘Die hebben we nagetrokken in de nationale bodemdatabase, en er zijn een stuk of tien plaatsen in Aberdeenshire waar hij vandaan kan komen; ik heb de resultaten naar je gemaild.’
‘Wacht even…’ Hij pakte het papiertje dat hij als surrogaatnotitieboekje gebruikte en drukte het met de zijkant van zijn hand tegen het dak van de dichtstbijzijnde patrouillewagen, pen in de aanslag. ‘Wil je mij de hoogtepunten geven?’
Korte stilte. ‘Het monster heeft een pH van vijf-komma-vijf en het koolstofgehalte ligt rond drie-komma-zes procent. Voeg er elf procent zout aan toe en dan wordt het Cairnrobin. Zie je, de algemene SSKIB-waarden voor bodemtypes als dit…’
‘Plaatsnamen. Eerlijk, het zal sneller gaan als je mij gewoon de plaatsnamen geeft.’
‘O. Ik snap het.’ Ze schraapte haar keel. ‘Ja, nou, Cairnrobin is een vrij kleine serie – er is maar driehonderdvijfennegentig hectare in heel Schotland – in geïsoleerde aders rondom Cove, Menie House en in de buurt van de monding van de Ythan bij Sleek of Tarty.’
Logan krabbelde de namen op het papier, legde zijn hand op het mondstuk en boog zich naar de adviseur toe. ‘Tekenen van een inbraak?’
‘Achterdeur – het slot is er met een schroevendraaier uitgestoken.’
Hij ging verder met het portofoongesprek.
‘… tijd. Zie je, een bodemmonster is net een vingerafdruk…’
‘Bedankt, doctor. Dat is geweldig. Ik neem wel contact op.’ Hij hing op voordat ze zich in iets anders kon storten.
Logan stond met de portofoon tegen zijn kin te tikken.
Butler trok een wenkbrauw op. ‘Is er iets?’
Hij richtte zich tot de adviseur en sloeg met zijn hand op het dak van de patrouillewagen. ‘Heb je hier sleutels voor?’
De wagen bleek niet eens op slot te zitten. Logan glipte op de passagiersstoel en zette het op het dashboard gemonteerde grijze laptopje aan, om in te loggen in zijn e-mailadres bij de politie van Grampian.
Een half dozijn berichten van Beattie – die hij negeerde – en meteen daarna het mailtje van dr. Frampton. Hij opende het, klikte op de jpg-bijlage, verschoof in zijn stoel terwijl het beeldbestand aan het downloaden was.
Het was een hogeresolutiekaart die uit aan elkaar gestikte schermopnamen leek te bestaan. De gebieden waar de bodem overeenkwam met de afdruk in de flat waren rood gearceerd. Ten noorden van Balmedie, in de buurt van Donald Trumps golfresort, lag een groepje rode klodders; ongeveer halverwege Peterhead nog een groepje; maar de grootste concentratie lag langs de kust, even ten zuiden van Cove.
Logan keek fronsend naar het scherm.
De meeste waren gewoon velden, maar in twee van de klodders stonden huizen.
Logan zoomde op de Cove-sectie in. ‘Zie je dit?’
Agent Jeuk tuurde. ‘Nee, dat is fout.’ Hij stak zijn vinger op het scherm van de laptop en trok een vettig cirkeltje in het rode gedeelte. ‘Dát is het zoekgebied: Steel wilde maar honderd meter. Moeten we de rest ook doorzoeken? Het is daar alleen verdomde koud, en het wordt straks donker.’
Waarom zat er modder uit de omgeving van het huis van het slachtoffer op het tapijt van Knox’ Sacro-flat?
Misschien was degene die hem had helpen ontsnappen onderweg gestopt om potentiële doelwitten te bekijken?
Logan keek naar het huis. ‘Ik moet met het slachtoffer, Evans, praten.’
De adviseur schudde zijn hoofd. ‘Zoals ik al zei – de familie is opgehoepeld. De zoon heeft de oude man meegenomen naar Sunderland, zei dat ze hem niet alleen wilden laten, weet je wel, nu Knox los loopt.’
Je kon ze geen ongelijk geven. ‘Zorg dat je hem aan de telefoon krijgt; ik moet weten of Evans de laatste paar dagen iets verdachts heeft gezien – auto’s of mensen.’
Het zouden behoorlijk ruimdenkende gangsters moeten zijn om voor hun boekhouder een oude man te zoeken die hij kon martelen en verkrachten…
‘Brigadier?’
Logan knipperde met zijn ogen. ‘Ja… Gaan jullie beiden maar een kop thee pakken. Ik moet een paar telefoontjes plegen.’