25

Rizzoli stond op de open plek en keek neer op de vier ijzeren paaltjes die in de grond waren geslagen. Twee voor de armen, twee voor de benen. Gevlochten koord, reeds met een lus erin, wachtend om rond de polsen en enkels gebonden te worden, was er vlakbij gevonden. Ze probeerde niet al te lang na te denken over waar die paaltjes voor bedoeld waren. In plaats daarvan liep ze over het terrein met de zakelijke houding van een rechercheur die een plaats delict bekijkt. Dat haar armen en benen aan de paaltjes vastgebonden hadden moeten worden, dat het haar vlees was dat de instrumenten in Hoyts rugzak opengesneden zouden hebben, was een detail dat ze ver van zich afhield. Ze voelde dat haar collega’s naar haar keken. Hoorde hoe ze hun stem lieten dalen wanneer ze in de buurt kwam. Het verband rond de gehechte wond op haar hoofd bestempelde haar als de wandelende gewonde en iedereen behandelde haar alsof ze van glas was en ieder moment kon breken. Dat kon ze niet hebben, niet nu, nu ze er meer dan ooit behoefte aan had te blijven geloven dat ze geen slachtoffer was. Dat ze haar emoties nog steeds volledig in de hand had.

En dus liep ze over het terrein zoals ze over ieder ander terrein zou lopen waar een misdaad was gepleegd. Het was gisteravond gefotografeerd en uitgekamd door de State Police en officieel weer vrijgegeven, maar vanochtend hadden Rizzoli en haar ploeg zich verplicht gevoeld het zelf te gaan bekijken. Ze liep met Frost het bos in. Meetlint zoefde in en uit toen ze de afstand maten vanaf de weg tot de open plek waar de State Police Warren Hoyts rugzak had gevonden. Ondanks dat deze cirkel van bomen voor haar een persoonlijke betekenis had, bekeek ze de open plek afstandelijk. In haar notitieboekje stond een lijstje van wat er in de rugzak was gevonden: scalpels en klemmen, een retractor en handschoenen. Ze had de foto’s bekeken van de afdrukken van Hoyts schoenen, nu in gips gevat, de bewijszakjes met de geknoopte koorden gezien zonder eraan te denken voor wiens polsen die bedoeld waren geweest. En nu ze opkeek om te zien of er een weersverandering in de lucht zat, gaf ze tegenover zichzelf niet toe dat deze boomtoppen en dit stukje hemel het laatste zou zijn geweest wat ze zou hebben gezien. Het slachtoffer Jane Rizzoli was hier vandaag niet. Ook al hielden haar collega’s haar nog zo scherp in de gaten, haar zouden ze niet te zien krijgen. Niemand.

Ze deed haar notitieboekje dicht en toen ze opkeek, zag ze Gabriel Dean tussen de bomen door op haar afkomen. Hoewel haar hart een sprongetje maakte, begroette ze hem slechts met een knikje en een blik die zei: laten we dit zakelijk houden.

Hij begreep het en ze stonden tegenover elkaar als twee agenten, ervoor zorgend dat uit niets zou blijken hoe intiem ze slechts twee dagen geleden waren geweest.

‘De chauffeur was een halfjaar geleden in dienst genomen door VIP Limousines,’ vertelde ze. ‘Hij heeft al die echtparen vervoerd – de Yeagers, de Ghents, de Waites. En hij had toegang tot VIPs afhaalschema. Hij heeft mijn naam zien staan en de auto die voor mij was gereserveerd geannuleerd zodat hij de plaats kon innemen van de chauffeur die me had moeten afhalen.’

‘Hebben ze bij VIP zijn getuigschriften dan niet nagetrokken?’

‘Zijn getuigschriften waren een paar jaar oud, maar heel goed.’ Ze wachtte even en ging toen door: ‘In zijn cv stond niets over zijn militaire dienst.’

‘Dat komt omdat John Star niet zijn ware naam was.’

Ze keek hem aan met een frons. ‘Had hij iemands identiteit gestolen?’ Dean gebaarde naar de bomen. Ze liepen het open terrein af en wandelden het bos in, waar ze onder vier ogen konden praten.

‘De echte John Star is in september 1999 in Kosovo omgekomen,’ zei Dean. ‘Hij was hulpverlener bij de VN en werd gedood toen zijn jeep over een landmijn reed. Hij ligt begraven in Corpus Christi in Texas.’

‘Dan weten we dus niet eens hoe onze dader heet.’

Dean schudde zijn hoofd. ‘Vingerafdrukken, gebitsfoto’s en weefselmonsters worden zowel naar het Pentagon als de CIA gestuurd.’

‘Maar van hen zullen we geen antwoorden krijgen. Of wel?’ ‘Niet als de Heerser voor hen heeft gewerkt. Wat hen betreft heb jij hun probleem opgelost. Meer hoeft er niet over gezegd of aan gedaan te worden.’

‘Ik heb dan wel hun probleem opgelost,’ zei ze bitter, ‘maar het mijne leeft nog.’

‘Hoyt? Over hem hoef je je nooit meer zorgen te maken.’

‘God, ik had één schot meer moeten lossen –’

‘Hij is vermoedelijk permanent vanaf zijn nek verlamd, Jane. Een zwaardere straf kan ik me niet voorstellen.’

Ze kwamen het bos uit bij de ongeplaveide weg. De limousine was gisteravond weggesleept, maar de bewijzen van wat er was gebeurd, waren nog te zien. Ze keek naar het opgedroogde bloed op de plek waar de man die ze kenden als John Star was gestorven. Een paar meter verderop was de kleinere vlek waar Hoyt was neergevallen, met onbruikbare ledematen, zijn ruggenmerg veranderd in pulp.

Ik had het kunnen afmaken, maar ik heb hem in leven gelaten. En ik weet nog steeds niet of ik daar goed aan heb gedaan.

‘Hoe voel je je, Jane?’

Ze hoorde de intieme ondertoon in zijn vraag, een onuitgesproken erkenning dat ze niet alleen collega’s waren. Ze keek hem aan en was opeens verlegen met haar gehavende gezicht en het dikke verband rond haar hoofd. Ze had liever gehad dat hij haar zo niet zou zien, maar nu ze tegenover hem stond, had het geen zin haar blauwe plekken te verbergen, kon ze niets anders doen dan kaarsrecht blijven staan en zijn blik beantwoorden.

‘Ik voel me best,’ zei ze. ‘Een paar hechtingen op mijn achterhoofd, wat pijnlijke spieren. Alleen voel ik me op dit moment nogal lelijk.’ Ze gebaarde vaag naar haar geschonden gezicht en lachte. ‘Maar je zou de ander moeten zien!’

‘Volgens mij kun je hier beter niet zijn,’ zei hij.

‘Wat bedoel je?’

‘Het is te vroeg.’

‘Ik moet hier juist zijn.’

‘Mag je het van jezelf nooit eens wat rustiger aan doen?’

‘Waarom zou ik?’

‘Omdat je geen machine bent. Het zal je opbreken. Je kunt niet over dit terrein lopen en doen alsof het een willekeurige plaats delict is.’

‘Juist wel.’

‘Zelfs na wat er bijna is gebeurd?’

Wat er bijna is gebeurd.

Ze keek neer op de bloedvlekken op de grond en even was het alsof de weg golfde, alsof een aardbeving de grond had doen trillen en de zorgvuldig opgetrokken muren die ze als bescherming gebruikte, opeens een bedreiging vormden voor de funderingen waar ze op stond.

Hij pakte haar hand, op een solide manier die tranen in haar ogen deed springen. Een manier die zei: je hebt voor één keer permissie menselijk te zijn. Zwak te zijn.

Ze zei zachtjes: ‘Het spijt me van Washington.’

Ze zag pijn in zijn ogen en besefte dat hij haar woorden verkeerd begreep.

‘Je wou dus dat er tussen ons nooit iets was gebeurd?’ zei hij.

‘Nee. Nee, dat bedoel ik niet.’

‘Waar heb je dan spijt van?’

Ze zuchtte. ‘Dat ik ben vertrokken zonder je te vertellen wat die nacht voor me heeft betekend. Dat ik niet echt afscheid van je had genomen. En dat…’ Ze stokte. ‘… dat ik je niet voor me heb laten zorgen, voor één keer. Want eerlijk gezegd had ik je hard nodig. Ik ben niet zo sterk als ik zelf graag mag denken.’

Hij glimlachte. Kneep in haar hand. ‘Dat zijn we geen van allen, Jane.’

‘Hé, Rizzoli!’ Het was Barry Frost die haar vanaf de rand van het bos riep.

Ze knipperde haar tranen weg en draaide zich naar hem om.

‘Ja?’

‘We hebben een dubbele 10-54. Een Quick-stop-winkel in Jamaica Plane. De slachtoffers zijn een winkelbediende en een klant. Het terrein is al afgezet.’

‘Jezus. Zo vroeg op de morgen.’

‘Ze hebben gevraagd of wij ernaartoe kunnen. Kom je?’

Ze haalde diep adem en draaide zich weer om naar Dean. Hij had haar hand losgelaten en hoewel ze zijn aanraking miste, voelde ze zich sterker. Het trillen was opgehouden en de grond voelde weer stevig aan onder haar voeten. Maar ze was er niet gereed voor een eind te maken aan dit ogenblik. Hun afscheid in Washington was te gehaast geweest en daar wenste ze geen herhaling van. Ze wilde geen leven als dat van Korsak, een trieste reeks beslissingen waar hij nu spijt van had.

‘Frost?’ zei ze, haar blik nog steeds op Dean gericht.

‘Ja?’

‘Ik ga niet mee.’

‘Wat?’

‘Laat een ander team maar gaan. Ik ben er op dit moment niet toe in staat.’

Ze kreeg geen antwoord. Ze keek om naar Frost en zag zijn verblufte gezicht.

‘Bedoel je… dat je een vrije dag neemt?’ zei Frost.

‘Ja. Dit is de allereerste keer dat ik me ziek meld. Heb je daar iets op tegen?’

Frost schudde zijn hoofd en begon te lachen. ‘Ik kan alleen maar zeggen dat het potdomme hoog tijd is.’

Ze zag Frost weglopen. Hoorde hem nog lachen toen hij het bos inliep. Ze wachtte tot hij tussen de bomen was verdwenen voor ze zich weer omdraaide naar Dean.

Hij spreidde zijn armen. Ze stapte naar voren en vlijde zich tegen hem aan.