3
Van al haar taken als rechercheur van Bostons afdeling Moordzaken waren het de bezoeken aan het onopvallende bakstenen gebouw in Albany Street waar Rizzoli het meeste tegenop zag. Hoewel ze vermoedelijk niet sneller over haar nek ging dan haar mannelijke collega’s, kon juist zij het zich niet veroorloven kwetsbaarheid te tonen. Mannen hadden een te goede neus voor het opsporen van zwakke punten en richtten er zonder scrupules hun lansen en grappen op. Ze had geleerd stoïcijns te blijven kijken en de afgrijselijke dingen die de autopsietafel te bieden had, zonder met haar ogen te knipperen te aanschouwen. Niemand wist hoezeer ze op zichzelf moest inpraten voor ze in staat was met een zakelijke air het gebouw binnen te gaan. Ze wist dat de mannen haar zagen als de onbevreesde Jane Rizzoli, een kenau met ijzeren ballen. Maar nu, in haar auto op het parkeerterrein achter het mortuarium, voelde ze zich noch onbevreesd noch ijzersterk.
Ze had die nacht niet goed geslapen. Voor het eerst in weken was Warren Hoyt haar dromen weer binnengeslopen. Ze was badend in het zweet wakker geworden, met pijn in de oude wonden aan haar handen.
Ze keek neer op haar gehavende handen en had opeens veel zin om de motor te starten en weg te rijden, weg van de verschrikkingen die in dit gebouw op haar wachtten. Ze was niet verplicht erbij te zijn; deze moord viel immers onder Newton – niet haar verantwoordelijkheid. Maar Jane Rizzoli was nooit een lafaard geweest en had te veel eergevoel om nu af te haken.
Ze stapte uit de auto, gooide het portier met een fikse klap dicht en liep het gebouw in.
Ze bleek als laatste in de autopsiezaal te zijn aangekomen en de andere drie aanwezigen knikten kort tegen haar. Korsak was uitgedost in een operatieschort maat XL en droeg een bol papieren mutsje. Hij zag eruit als een dikke huisvrouw met een haarnet.
‘Wat heb ik gemist?’ vroeg ze terwijl ook zij een schort aantrok om haar kleren te beschermen tegen onverwacht spatten.
‘Niet veel. We hadden het over de tape.’
Dokter Maura Isles was degene die de lijkschouwing verrichtte. Koningin van de Doden was de bijnaam die de jongens op Moordzaken haar hadden gegeven toen ze vorig jaar in het mortuarium van de Commonwealth of Massachusetts was komen werken. Dokter Tierney had haar hoogstpersoonlijk uit haar comfortabele docentenbaan aan U.C. San Francisco Medical School naar Boston weten te lokken. Het had niet lang geduurd voor de plaatselijke pers de bijnaam Koningin van de Doden had overgenomen. De eerste keer dat ze beroepshalve als getuige had deelgenomen aan een rechtszaak, was ze in gothic-zwart verschenen. De televisiecamera’s hadden haar statige gestalte gretig gevolgd toen ze de trap van het gerechtsgebouw had bestegen; een opvallend bleke vrouw met vuurrood gestifte lippen, halflang gitzwart haar met een kaarsrechte pony en een koel ongrijpbare air. In de getuigenbank had ze zich door niets van de wijs laten brengen. De advocaat van de verdediging had eerst geflirt en gevleid en was uiteindelijk van vertwijfeling overgegaan op grof verbaal geweld, maar dokter Isles had zijn vragen beantwoord met onfeilbare logica en een onverstoorbare Mona-Lisaglimlach. De pers liep met haar weg. Advocaten vreesden haar. En politierechercheurs beefden gefascineerd voor de vrouw die ervoor had gekozen haar dagen door te brengen in het gezelschap van lijken.
Dokter Isles regeerde met haar gebruikelijke koelheid over de autopsiezaal. Haar assistent, Yoshima, gedroeg zich al net zo zakelijk toen hij de instrumenten klaarlegde en lampen instelde. Beiden keken met de objectieve blik van wetenschappers neer op het lichaam van Richard Yeager.
De lijkstijfheid was weggetrokken sinds Rizzoli het lijk gisteren had gezien en dokter Yeager lag er nu slapjes bij. De tape was weggesneden, de boxershort verwijderd en het grootste deel van het bloed weggewassen. Hij lag met zijn armen naast zich, beide handen gezwollen en verkleurd door de combinatie van de strak omwonden tape en de lijkvlekken, alsof hij blauwpaarse handschoenen droeg. Maar het was de snee in de hals waar iedereen naar keek.
‘Coup de grâce,’ zei Isles. Met een meetlatje mat ze de afmetingen van de wond. ‘Veertien centimeter.’
‘Gek dat het er helemaal niet zo diep uitziet,’ zei Korsak.
‘Dat komt omdat de snee is gemaakt volgens de Langerse lijnen. Door de huidspanning worden de randen teruggetrokken zodat de wond nauwelijks gaapt. Ze is dieper dan ze eruitziet.’
‘Tongstokje?’
‘Dank je.’ Isles pakte het van hem aan en stak het ronde deel van het houten stokje in de wond terwijl ze mompelde: ‘Zeg eens A…’
‘Wat doet u nou?’ zei Korsak.
‘Ik meet de wonddiepte. Bijna vijf centimeter.’
Isles draaide een vergrootglas boven de wond en tuurde naar de vleesrode snee. ‘De linker halsslagader en de linker nekader zijn beide dwars doorgesneden. De luchtpijp is ook ingesneden. Gezien de mate van tracheale penetratie vlak onder de schildklier vermoed ik dat de hals is gestrekt voordat de wond is toegebracht.’ Ze keek op naar de twee rechercheurs. ‘De dader heeft het hoofd van het slachtoffer achterover getrokken en toen een nauwkeurige snee gemaakt.’
‘Een executie,’ zei Korsak.
Rizzoli herinnerde zich de haartjes op de met bloed gespatte muur die in het licht van de Crimescope zichtbaar waren geworden. Haren van dokter Yeager, uit zijn schedel gerukt toen het mes door zijn huid was gegleden.
‘Met wat voor soort mes?’ vroeg ze.
Isles gaf niet meteen antwoord op de vraag. In plaats daarvan wendde ze zich tot Yoshima en zei: ‘Plakband.’
‘Ik heb al een paar stukjes klaargelegd.’
‘Ik duw de randen naar elkaar. Jij doet het plakband erop.’
Korsak stootte een onthutste lach uit toen tot hem doordrong wat de bedoeling was. ‘Gaan jullie de wond met plakband dichtmaken?’
Isles wierp een laconieke blik toe. ‘Had u liever tweecomponentenlijm?’
‘Moet daarmee zijn hoofd op z’n plek blijven of zo?’
‘Welnee, rechercheur. Zelfs uw hoofd zouden we niet met plakband op z’n plek kunnen houden.’ Ze keek door het vergrootglas en knikte. ‘Zo is het genoeg, Yoshima. Ik zie het.’ ‘Wat ziet u?’ vroeg Korsak.
‘De wonderen van plakband. Rechercheur Rizzoli, u vroeg wat voor soort mes hij heeft gebruikt.’
‘Zeg alstublieft niet een scalpel.’
‘Nee, geen scalpel. Kijk maar even.’
Rizzoli liep naar het vergrootglas en keek naar de wond. De opengesneden randen waren samengetrokken door het transparante plakband en wat ze nu zag, was een duidelijkere benadering van het dwarsprofiel van het wapen. Aan één zijde van de snee zag ze parallelle groefjes.
‘Een getand lemmet,’ zei ze.
‘Op het eerste gezicht zou je dat inderdaad denken.’
Rizzoli keek op in Isles’ kalm uitdagende ogen. ‘Maar dat is het niet?’
‘Het snijvlak zelf kan niet getand zijn, omdat de andere rand van de snee volkomen glad is. En ziet u dat de parallelle groeven slechts op ongeveer een derde van de snee voorkomen? Niet over de gehele lengte. Die groeven zijn gemaakt toen het mes uit de wond is getrokken. De moordenaar is de snee onder de linkerkaak begonnen en heeft het mes naar de voorkant van de keel getrokken tot en met de luchtpijp. De groeven zijn ontstaan toen hij de snee had beëindigd en het wapen bij het wegnemen een fractie heeft gedraaid.’
‘Maar waardoor zijn die schrammetjes dan precies gemaakt?’
‘Niet door het snijvlak. Dit wapen heeft tandjes op de bovenrand. Die hebben parallelle groefjes gemaakt toen het wapen naar buiten werd getrokken.’ Isles keek Rizzoli aan. ‘Dit is typerend voor een Rambo-mes of een survivalmes. Het soort dat jagers gebruiken.’
Jagers. Rizzoli keek naar de gespierde schouders van Richard Yeager en dacht: dit was geen man die gedwee de rol van slachtoffer zou spelen.
‘Als ik het goed heb begrepen,’ zei Korsak, ‘zag dit slachtoffer, deze man die duidelijk zijn conditie op peil hield, de dader een levensgroot jagersmes te voorschijn halen en is hij toch gewoon blijven zitten wachten tot die kerel hem daarmee de keel doorsneed?’
‘Zijn polsen en enkels waren vastgebonden,’ zei Isles.
‘Al was hij ingepakt als Toetanchamon! Een béétje kerel probeert iets terug te doen.’
Rizzoli zei: ‘Hij heeft gelijk. Zelfs als je polsen en enkels zijn vastgebonden, kun je schoppen. Je kunt zelfs een kopstoot geven. Maar hij zat daar maar, met zijn rug tegen de muur.’
Dokter Isles rechtte haar rug. Een ogenblik zei ze niets maar stond ze daar alleen maar, superieur, alsof haar chirurgenschort de mantel van een priesteres was. Ze keek naar Yoshima. ‘Geef me even een natte handdoek. En verstel die lamp daar. We gaan hem helemaal schoonmaken en iedere centimeter van zijn huid bekijken.
‘Waar zijn we naar op zoek?’ vroeg Korsak.
‘Dat hoort u wel wanneer ik het heb gevonden.’
Even later, toen Isles de rechterarm optilde, zag ze de sporen aan de zijkant van zijn borst. Onder het vergrootglas waren twee vage roze bobbeltjes te zien. Isles streek met haar vinger over de huid. ‘Verdikkingen,’ zei ze. ‘Een Lewis Triple Reactie.’
‘Een wat?’ vroeg Rizzoli.
‘Lewis Triple Reactie. Het is een signatuureffect op de huid. Eerst zie je erytheem – rode vlekjes – en dan een gloed veroorzaakt door verwijding van de huidbloedvaten. Tot slot, in het derde stadium, wellen verdikkingen op wegens toegenomen bloeddoorstroming.’
‘Het lijkt veel op een Taserstriem,’ zei Rizzoli.
Isles knikte. ‘Precies. Dit is de klassieke huidreactie op een elektrische schok met een apparaat als een Taser. Je wordt er volkomen door lamgelegd. Eén schokje, en je bent alle beheersing over je spieren kwijt. In ieder geval lang genoeg om iemand de gelegenheid te geven je polsen en enkels vast te binden.’
‘Hoelang blijven die verdikkingen over het algemeen zichtbaar?’
‘Op een levende persoon vervagen ze meestal na twee uur.’
‘En op een dode persoon?’
‘De dood brengt de werking van de huid tot halt. Daarom kunnen wij deze nog steeds zien. Ook al zijn ze erg zwak.’
‘Hij is dus binnen twee uur nadat hij deze schok had gekregen, gestorven?’
‘Ja.’
‘Maar een Taser schakelt je maar een paar minuten uit,’ zei Korsak. ‘Vijf, tien minuten op z’n hoogst. Om hem in bedwang te houden, moet hij meer schokken hebben gehad.’
‘En daarom gaan we verder zoeken,’ zei Isles. Ze richtte de lamp lager op het lijk.
De lichtbundel scheen nu meedogenloos op Richard Yeagers genitaliën. Tot dan toe had Rizzoli vermeden naar dat deel van zijn anatomie te kijken. Ze had het altijd een onbarmhartige inbreuk op de privacy gevonden om naar de seksuele organen van een lijk te kijken, nóg een belediging, nóg een vernedering voor het slachtoffer. Maar nu was het licht gericht op de slappe penis en balzak en leek de vernedering van Richard Yeager compleet.
‘Er zijn meer verdikkingen,’ zei Isles. Ze veegde een bloedvlek weg om de huid te kunnen bekijken. ‘Hier, op de onderbuik.’
‘En op zijn dijbeen,’ zei Rizzoli zachtjes.
Isles keek op. ‘Waar?’
Rizzoli wees naar de veelzeggende bobbeltjes links van de balzak van het slachtoffer. Zo waren de laatste afgrijselijke minuten van Richard Yeagers leven dus verlopen, dacht ze. Hij is wakker en geheel bij bewustzijn, maar hij kan zich niet bewegen. Hij kan zich niet verdedigen. De spierballen, al die uren in de sportzaal hebben uiteindelijk niets te betekenen, omdat zijn lichaam hem niet gehoorzaamt. Zijn ledematen liggen er nutteloos bij, uitgeschakeld door de elektrische stroom die door zijn zenuwstelsel is gejaagd. Hij wordt uit zijn slaapkamer gesleept, hulpeloos als een verbijsterde koe op weg naar de slachtbank. Hij wordt tegen de muur gezet om getuige te zijn van wat er zou volgen.
Maar het effect van de Taser is maar kort van duur. Algauw beginnen zijn spieren te trillen; zijn vingers knijpen zich tot vuisten. Hij ziet wat zijn vrouw moet doorstaan en woede doet adrenaline door zijn lichaam stromen. Ditmaal gehoorzamen zijn spieren hem wanneer hij zich beweegt. Hij probeert op te staan, maar het gekletter van het theekopje dat van zijn schoot afglijdt, verraadt hem.
Een nieuwe schok van de Taser is voldoende. Hij zakt terug, wanhopig, als Sisyphus die van de berg rolt.
Ze keek naar Richard Yeagers gezicht, naar de opengesneden oogleden, en dacht aan de laatste beelden die zijn brein geregistreerd moest hebben. Zijn eigen benen, nutteloos voor hem uitgestrekt. Zijn vrouw, murw op het beige vloerkleed. En een mes dat, in de hand van de moordenaar, naderbij komt voor de genadeslag.
Het is lawaaierig in het dagverblijf waar mannen ijsberen als de gekooide beesten die ze zijn. De tv schettert en de metalen trap naar de bovenste rijen cellen galmt bij iedere stap. De bewakers verliezen ons geen moment uit het oog. Overal zijn camera’s, in de douches, zelfs in de toiletten. Door de ramen van het bewakershok kijken onze cipiers op ons neer wanneer we hier in de put bijeen zijn. Ze kunnen precies zien wat we doen. De Souza-Baranowski-gevangenis is een gebouw van zes verdiepingen, de nieuwste van alle gevangenissen in Massachusetts, een wonder van techniek. De sloten hebben geen sleutels maar worden geopend en gesloten door middel van computers in de wachttoren. Lichaamloze stemmen vertellen ons door intercoms wat we moeten doen. Van iedere cel in deze nor kan de deur geopend en gesloten worden met afstandsbediening, zonder dat er een levend wezen aan te pas hoeft te komen. Er zijn dagen dat ik me afvraag of onze gevangenbewaarders eigenlijk wel mensen van vlees en bloed zijn, of dat de silhouetten die we zien, achter het glas, alleen maar animatronische robotten zijn, met draaiende torso’s en knikkende hoofden. Maar of ik nu door mens of machine in de gaten word gehouden, het stoort me niet, want ze kunnen niet in mijn hoofd kijken; ze kunnen het duistere landschap van mijn fantasieën niet betreden. Die plek behoort toe aan mij alleen.
Wanneer ik in het dagverblijf zit en naar het journaal van zes uur kijk, dool ik rond in dat landschap. En dan reist de vrouwelijke nieuwslezer, glimlachend op het scherm, met me mee. Ik stel me voor hoe haar donkere haar als een zwarte waaier op het kussen ligt. Ik zie zweet glanzen op haar huid. In mijn wereld glimlacht ze niet; nee, haar ogen zijn wijdopen en de verwijde pupillen zijn als bodemloze poelen, de lippen weggetrokken in een grimas van angst. Dat alles beeld ik me in terwijl ik naar de mooie nieuwslezeres in het smaragdgroene pakje kijk. Ik zie haar glimlachen, hoor haar beschaafde stem en vraag me af hoe ze zou klinken wanneer ze begint te gillen.
Dan verschijnt er een ander beeld op het televisiescherm en verdwijnen alle gedachten aan de nieuwslezeres. Een mannelijke verslaggever staat voor het huis van dokter Richard Yeager in Newton. Op sombere toon vertelt hij dat er al twee dagen zijn verstreken sinds de moord op de arts en de ontvoering van zijn vrouw, maar dat er nog steeds niemand is gearresteerd. Ik leun naar voren en staar ingespannen naar het scherm, wachtend op een glimp.
Eindelijk zie ik haar.
De camera zwenkt naar het huis en filmt haar in close-up wanneer ze de voordeur uitkomt. Een dikke man verschijnt achter haar op de drempel. Ze blijven in de voortuin staan praten, zich er niet van bewust dat de cameraman op hen heeft ingezoomd. De man ziet er grof en varkensachtig uit met hangwangen en vliezig haar dat hij over zijn kale schedel heeft gekamd. Naast hem lijkt ze klein en nietig. Het is lang geleden dat ik haar voor het laatst heb gezien en ze lijkt erg veranderd. Ze heeft weliswaar nog steeds diezelfde ontembare donkere krullen en ze draagt weer zo’n donkerblauw broekpak waarvan het jasje haar iets te ruim zit en de snit haar geringe lengte geen goed doet, maar haar gezicht is veranderd. Voorheen was het vierkant en gedecideerd, niet bijzonder mooi, maar wel opvallend vanwege de intense intelligentie in haar ogen. Nu ziet ze er vermoeid en bezorgd uit. Ze is ook afgevallen. Ik zie nieuwe schaduwen in haar gezicht, in haar holle wangen.
Opeens ziet ze de televisiecamera en staart ze ernaar, kijkt ze me recht aan, alsof haar ogen me kunnen zien, zoals ik haar zie, alsof ze vlak voor me staat. We gaan ver terug, zij en ik, we hebben samen iets meegemaakt dat zo intiem is dat we voor eeuwig aan elkaar verbonden zijn, als geliefden.
Ik sta op van de bank en loop naar de televisie. Leg mijn hand op het scherm. Ik luister niet naar het commentaar van de verslaggever; ik concentreer me volledig op haar gezicht. Mijn kleine Janie. Heb je nog last van je handen? Wrijf je nog steeds over je handpalmen, zoals toen in de rechtszaal, alsof je het gevoel hebt dat er een splinter onder je huid is gekropen? Beschouw je de littekens net als ik als bewijzen van liefde? Kleine aandenkens aan de hoge achting die ik voor je koester?
‘Hé, sodemieter op. We kunnen niks zien!’ roept iemand.
Ik verroer me niet. Ik sta voor het televisietoestel, raak haar gezicht aan, herinner me hoe haar gitzwarte ogen ooit berustend naar me opkeken. Ik herinner me hoe glad haar huid is. Een perfecte huid, zonder ook maar het geringste vleugje make-up.
‘Sodemieter op, klootzak!’
Opeens is ze verdwenen, weg van het scherm. De vrouwelijke nieuwslezer in het smaragdgroene jasje is terug. Daarnet nog zou ik voor mijn fantasieën genoegen hebben genomen met deze perfect opgemaakte mannequin. Nu vind ik haar saai, een mooi gezicht boven een ranke hals en verder niets. Eén blik op Jane Rizzoli was voldoende om me eraan te herinneren wat voor soort prooi écht de moeite waard is. Ik keer terug naar de bank en laat een reclame van Lexus over me heen gaan. Ik zie de televisie niet meer. In plaats daarvan denk ik eraan terug hoe het was om vrij te zijn. Door de straten te lopen, de geur op te snuiven van de vrouwen die me passeerden. Niet de overdadige luchtjes die uit flesjes komen, maar het ware parfum van vrouwenzweet of vrouwenhaar, verwarmd door de zon. Op zomerdagen ging ik dicht bij de andere voetgangers staan die wachtten tot het voetgangerslicht op groen sprong. Wie heeft er op een drukke straathoek erg in dat een man achter je zich naar voren buigt om aan je haar te ruiken? Wie valt het op dat de man naast je naar je nek staart, de plek zoekend waaronder je slagader ligt, de plek waarvan hij weet hoe zoet de huid daar ruikt?
Ze letten er niet op. Het voetgangerslicht springt op groen. De drom komt in beweging. En de vrouw loopt door zonder te weten, zonder er een flauw vermoeden van te hebben dat de jager haar geur heeft opgesnoven.
‘Het opvouwen van de nachtpon wil op zich nog niet zeggen dat je te maken hebt met een copycat,’ zei dokter Lawrence Zucker. ‘Dit is alleen maar een machtsvertoning. De moordenaar laat zien hoeveel macht hij heeft over de slachtoffers. Over de situatie.’
‘Net als Warren Hoyt dat deed,’ zei Rizzoli.
‘Er zijn nog meer moordenaars geweest die dit hebben gedaan. Het is niet een unieke karakteristiek van de Chirurg.’
Dokter Zucker keek naar haar met een vreemde, bijna dierlijke glans in zijn ogen. Hij was als forensisch psycholoog verbonden aan de Northeastern University en werd vaak door de politie van Boston geraadpleegd. Hij had een jaar geleden samengewerkt met het rechercheteam dat het onderzoek naar de moorden van de Chirurg had gedaan en het criminele profiel dat hij toen had samengesteld van de dader, was griezelig accuraat geweest. Rizzoli vroeg zich wel eens af of Zucker zelf wel helemaal normaal was. Alleen iemand die het domein van het kwaad zo goed kende, kon zich zo diep inleven in de geest van een man als Warren Hoyt. Ze had zich nooit op haar gemak gevoeld bij deze man, die haar met zijn slinkse, lispelende stem en indringende blikken het gevoel gaf naakt en kwetsbaar te zijn. Maar hij was een van de weinigen die Hoyt echt hadden begrepen; misschien zou hij ook een copycat begrijpen.
Rizzoli zei: ‘Het gaat niet alleen om de opgevouwen nachtkleding. Er zijn nog meer overeenkomsten. Er is tape gebruikt om de slachtoffers vast te binden.’
‘Nogmaals, dat is niet uniek. Heb je vroeger nooit naar Mac-Gyver gekeken? Die heeft ons duizend-en-een dingen laten zien die je met tape kunt doen.’
‘Hij dringt ‘s nachts binnen via een raam. Overrompelt de slachtoffers in bed –’
‘Wanneer ze het kwetsbaarst zijn. Een voor de hand liggend tijdstip om aan te vallen.’
‘En de manier waarop de keel is doorgesneden: in één haal.’
Zucker zuchtte. ‘Een stille en efficiënte manier om iemand te vermoorden.’
‘Maar zet het even allemaal bij elkaar. De opgevouwen nachtpon. De tape. De manier waarop hij is binnengekomen. De coup de grâce.’
‘Dan nog kom je uit op een dader die vrij algemene strategieën heeft gekozen. Zelfs het theekopje op de schoot van het slachtoffer is een variatie van wat seriemoordenaars al eerder hebben gedaan. Ze leggen een bord of ander serviesgoed op de echtgenoot. Als hij zich beweegt, wordt de dader door het neerkletterende porselein gewaarschuwd. Het zijn bekende en beproefde methoden.’
Gefrustreerd pakte Rizzoli de misdaadfoto’s van de zaak-Yeager en spreidde ze uit op zijn bureau. ‘We proberen een vermiste vrouw te vinden, dokter Zucker. Tot nu toe hebben we geen enkele houvast. Ik wil niet eens dénken aan wat ze op dit moment moet doorstaan – als ze nog leeft. Bekijkt u deze foto’s dus alstublieft goed en vertel me over de dader. Vertel me hoe we hem kunnen vinden. En hoe we haar kunnen vinden.’
Dokter Zucker zette zijn bril op en pakte de eerste foto. Hij zei niets, keek er alleen naar en pakte toen de volgende uit de reeks.
De enige geluiden waren het gekraak van zijn leren stoel en af en toe een gemompeld teken van belangstelling van zijn kant. Wanneer Rizzoli uit het raam van zijn kantoor keek, zag ze de campus van de Northeastern University, vrijwel verlaten op deze zomerdag. Er zaten maar een paar studenten op het grasveld, rugtassen en boeken om zich verspreid. Ze was jaloers op die studenten, jaloers op hun zorgeloosheid en onschuld. Hun blinde vertrouwen in de toekomst. En hun nachten, ononderbroken door angstdromen.
‘U zei dat u sperma had gevonden,’ zei dokter Zucker.
Met tegenzin keek ze weg van de studenten in de zon en richtte ze haar blik weer op hem. ‘Ja. Op dat ovalen vloerkleed op de foto. Het lab heeft bevestigd dat het om een andere bloedgroep gaat dan die van haar man. Het DNA is ingevoerd in de database van CODIS.’
‘Ik betwijfel dat deze moordenaar zo onzorgvuldig is dat hij geïdentificeerd zou kunnen worden via een nationale database. Nee, ik wil wedden dat zijn DNA niet in CODIS staat.’ Zucker keek op van de foto. ‘En ik wil wedden dat hij geen vingerafdrukken heeft achtergelaten.’
‘Bij AFIS is nog niets te voorschijn gekomen. Jammer voor ons hadden de Yeagers zeker vijftig bezoekers gehad na de begrafenis van de moeder van mevrouw Yeager. Wat inhoudt dat we een heleboel vingerafdrukken moeten natrekken.’
Zucker keek neer op de foto van dokter Yeager, ineengezakt tegen de met bloed bespatte muur. ‘Deze moord is dus gepleegd in Newton.’
‘Ja.’
‘Niet een onderzoek waar u normaal gesproken aan zou deelnemen. Waarom bent u er dan mee bezig?’ Hij keek weer op en hield haar blik vast op een onaangenaam indringende manier.
‘Rechercheur Korsak had gevraagd of ik een kijkje wilde komen nemen.’
‘Rechercheur Korsak is de man die de leiding heeft over dit onderzoek?’
‘Ja. Maar –’
‘Worden er in Boston zelf niet genoeg moorden gepleegd om u aan het werk te houden, rechercheur Rizzoli? Waarom vindt u dat u deze erbij moet doen?’
Ze staarde terug met het gevoel alsof hij er op de een of andere manier in geslaagd was in haar hersens te kruipen, dat hij daar rondsnuffelde, op zoek naar haar zwakste plek zodat hij die kon gaan kwellen. ‘Dat heb ik al gezegd,’ zei ze. ‘Het is mogelijk dat de vrouw nog leeft.’
‘En u wilt haar redden.’
‘Ja, u niet?’ zei ze fel.
‘Vertel eens, rechercheur Rizzoli,’ zei Zucker, onaangedaan door haar woede. ‘Hebt u uiteindelijk met iemand over de zaak-Hoyt gesproken? Ik bedoel over het effect dat die zaak op u persoonlijk heeft gehad?’
‘Ik begrijp niet goed wat u bedoelt.’
‘Hebt u ervoor onder behandeling gestaan?’
‘Bij een psychiater bedoelt u?’
‘Wat er in die kelder met u is gebeurd, moet een afgrijselijke ervaring zijn geweest. Warren Hoyt heeft u dingen aangedaan waar iedere agent geestelijk een zware klap van zou krijgen. Hij heeft u littekens bezorgd, zowel emotionele als lichamelijke. De meeste mensen zouden lijden aan traumatische gevolgen daarvan. Flashbacks, nachtmerries. Depressie.’
‘De herinneringen zijn niet prettig, maar ik kan ze wel aan.’
‘Dat is kenmerkend voor u, niet? Doorbijten. Nooit klagen.’
‘Ik klaag net zoveel als ieder ander.’
‘Maar niet als u daardoor zwakte zou tonen. Of kwetsbaarheid.’
‘Mensen die zaniken kan ik niet uitstaan. Dat doe ik zelf ook niet.’
‘Ik heb het niet over zaniken. Ik heb het over eerlijk tegenover jezelf toegeven dat je met een probleem zit.’
‘Wat voor probleem bedoelt u?’
‘Dat mag u zelf zeggen.’
‘Nee, dat mag ú zeggen. U bent degene die denkt dat ik helemaal in de knoop zit.’
‘Dat heb ik niet gezegd.’
‘Maar dat denkt u wel.’
‘U hebt zelf de term in de knoop gebruikt. Voelt u zich zo?’
‘Ik ben daarvoor gekomen.’ Ze wees naar de foto’s van de Yeager-moord. ‘Waarom hebben we het opeens over mij?’
‘Omdat u alleen maar aan Warren Hoyt kunt denken wanneer u deze foto’s ziet. Ik vraag me af waarom dat zo is.’ ‘Die zaak is afgesloten. Ik heb het van me af gezet.’
‘Echt waar?’
Hij vroeg het heel zachtjes en ze had geen antwoord. Ze kon zijn gewroet niet uitstaan. Vooral niet dat hij de vinger had gelegd op een waarheid die ze weigerde te erkennen. Warren Hoyt had inderdaad littekens achtergelaten. Ze hoefde maar naar haar handen te kijken om herinnerd te worden aan de schade die hij had toegebracht. Maar de grootste schade was niet de lichamelijke. Wat ze was kwijtgeraakt, afgelopen zomer in die donkere kelder, was haar gevoel onoverwinnelijk te zijn. Haar zelfvertrouwen. Warren Hoyt had haar laten zien hoe kwetsbaar ze in wezen was.
‘Ik ben niet hierheen gekomen om over Warren Hoyt te praten,’ zei ze.
‘Toch is hij de reden waarom u hier bent.’
‘Nee. Ik ben hier omdat ik parallellen zie tussen deze twee moordenaars. En ik ben niet de enige. Rechercheur Korsak ziet ze ook. Zullen we ons dus maar bij dat onderwerp houden?’
Hij keek haar aan met een nietszeggende glimlach. ‘Goed.’
‘Hoe zit het met deze moordenaar?’ Ze tikte op de foto’s. ‘Wat kunt u me over hem vertellen?’
Zucker concentreerde zich weer op de foto van dokter Yeager. ‘Uw nog onbekende moordenaar is duidelijk een goed georganiseerde man. Maar dat wist u al. Hij had zich goed voorbereid. De glassnijder, het verdovingspistool, de tape. Hij heeft dit echtpaar zo snel weten te overmeesteren, dat je je afvraagt…’ Hij keek naar haar. ‘Er was geen tweede dader? Een compagnon?’
‘Slechts één paar voetafdrukken.’
‘Dan is uw jongen erg efficiënt. En nauwgezet.’
‘Maar hij heeft zijn sperma op het vloerkleed achtergelaten. Hij heeft ons de sleutel tot zijn identiteit gegeven. Dat is een heel grote fout.’
‘Dat is het zeker. En hij weet dat ook.’
‘Waarom heeft hij haar daar dan verkracht, in het huis? Waarom niet later, op een veilige plek? Als hij zo goed georganiseerd is dat hij een huis kan binnendringen en de echtgenoot lam leggen…’
‘Misschien gaat het hem daar juist om.’
‘Wat?’
‘Denk er even over na. Dokter Yeager zit vastgebonden en hulpeloos tegen de muur, gedwongen toe te kijken terwijl een andere man bezit neemt van zijn eigendom.’
‘Eigendom,’ herhaalde ze.
‘In de ogen van deze dader is de vrouw dat. Het eigendom van een andere man. De meeste seksmisdadigers durven geen echtparen aan te vallen. Ze kiezen vrouwen alleen, het makkelijke doelwit. Het wordt gevaarlijk wanneer er een man bij is. Toch heeft deze indringer geweten dat er een echtgenoot was. Hij had zich erop voorbereid hem in bedwang te houden. Maakt dat soms deel uit van zijn genot, van de opwinding? Dat hij publiek had?’
Een eenmanspubliek. Ze keek naar de foto van Richard Yeager, ineengezakt tegen de muur. Ja, wat hij zei, was ook haar eerste indruk geweest toen ze de zitkamer was binnengegaan.
Zuckers blik gleed naar het raam. Een moment verstreek. Toen hij weer sprak, klonk zijn stem zacht en soezerig, alsof de woorden omhoog kwamen drijven uit een droomtoestand.
‘Het draait allemaal om macht. En overwicht. Om het onderwerpen van een ander mens. Niet alleen de vrouw, maar ook de man. Misschien is juist de man degene die hem opwindt, die een onontbeerlijk deel vormt van zijn fantasieën. Onze jongen kent de risico’s, maar is evengoed gedwongen gehoor te geven aan zijn impulsen. Hij zit volledig in de greep van zijn fantasieën, en houdt, op zijn beurt, zijn slachtoffers volkomen in zijn greep. Hij is almachtig. De heerser. Zijn vijand zit er verlamd en machteloos bij en onze jongen doet wat zegevierende legers altijd hebben gedaan. Hij neemt zijn buit in bezit. Hij verkracht de vrouw. Zijn genot wordt versterkt door de ultieme nederlaag van dokter Yeager. Deze aanranding is meer dan alleen seksuele agressie; het is een uitdrukking van mannelijke kracht. De overwinning van de ene man op de andere. De overwinnaar die zijn buit opeist.’
Buiten pakten de studenten op het gazon hun rugtassen en sloegen het gras van hun kleren. De namiddagzon gaf alles een gouden gloed. Wat gingen die studenten de rest van deze dag doen? vroeg Rizzoli zich af. Gezellig ergens pizza eten, biertje erbij, lekker kletsen. En dan rustig slapen, zonder nachtmerries. De slaap der onschuldigen.
Die mij nooit meer gegund is.
Haar mobieltje tjirpte. ‘Neemt u me niet kwalijk,’ zei ze. Ze klapte het apparaatje open.
Het was Erin Volchko van het laboratorium waar haren, vezels en ander tastbaar bewijsmateriaal werd onderzocht. ‘Ik heb de strippen tape bekeken die van dokter Yeagers lichaam afkomstig zijn,’ zei Erin. ‘Ik heb de bevindingen al per fax naar rechercheur Korsak gestuurd, maar ik wist dat jij ze ook zou willen hebben.’
‘Wat heb je gevonden?’
‘Aan de tape zat een aantal korte bruine haren. Slappe haartjes, die uit de huid van het slachtoffers zijn getrokken toen de tape is weggenomen.’
‘Vezels?’
‘Ook. Maar nu komt het: aan de strip die van de enkels van het slachtoffer is afgehaald, zat een donkerbruine haar van eenentwintig centimeter lang.’
‘Zijn vrouw is blond.’
‘Dat weet ik. Daarom is deze haar zo interessant.’
De dader, dacht Rizzoli. Het is een haar van de dader. Ze vroeg: ‘Zijn er epitheelcellen?’
‘Ja.’
‘Dan kunnen we dus misschien via die haar een DNA krijgen. Als dat hetzelfde is als die van het sperma….’
‘Dat zit er niet in.’
‘Hoe weet je dat?’
‘Omdat het onmogelijk is dat deze haar afkomstig is van de moordenaar.’ Erin zweeg even. ‘Tenzij hij een zombie is.’