5

De lichtbruine labrador blafte met een aan hysterie grenzende opwinding naar de politiemannen die een stukje verderop stonden. Hij rukte en trok aan de riem waarmee hij aan de boom was vastgebonden. De eigenaar van de hond, een pezige man in een sportbroekje, zat op een rotsblok, zijn hoofd tussen zijn handen, zonder acht te slaan op de hond die zo luidruchtig om aandacht vroeg.

‘De eigenaar van de hond heet Paul Vandersloot. Hij woont in River Street, anderhalve kilometer hiervandaan,’ zei patrouilleagent Gregory Doud, die het terrein had afgezet met politielint dat in een halve cirkel van boom tot boom was gebonden.

Ze stonden aan de rand van de stedelijke golfbaan met hun gezicht naar de bossen van het Stony Brook-reservaat, die aan de golfbaan grensde. Het natuurreservaat lag aan de zuidelijke punt van Bostons stadsgrenzen en was omgeven door een zee van buitenwijken. Maar binnen de tweehonderd hectare van Stony Brook lag een ruig terrein met beboste heuvels en valleien, rotspartijen en moerassen omzoomd door lisdodden. In de winter gleden crosscountryskiërs over de bijna twintig kilometer aan paden; in de zomer waren de stille bossen een vluchthaven voor joggers.

Zoals voor meneer Vandersloot, tot zijn hond hem had geleid naar wat tussen de bomen lag.

‘Hij zegt dat hij hier iedere middag komt om zijn hond uit te laten en te joggen,’ zei agent Doud. ‘Hij neemt meestal eerst de East Boundary Road door het bos en keert dan met een grote boog terug langs de rand van het golfterrein. Dat is ongeveer zes kilometer bij elkaar. Hij zegt dat hij de hond altijd aan de riem houdt, maar dat het dier zich vandaag heeft losgerukt. Ze waren over het pad aan het joggen toen hij ervandoor ging, in westelijke richting. Toen hij weigerde terug te komen, is Vandersloot achter hem aangegaan en letterlijk over het lijk gestruikeld.’

Doud keek naar de jogger, die ineengedoken op de rots bleef zitten. ‘Ik heb een ambulance besteld.’

‘Heeft hij via een mobieltje gebeld?’

‘Nee. Hij is naar een telefooncel in het Thompson Center gegaan. Ik ben hier om tien voor halfdrie aangekomen. Ik heb niets aangeraakt. Ik ben alleen het bos in gelopen tot ik kon bevestigen dat het om een lijk ging. Na vijftig meter kon ik het al ruiken. En nog vijftig meter verder kon ik het zien. Ik ben toen meteen teruggelopen en heb het terrein afgezet. Tot en met beide zijden van de Boundary Road Trail.’

‘En om hoe laat zijn de anderen gearriveerd?’

‘Rechercheur Sleeper en Crowe waren hier rond drie uur. De lijkschouwer is om halfvier aangekomen.’ Hij zweeg even. ‘Ik wist niet dat u ook zou komen.’

‘Dokter Isles heeft me gebeld. Ik neem aan dat we voorlopig onze auto’s op het golfterrein moeten zetten?’

‘Dat heeft rechercheur Sleeper gezegd, ja. Hij wil niet dat er politiewagens zichtbaar zijn vanaf de Enneking Parkway. Om het voorlopig stil te kunnen houden.’

‘Is de pers er al?’

‘Nee. Ik heb het met opzet niet via de radio doorgegeven. Ik heb in plaats daarvan vanuit een telefooncel in de straat gebeld.’

‘Mooi zo. Met een beetje geluk komen ze helemaal niet.’

‘O jee,’ zei Doud. ‘Zou dat een eerste aasgier zijn?’

Een donkerblauwe Marquis reed zachtjes over het golfgazon en stopte naast het busje van de lijkschouwer. Een bekende gezette gedaante hees zich eruit en streek zijn dunnende haar glad over zijn schedel.

‘Nee, die is niet van de pers,’ zei Rizzoli. ‘Van hem wist ik dat hij zou komen.’

Korsak sjokte naar hen toe. ‘Denk je dat zij het is?’ vroeg hij.

‘Volgens dokter Isles is de kans groot. Zo ja, dan is jullie moordzaak nu binnen de stadsgrenzen van Boston terechtgekomen.’ Ze keek naar Doud. ‘Vanaf welke kant kunnen we ernaartoe zonder iets te verstoren?’

‘Vanuit het oosten is het beste. Sleeper en Crowe hebben het terrein al op videofilm gezet. De voetafdrukken en het sleepspoor zijn aan de andere kant en lopen tot aan de Enneking Parkway. Verder hoeft u alleen maar uw neus te volgen.’

Ze dook met Korsak onder het politielint door en liep het bos in. Zoals in alle natuurlijke bossen was het struikgewas vrij dicht. Ze doken onder spitse takken door die hun gezichten krasten, en regelmatig bleven hun broekspijpen hangen aan doornen. Ze kwamen uit bij het joggingpad East Boundary en zagen een los stuk politielint aan een boom wapperen.

‘De man was hier aan het joggen toen zijn hond zich losrukte,’ zei ze. ‘Zo te zien heeft Sleeper met stukjes politielint een spoor voor ons gemaakt naar de plek.’

Ze staken het joggingpad over en doken het bos weer in.

‘Gadverdamme. Ik ruik het nu al,’ zei Korsak.

Nog voor ze het lijk zagen, hoorden ze het onheilspellende gezoem van de vliegen. Droge twijgen knapten onder hun schoenen. Ze schrokken er steeds van, alsof het kogels waren. Door de bomen zagen ze Sleeper en Crowe, hun gezichten vertrokken van afkeer terwijl ze de insecten van zich afsloegen. Dokter Isles zat gehurkt, vlekjes zonlicht op haar zwarte haar. Toen ze dichterbij kwamen, zagen ze wat Isles aan het doen was.

Korsak liet een kreun van ontzetting horen. ‘Jezus. Dat had ik liever niet gezien.’

‘Vitreus kalium,’ zei Isles en vanwege haar hese stem klonken de woorden bijna verleidelijk, ‘zal ons helpen in te schatten hoelang deze persoon dood is.’

Het zou niet meevallen vast te stellen wanneer de dood was ingetreden, dacht Rizzoli toen ze naar het naakte lijk staarde. Isles had het op een vel plastic gerold waar het nu op de rug lag, de ogen uitpuilend vanwege het door de warmte uitzettende weefsel binnen de schedel. De hals en nek toonden een halsketting van ronde blauwe plekken. Het lange blonde haar was een stijve mat stro. De buik was gezwollen en had een levergroene kleur. Bloedvaten waren gevlekt door het bacteriële afbreken van het bloed waardoor de aderen opvallend zichtbaar waren, als zwarte rivieren die onder de huid stroomden. Maar al deze afschuwelijke details verbleekten bij wat Isles aan het doen was. Het vlies rond het mensenoog is het meest gevoelige deel van het lichaam; een ooghaartje of een korreltje zand dat onder het ooglid komt te zitten, kan erg veel pijn veroorzaken. Rizzoli en Korsak trokken dan ook automatisch een pijnlijk gezicht toen ze zagen hoe Isles een dikke naald in het oog van het lijk staf en langzaam de vitreuze vloeistof opzoog in een injectiespuit van 10 cc.

‘Dat ziet er mooi helder uit,’ zei Isles. Ze klonk tevreden. Ze plaatste de injectiespuit in een met ijs gevulde cooler, kwam overeind en bekeek het terrein met een koninklijke blik. ‘De levertemperatuur is slechts twee graden lager dan de buitentemperatuur,’ zei ze. ‘Er is geen schade aangericht door insecten of andere dieren. Ze ligt hier nog niet erg lang.’

‘Dit is dus alleen de stortplaats?’ vroeg Sleeper.

‘De lijkbleekheid laat zien dat ze op haar rug lag toen ze is gestorven. Zie je wel dat op de rug, waar het bloed zich heeft verzameld, de huidskleur donkerder is? Maar ze lag op haar buik toen ze is gevonden.’

‘Ze is dus na haar dood hierheen gebracht.’

‘Minder dan vierentwintig uur geleden.’

‘Maar zo te zien is ze al veel langer dood,’ zei Crowe.

‘Ja. Het lichaam is slap en al redelijk opgezwollen. En de huid begint al los te komen.’

‘Is dat een bloedneus?’ vroeg Korsak.

‘Ontbonden bloed. Ze begint haar lichaamssappen te verliezen. Die worden naar buiten gestuwd door de interne opbouw van gassen.’

‘Wanneer is ze gestorven?’ vroeg Rizzoli.

Isles keek een ogenblik zwijgend naar het afzichtelijk gezwollen stoffelijk overschot van een vrouw van wie ze allen aannamen dat het Gail Yeager was. Vliegen zoemden en vulden de stilte met hun hongerige gedrens. Afgezien van het lange blonde haar was er aan het lijk niets dat leek op de vrouw op de foto’s, een vrouw die ooit met een simpele glimlach mannen het hoofd op hol moest hebben gebracht. Het was niet prettig er op deze manier aan herinnerd te worden dat mooie mensen net zo goed als lelijke uiteindelijk door bacteriën en insecten worden veranderd in het onaangename equivalent van rottend vlees.

‘Daar kan ik nu nog geen antwoord op geven,’ zei Isles.

‘Meer dan een dag geleden?’ drong Rizzoli aan.

‘Ja.’

‘Ze is in de nacht van zondag op maandag ontvoerd. Kan ze al zo lang dood zijn?’

‘Vier dagen? Dat hangt af van de omgevingstemperatuur. De afwezigheid van insectenschade geeft me de indruk dat het lijk tot voor kort ergens binnen is bewaard. Beschermd tegen de natuur. In een kamer met airco verloopt het ontbindingsproces trager.’

Rizzoli en Korsak keken elkaar aan en vroegen zich hetzelfde af. Waarom zou de dader zo lang gewacht hebben om zich van een ontbindend lijk te ontdoen?

De walkietalkie van rechercheur Sleeper kraakte en ze hoorden Douds stem: ‘Rechercheur Frost is er. En de wagen van het forensisch laboratorium. Kunt u die al hebben?’

‘Momentje,’ zei Sleeper, die nu al een dodelijk vermoeide indruk maakte, bijna apathisch van de hitte. Hij was de oudste rechercheur op Moordzaken en zou over vijf jaar met pensioen gaan. Hij hoefde dus niets meer te bewijzen. Hij keek naar Rizzoli. ‘Wij komen nog maar net kijken wat deze zaak betreft. Heb jij er samen met de jongens van Newton al aan gewerkt?’

Ze knikte. ‘Sinds maandag.’

‘Dus jij gaat deze zaak doen?’

‘Ja,’ zei Rizzoli.

‘Hé,’ protesteerde Crowe. ‘Wij waren er als eersten bij.’

‘De ontvoering heeft in Newton plaatsgehad,’ zei Korsak.

‘Maar het lijk ligt nu in Boston,’ ging Crowe ertegenin.

‘Jezus,’ zei Sleeper. ‘Waarom vechten we hierom?’

‘Het is mijn zaak,’ zei Rizzoli, ‘Ik heb de leiding.’ Ze keek strak naar Crowe, hem uitdagend er iets van te zeggen. Ze verwachtte niet anders dan dat hun gebruikelijke rivaliteit weer de kop op zou steken en zag een hoek van zijn mond al omhoog gaan voor een smalende glimlach.

Toen zei Sleeper in zijn walkietalkie: ‘Rechercheur Rizzoli heeft nu de leiding over deze zaak.’ Hij keek haar weer aan. ‘Mag het labteam hierheen komen?’

Ze keek op naar de hemel. Het was al vijf uur en de zon was achter de bomen weggezakt. ‘Ja, laat ze maar komen, nu ze nog wat daglicht hebben om te kunnen zien wat ze doen.’

Een lijk in de open lucht, terwijl het licht begon te vervagen, was geen welkom scenario. In bossen zaten wilde dieren, die altijd loerden op een kans naderbij te komen, die een stoffelijk overschot uit elkaar konden rukken en bewijsmateriaal meenemen. Bloed en sperma konden worden weggewassen door regen, en de wind nam vezels met zich mee. Er waren geen deuren om indringers buiten te houden en terreingrenzen konden makkelijk door nieuwsgierigen worden overschreden. Vandaar dat Rizzoli opeens haast kreeg toen de ploeg van het forensisch laboratorium aan zijn methodische onderzoek begon, met hun scherpe ogen en metaaldetectors en zakjes om gevuld te worden met grotesk bewijsmateriaal.

Tegen de tijd dat Rizzoli bij de golfbaan het bos weer uitkwam, was ze bezweet, vuil en het slaan naar muggen moe. Ze bleef even staan om blaadjes uit haar haar te schudden en takjes van haar broek te plukken en toen ze zich weer oprichtte, zag ze een man met lichtbruin haar, gekleed in een pak met een stropdas, bij het busje van de lijkschouwer staan met een mobiele telefoon tegen zijn oor gedrukt.

Ze liep naar agent Doud, die nog steeds de perimeter bewaakte. ‘Wie is die vent in dat pak?’ vroeg ze.

Doud wierp een blik in de richting van de man. ‘Die? Hij zegt dat hij van de FBI is.’

‘Wat?’

‘Hij liet me zijn penning zien en heeft geprobeerd met een smoesje langs me heen te komen, maar ik heb gezegd dat hij het eerst met u moest opnemen. Dat vond hij niet leuk.’

‘Wat moet de FBI hier?’

‘Geen idee.’

Ze bleef even naar de man staan kijken, verstoord door het feit dat er een FBI-agent was komen opdagen. Als hoofd van het onderzoekteam wenste ze geen vervaging van de gezagsgrenzen en deze man, met zijn militaire houding en zakelijke kostuum, stond erbij alsof hij hier de baas was. Ze liep op hem af, maar hij gaf er pas blijk van haar te zien toen ze vlak bij hem was.

‘Pardon,’ zei ze, ‘Ik hoor dat u van de FBI bent?’

Hij klapte zijn mobieltje dicht en draaide zijn gezicht naar haar toe. Ze zag sterke, scherpe gelaatstrekken en een koel ondoordringbare blik.

‘Ik ben rechercheur Jane Rizzoli, hoofd van het onderzoekteam,’ zei ze. ‘Mag ik uw penning even zien?’

Hij stak zijn hand in zijn zak en haalde zijn penning eruit. Terwijl ze die bekeek, voelde ze dat hij haar opnam, haar inschatte. Zijn taxerende houding en de manier waarop hij haar meteen al in de verdediging drukte, alsof hij hier de leiding had, stond haar bijzonder tegen.

‘Agent Gabriel Dean,’ zei ze toen ze hem de penning teruggaf.

‘Jawel, mevrouw.’

‘Mag ik vragen wat de FBI hier doet?’

‘Ik was me er niet van bewust dat we tegenspelers waren.’

‘Heb ik gezegd dat we dat zijn?’

‘U geeft me uitdrukkelijk het gevoel dat ik hier niet thuishoor.’

‘De FBI komt meestal niet kijken bij een plaats delict. Dus ben ik nieuwsgierig waarom u nu wel gekomen bent.’

‘We zijn door het politiekorps van Newton ingelicht over de zaak-Yeager.’ Het was een halfslachtig antwoord; hij liet te veel weg, dwong haar ernaar te hengelen. Informatie achterhouden was een vorm van macht en ze kende het spel dat hij speelde.

‘De FBI wordt, neem ik aan, over veel zaken ingelicht,’ zei ze.

‘Inderdaad.’

‘Elke moord, nietwaar?’

‘Daar krijgen we bericht over, ja.’

‘Is er iets bijzonders aan deze moord?’

Hij keek haar weer met die ondoorgrondelijke blik aan. ‘Ik geloof dat de slachtoffers zouden zeggen van wel.’

Haar woede werkte zichzelf naar buiten als een splinter. ‘Dit lijk is twee uur geleden pas gevonden,’ zei ze. ‘Krijgt u tegenwoordig die meldingen zo snel binnen?’

Er speelde een flauwe glimlach rond zijn lippen. ‘We zitten niet op een eiland, rechercheur. We zouden het op prijs stellen als u ons op de hoogte hield van uw vooruitgang. Autopsierapporten. Bewijsmateriaal. Kopieën van de getuigenverklaringen –’

‘Dat is een heleboel tikwerk.’

‘Dat weet ik.’

‘En dat wilt u allemaal hebben?’

‘Ja.’

‘Is daar een bepaalde reden voor?’

‘Een moord en ontvoering zouden ons niet moeten interesseren? We willen graag op de hoogte gehouden worden.’

Ondanks dat hij zo’n imposante figuur was, schroomde ze niet hem uit te dagen door een stap dichter bij hem te gaan staan. ‘En hoelang zal het duren voordat u ons de zaak helemaal uit handen neemt?’

‘Het blijft uw zaak. Ik ben hier alleen om te assisteren.’

‘Ook als ik daar de noodzaak niet van inzie?’

Zijn blik sprong over naar de twee mortuariumassistenten die uit het bos kwamen en de brancard met het stoffelijk overschot in het busje van de lijkschouwer schoven. ‘Maakt het echt iets uit wie de leiding heeft over de zaak?’ vroeg hij zachtjes. ‘Zolang de dader wordt gepakt?’

Ze keken het busje na toen het wegreed om het reeds onteerde lijk aan verdere vernederingen te onderwerpen onder de felle lampen van de autopsiekamer. Gabriel Deans antwoord had haar er met striemende duidelijkheid aan herinnerd hoe onbelangrijk de kwestie van jurisdictie was. Het maakte voor Gail Yeager niets uit wie de eer zou opeisen voor de arrestatie van haar moordenaar. Het enige dat ze eiste, was gerechtigheid, ongeacht wie die zou leveren. Dat was Rizzoli haar verschuldigd: gerechtigheid.

Maar ze wist uit ervaring hoe frustrerend het was wanneer ze ergens hard aan had gewerkt en iemand anders met de eer ging strijken. Meer dan eens had ze mannelijke collega’s naar voren zien stappen om hooghartig de leiding te nemen over zaken die ze eigenhandig van de grond af had opgebouwd. Dat zou ze ditmaal niet laten gebeuren.

Ze zei: ‘Ik dank de FBI voor het aanbod ons te helpen, maar ik geloof dat we de zaak wel aankunnen. Als we u nodig hebben, laat ik u dat wel weten.’ Toen ze dat had gezegd, draaide ze zich om en liep ze weg.

‘Ik geloof dat u de situatie niet correct ziet,’ zei hij. ‘We zitten nu in hetzelfde team.’

‘Ik kan me niet herinneren de FBI om hulp gevraagd te hebben.’

‘Het is geregeld via uw baas, inspecteur Marquette. Wilt u het soms navragen?’ Hij stak haar zijn mobiele telefoon toe.

‘Ik heb zelf een telefoon, dank u.’

‘Dan raad ik u aan hem meteen te bellen, opdat we geen tijd hoeven te verkwisten aan landjepik.’

Ze stond versteld van het gemak waarmee hij aan boord was gestapt. Ze had hem verdomd goed ingeschat! Dit was geen man die gedwee aan de zijlijn zou blijven staan.

Ze pakte haar mobieltje en tikte het nummer in, maar voordat Marquette kon opnemen, hoorde ze agent Doud haar naam roepen.

‘Rechercheur Sleeper voor u,’ zei Doud en hij gaf haar zijn walkietalkie.

Ze drukte op de zendknop. ‘Rizzoli.’

Door het gekraak heen hoorde ze Sleeper zeggen: ‘Het lijkt me beter dat je nog even terugkomt.’

‘Waarom? Wat is er?’

‘Nou… je kunt beter zelf komen kijken. We zijn ongeveer vijftig meter ten noorden van de plek waar de andere is gevonden.’

De andere?

Ze duwde Doud de walkietalkie in handen en holde het bos in. Ze had zo’n haast dat ze eerst niet in de gaten had dat Gabriel Dean achter haar aankwam. Pas toen ze een twijg hoorde knappen, draaide ze zich om en zag ze hem vlak achter zich, zijn gezicht grimmig en onvermurwbaar. Ze had het geduld niet om met hem in de clinch te gaan, dus negeerde ze hem en beende verder.

Ze zag de mannen in een onheilspellende halve cirkel onder de bomen staan, als rouwenden, met gebogen hoofd. Sleeper keek om en zag haar.

‘Ze zijn met metaaldetectors over het hele terrein gegaan,’ zei hij. ‘De mannen van het lab waren al op de terugweg naar de golfbaan toen het alarm begon te piepen.’

Ze liep naar de cirkel van mannen en hurkte om van dichtbij te bekijken wat ze hadden gevonden.

De schedel was van het lichaam losgeraakt en lag apart van de rest van het vrijwel geheel tot skelet vergane stoffelijk overschot. Een gouden kroon glinsterde als een piratentand in de rij met modder besmeurde tanden. Ze zag geen kleding, geen restanten van stof, alleen blootgelegde beenderen waaraan hier en daar nog leerachtige stukjes ontbindend vlees kleefden. Plukken lang bruin haar klitten bijeen als natte bladeren en deden hen vermoeden dat het om een vrouw ging.

Rizzoli kwam overeind en liet haar blik over het omliggende terrein gaan. Muggen daalden neer op haar gezicht en voedden zich met haar bloed, maar ze was zich niet bewust van de prikjes. Ze had alleen maar aandacht voor de laag dode bladeren en twijgen, het dichte struikgewas. Een prachtig stil plekje in het bos dat ze nu met afgrijzen bekeek.

Hoeveel vrouwen lagen er in dit bos?

‘Het is zijn stortplaats.’

Ze draaide zich om naar Gabriel Dean, die had gesproken. Hij zat een klein stukje bij haar vandaan op zijn hurken en harkte met latex handschoenen aan door de bladeren. Ze had hem niet eens handschoenen zien aandoen. Hij stond op en keek haar aan.

‘Jullie jongen heeft deze plek vaker gebruikt,’ zei Dean. ‘En hij zal hem weer gebruiken.’

‘Als we hem niet afschrikken.’

‘Ja, dat is het grote punt. De zaak moet stilgehouden worden. Als jullie hem niet afschrikken, komt hij misschien terug. Niet per se om nog een lijk te dumpen, maar om te kijken. Om de opwinding nogmaals te voelen.’

‘U zit zeker op de afdeling Gedragspatronen?’

Hij gaf daar geen antwoord op, maar keek om zich heen naar de cirkel politiemannen. ‘Als we dit stil kunnen houden, kunnen we misschien iets doen. Maar we moeten meteen maatregelen nemen.’

We. Met dat ene woord was hij met haar een compagnonschap aangegaan waar ze niet alleen niet om had gevraagd, maar waar ze ook niet in wilde toestemmen. Toch stond hij hier doodleuk bevelen uit te delen. En het ergste was dat alle anderen het gesprek aanhoorden en wisten dat haar gezag op de proef werd gesteld.

Alleen Korsak durfde zich met zijn gebruikelijke botheid in het gesprek te mengen. ‘Neem me niet kwalijk, rechercheur Rizzoli,’ zei hij. ‘Wie is deze meneer?’

‘FBI,’ zei ze, haar blik nog steeds op Dean gericht.

‘Zou iemand me even willen uitleggen wanneer deze zaak een FBI-zaak is geworden?’

‘Het is geen FBI-zaak,’ zei ze. ‘En agent Dean gaat nu weg. Wie loopt er even met hem mee?’

Zij en Dean keken elkaar nog een moment aan. Toen boog hij licht zijn hoofd, alsof hij erkende dat hij deze ronde had verloren. ‘Ik weet de weg,’ zei hij en hij draaide zich om en liep terug in de richting van de golfbaan.

‘Wat hebben die lui van de FBI toch?’ zei Korsak. ‘Waarom denken ze altijd dat ze boven iedereen staan? En wat moet de FBI hier eigenlijk?’

Rizzoli staarde naar het bos waarin Gabriel Dean verdween, een grijze figuur die wegsmolt in de schemering. ‘Wist ik het maar.’

Een halfuur later kwam inspecteur Marquette in het bos aan.

De aanwezigheid van hoge pieten was meestal het laatste waar Rizzoli behoefte aan had. Ze vond het niet prettig wanneer er een meerdere over haar schouder meekeek wanneer ze aan het werk was. Maar Marquette bemoeide zich nergens mee. Hij stond roerloos onder een boom en nam alles in stilte in zich op.

‘Inspecteur,’ zei ze.

Hij reageerde met een knikje. ‘Rizzoli.’

‘Wat moet de FBI hier? Ze hebben een agent gestuurd die denkt dat hij er meteen bij hoort.’

Hij knikte. ‘Het verzoek is via het OPC[1] gelopen.’

De inmenging was dus goedgekeurd op het hoogste niveau.

Ze zag de mensen van het onderzoekteam hun spullen inpakken en teruglopen naar het busje. Hoewel ze zich binnen de stadsgrenzen van Boston bevonden, had je in deze donkere hoek van het Stony Brook-reservaat het gevoel dat je ergens diep in een oerwoud zat. De wind speelde met de bladeren en deed de geur van rotting opwaaien. Door de bomen zag ze de heen en weer zwaaiende zaklantaarn van Barry Frost, die bezig was al het politielint weg te nemen en daarmee alle sporen uit te wissen dat de politie hier een onderzoek had ingesteld. Vanaf vanavond zou de politie hier in een hinderlaag liggen, wachtend op een man wiens verlangen naar de geur van verrotting wellicht zo sterk was dat hij zou terugkeren naar het verlaten natuurreservaat, naar deze stille bomengroep.

‘Dus ik heb geen keus?’ zei ze. ‘Ik moet samenwerken met agent Dean?’

‘Dat heb ik de hoofdcommissaris toegezegd.’

‘Waarom heeft de FBI belangstelling voor deze zaak?’

‘Heb je dat aan Dean gevraagd?’

‘Je kunt net zo goed tegen die boom daar praten. Je krijgt toch geen antwoord. Het bevalt me niets. Wij moeten hem er helemaal bij betrekken, maar hij hoeft ons niets te vertellen.’

‘Misschien heb je hem niet op de juiste manier benaderd.’

Woede schoot als een gifpijl door haar bloedsomloop. Ze kende de onderliggende betekenis van zijn woorden: Je bent een stuk eigenwijs, Rizzoli. Je stoot mannen af.

‘Hebt u agent Dean ontmoet?’ vroeg ze.

‘Nee.’

Ze lachte sarcastisch. ‘Dan boft u.’

‘Ik zal zien of ik iets meer te weten kan komen, goed? Doe intussen je best om met hem samen te werken.’

‘Zegt iemand dat ik dat niet heb gedaan?’

‘Ik heb al een telefoontje gekregen dat je hem hier hebt weggestuurd. Dat noem ik geen samenwerking.’

‘Hij probeerde mijn gezag te ondermijnen. Ik wil duidelijkheid. Heb ik de leiding over deze zaak, ja of nee?’

Een korte stilte. ‘Ja, jij hebt de leiding.’

‘Ik vertrouw erop dat iemand dat aan agent Dean duidelijk zal maken.’

‘Daar zal ik voor zorgen.’ Marquette draaide zich om en keek het bos in. ‘We hebben dus twee lijken. Twee vrouwen?’

‘Te oordelen naar de grootte van het skelet en het haar, ziet het tweede lijk er inderdaad uit als dat van een vrouw. Er is bijna geen zacht weefsel over. Postmortale schade door dieren, maar geen duidelijke doodsoorzaak.’

‘Weten we zeker dat er niet nog meer zijn?’

‘De kadaverhonden hebben verder niets gevonden.’

Marquette slaakte een diepe zicht. ‘Godzijdank.’

Haar pieper trilde. Ze keek naar haar riem en herkende het telefoonnummer in het venstertje. Het kantoor van de patholoog-anatoom.

‘Net als vorig jaar in de zomer,’ mompelde Marquette, nog steeds naar de bomen starend. ‘De Chirurg heeft toen rond deze tijd zijn eerste moord gepleegd.’

‘Het komt door de hitte,’ zei Rizzoli, terwijl ze haar mobieltje pakte. ‘Die haalt de monsters uit hun schuilplaatsen.’

[1] Office of the police Corps – overkoepelend politieorgaan dat zich bezighoudt met het aantrekken van gespecialiseerd personeel voor het oplossen en bestrijden van misdaden met geweldpleging.